IV. KERK STAAT en SCHOOL

De les van Dordt

Het ambt der ouders behelst, zoals we zagen, dus de onderwijzing in de beginselen der Christelijke religie, de Gereformeerde leer.

Maar dit ambt omvat meer. Volgens de Synode is het de plicht der ouders tevens hun kinderen „ernstiglijk en met vlijt tot de vreze Gods en oprechte godzaligheid te vermanen".

De Synode bevindt zich daarmee in de lijn van Zondag 39 van de Heidelbergse Catechismus. Ursinus zegt in zijn verklaring hiervan in zijn Schatboek: „Het ambt der ouders is ( ): Hen vooral te leren, of al vroeg door anderen te laten leren: de ware religie, opdat zij de Heere recht kennen en dienen, volgens Zijn Heilig Woord".

Hij verwijst dan naar Deuteronomium 6:6v: , Deze woorden die ik u heden gebied, zullen in uw hart zijn. En gij zult ze uw kinderen inscherpen en daarvan spreken, als gij in uw huis zit en als gij op den weg gaat en als gij nederligt en als gij opstaat". En ook naar Spreuken 22 : 6: Leer den jongen de eerste beginselen naar den eis zijns wegs (d.i. naar eens ieders begrip); als hij ook oud zal geworden zijn, zal hij daarvan niet afwijken".

Ursinus wil dus zeggen dat de ouders van Godswege verplicht zijn hun kinderen in de leer der waarheid naar Gods Woord te onderwijzen. Maar Ursinus noemt nog meer. En daaruit blijkt een harmonieus samenstemmen van de samenstellers van de Catechismus en de afgevaardigden op de Dordtse Synode. Hij vervolgt: , , En met dit onderwijs dient ook een godzalig voorgaan in het leven gepaard te gaan. Want die ouders tonen pas aan hun kinderen, dat zij hun van harte het goede leren, wanneer zij dat ook oprecht beleven.

Zo heeft David niet alleen zijn zoon Salomo onderwezen, maar is hem ook met een godzalig voorbeeld voorgegaan".

En de Synode én Ursinus verbinden het onderwijs in de leer der waarheid aan een godzalig voorgaan der ouders.

De Heere - zo blijkt hieruit - eist ernst en vlijt in het vermanen van onze kinderen. Hij eist dat de ouders vanuit eigen hart en leven hun zaad vermanen tot de vreze Gods en oprechte godzaligheid. Hieruit blijkt dat het ambt der ouders geen ruimte tot wereldgelijkvormigheid toelaat. Het is dan ook tegen Gods gebod als ouders hun kinderen in plaats van altijd „daarvan te spreken (Deut. 6 : 6)" voorgaan in hetgeen dat niet naar Gods Woord is. (Deut. 22 : 5). Het is voor God tekort als ouders hun kinderen zonder een godzalig voorbeeld de leer der waarheid onderwijzen. Anderzijds is het ook wel zo dat, als ouders hun kinderen nog op verstandelijke wijze voorhouden dat de voorwerpelijke gekende leer onderwerpelijk in het hart gestalte moet krijgen, dit toch in deze tijd nog hoog is te achten, daar dit al zo weinig meer gebeurt. Duidelijk blijkt ook hierin dat de wereldgelijkvormigheid het denken en de belangstelling van de ouders niet voorbijgaat.

Onze Dordtse vaderen roepen de ouders op tot een hoge plicht: De Gereformeerde beginselen , , ernstiglijk en met vlijt tot de vreze Gods en oprechte godzaligheid" hun kinderen onderwijzen. Ernstiglijk: niet oppervlakkig of terloops, maar vanuit het gevoelig besef dat deze plicht niet in eigen kracht te volbrengen is, daar alleen degene die zelf weet wat „vreze Gods en oprechte godzaligheid" is, in Gods kracht deze vermaning biddend leert betrachten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen