Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hopende en Uitziende

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hopende en Uitziende

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Daniël 7 : 12-14.

Aangaande ook de overige dieren, men nam hun heerschappij weg, want verlenging van het leven was hun gegeven tot tijd en stonde toe.

Verder zag ik in de nachtgezichten, en zie, er kwam Eén met de wolken des hemels, als eens mensen Zoon, en Hij kwam tot de Oude van dagen, en zij deden Hem voor Denzelven naderen.

En Hem werd gegeven heerschappij en eer en het Koninkrijk, dat Hem alle volken, natiën en tongen eren zouden; Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die niet vergaan zal, en Zijn Koninkrijk zal niet verdorven worden.

HOPENDE: Over vers 11 moesten we eerst nog even iets zeggen. In dat 1 Ie vers lezen we: „Toen zag ik toe vanwege de stem der grote woorden, welke die hoorn sprak; ik zag toe, totdat het dier gedood en zijn lichaam verdaan werd, en overgegeven om van het vuur verbrand te worden". Die kleine hoorn die Daniël zag, had ogen als mensenogen, en een mond, grote dingen sprekende. Godslasterlijke dingen waren het, die deze kleine hoorn sprak.

Daniël heeft zich daarover moeten ontzetten. Daarom zag hij ook toe vanwege de stem der grote woorden, welke die hoorn sprak. Dat kon de Heere niet toelaten. Daniël heeft er zich over moeten verwonderen dat de Heere zulke verschrikkelijke lasteringen zo lang verdragen kon. Het einde van het vierde dier en ook van die kleine hoorn zou vreselijk moeten zijn. Daniël zag toe, totdat het dier gedood en zijn lichaam verdaan werd, en overgegeven om van het vuur verbrand te worden. We zien een duidelijke overeenstemming in wat hier van dat vierde dier en van die kleine hoorn gezegd wordt met wat we in Openbaring 19 van het beest beschreven vinden en die valse profeet, die de tekenen in de tegenwoordigheid van hetzelve gedaan had. Deze twee zijn levend geworpen in den poel des vuurs, die met sulfer brandt, zoals we daar lezen.

UITZIENDE: Maar het wachtte daarmee dus op de door God bestemde tijd. We moeten ons soms ook nog verwonderen over de lankmoedigheid Gods, als we zien welke Godslasterlijke dingen er wel gesproken en geschreven worden, want onder de Goddelijke toelating kan er veel gebeuren. En dat ook nog wel onder de godsdienst. De Heere doet echter bezoeking over al die ongerechtigheid op Zijn tijd.

HOPENDE: Dat lezen we nu ook in het 12 vers, want daar wordt gezegd: „Aangaande ook de overige dieren, men nam hun heerschappij weg, want verlenging van het leven was hun gegeven tot tijd en stonde toe".

Er wordt in deze tekst dus ook nog over die andere dieren gesproken. Al wat nog overig was van de machten van die eerste drie dieren, zou ook verdwijnen. Kort en goed wordt hier gesproken over het einde van alle machten die zich tegen God en Zijn Koninkrijk verzetten. Maar het wacht daarin op de door God bestemde tijd.

UITZIENDE: Och vriend, ik heb in mijn leven altijd op Gods tijd moeten wachten. En ik weet dan ook wel uit ervaring hoe ontzettend moeilijk dat kan zijn. Wij kunnen meest op de Heere niet wachten. Die Saulsgestalte kunnen we dus ook wel bij onszelf vinden. Ik ben er echter altijd wel achter gekomen dat Gods tijd de beste tijd is. Dan heb ik steeds de wijsheid Gods in Zijn handelingen mogen aanschouwen. Neen, de Heere vergist Zich niet. Hij weet het toch altijd wel beter dan dat wij het weten. En ge moogt van me weten dat ik er toch wel iets van geleerd heb om op 's Heeren tijd te wachten. God maakt alle dingen schoon op Zijn tijd. En zoals Hij het doet, hadden wij het niet kunnen doen. O die aanbiddelijke raad Gods toch, waarin Hij van alles wat er gebeurt de juiste tijd en stonde heeft bepaald!

HOPENDE: Zo is ook het ogenblik van Christus' komst in de wereld bepaald, alsook het ogenblik van zijn doorluchte wederkomst. We lezen in vers 13: Verder zag ik in de nachtgezichten, en zie, er kwam Eén met de wolken des hemels, als eens mensen Zoon, en Hij kwam tot den Oude van dagen, en zij deden Hem voor Denzelven naderen. Weer worden we dus bij Christus' wederkomst bepaald. Maar tegelijk worden we met deze woorden op Zijn komst in het vlees gewezen. Als er dan ook wordt gezegd, dat Hij komt op de wolken des hemels als eens mensen Zoon, dan zegt de kanttekening: , 0m, nadat Hij op aarde de verborgenheid onzer zaligheid zou verricht hebben, ten hemel opgenomen te worden tot Zijn Vader, en aan Zijn rechterhand te zitten, te regeren en te oordelen de levenden en de doden". Er wordt van Christus gesproken als eens mensen Zoon. Hiervan zegt de kanttekening: ierdoor werd de Messias of Christus afgebeeld, gelijk Openb. 1:13, die in het vlees verschijnen zou, rrtaar nog niet verschenen was. Zie Gal. 4 : 4. En merk, dat hier in de Chaldeeuwse tekst een woord staat, hetwelk betekent een broos en krank mens, betekenende dat Christus de menselijke natuur met al haar krankheden zou aannemen, de zonde uitgenomen".

Toen Daniël dit in de nachtgezichten zag, moest Christus nog op aarde komen. Hij moest de menselijke natuur nog aannemen. Deze vernedering zou aan Zijn verhoging voorafgaan. De kanttekening wijst ons dus bij deze tekst op de betekenis van de eerste komst van Christus zowel als op die van Zijn tweede komst. Het heeft ons ook zeer veel te zeggen als hier van Christus als eens mensen Zoon wordt gesproken. Het was met een beroep op deze profetie van Daniël, dat Christus tijdens Zijn omwandelingen op aarde steeds van Zichzelf gesproken heeft als de Zoon des mensen. Men heeft dan wel begrepen wat Hij bedoelde. Kajafas heeft Hem gevraagd: „Ik bezweer U bij den levenden God, dat gij ons zegt, of Gij zijt de Christus, de Zone Gods ? " En dan lezen we: , , Jezus zeide tot hem: Gij hebt het gezegd. Doch ik zeg ulieden: Van nu aan zult gij zien den Zoon des mensen, zittende ter rechterhand der kracht Gods en komende op de wolken des hemels". Kajafas had het begrepen. Hij durfde dus van Zichzelf te zeggen dat Hij de Zoon des mensen was volgens Daniels profetie. , , Toen verscheurde de hogepriester zijn klederen, zeggende: Hij heeft God gelasterd; wat hebben wij nog getuigen van node? Zie, nu hebt gij Zijn godslastering gehoord".

UITZIENDE: Wat de kanttekening allereerst zegt van die aanneming van de menselijke natuur, geeft ons op zichzelf ook al heel wat te overdenken. Christus is waarachtig mens geworden. Hij was eens mensen Zoon. Hij behoorde tot ons menselijke geslacht. Zo kon Hij als Borg de schuld der Zijnen dragen. Ook de erfschuld. Al had Hij persoonlijk geen erfschuld, maar als Borg werd Hem voor de Zijnen wel de schuld van Adam toegerekend. Ook droeg Hij de gevolgen der zonde, waarom de kanttekening er ook op wijst dat er van Hem als een broos en krank mens gesproken wordt. Hoewel zonder zonde, is Hij verder de mensen in alles gelijk geworden. Zo is God geopenbaard in het vlees. Nooit is dat wonder van Christus' menswording door ons te vatten. Tot Ezechiël heeft de Heere vele malen gezegd: , Mensenkind". Zo sprak de Heere hem aan tot zijn vernedering. Ook is Daniël op een zelfde wijze aangesproken, zoals we in hoofdstuk 8:17 kunnen lezen. Daar is tot hem gezegd: , Versta, gij mensenkind, want dit gezicht zal zijn tot den tijd van het einde". Al werd Daniël een zeer gewenste man genoemd, hij moest toch ook weten dat hij een mensenkind was.

Maar vriend, hoe diep heeft de Middelaar Zich dan toch willen vernederen! Hij was de waarachtige God en werd eens mensen Zoon. Hij nam de menselijke natuur aan, om die nooit meer af te leggen. Hij blijft tot in eeuwigheid des mensen Zoon.

HOPENDE: Dit moet ons toch wel met een eerbiedige heilige verwondering vervuld doen zijn. Deze grote wonderlijke verborgenheid werd hier aan Daniël in dit nachtgezicht getoond. Hij zag hoe Christus tot de Oude van dagen kwam. De kanttekening wijst erop, dat ons daarmee gezegd wordt hoe Hij nadat Hij Zijn werk op aarde verricht zou hebben, ten hemel opgenomen zou worden tot Zijn Vader, om aan Zijn rechterhand te zitten, vandaar te regeren en uiteindelijk te komen om te oordelen de levenden en doden. En als er staat, dat zij Hem voor Denzelven deden naderen, dan zeggen de kanttekenaren en al de goede verklaarders daarvan, dat het de heilige engelen zijn geweest, die Hem bij Zijn hemelvaart omringd hebben en alzo de hemel hebben ingebracht. Wat hebben de engelen daarin toch ook een zalig werk mogen doen! Ze hebben de hemelen vervuld met hun jubelzangen en zo de Zoon des mensen vergezeld in Zijn nadering tot de Oude van dagen tot Zijn eigen geliefde Vader, van Wie Hij op zulk een smartelijke wijze is verlaten geweest. En nu werd Hem gegeven heerschappij en eer en het Koninkrijk, dat Hem alle volken, natiën en tongen eren zouden. Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die niet vergaan zal, en Zijn Koninkrijk zal niet

verdorven worden. In geheel de tijd des Nieuwen Testaments zou Hij zo als Koning in Zijn kerk als Zijn geestelijk hemels Koninkrijk regeren. Uit alle volken heeft Hij de Zijnen willen toebrengen. Zijn bewarende zorg is ook over Zijn kerk tot het einde toe. Hij wandelt tussen de zeven gouden kandelaren en houdt de zeven sterren in Zijn rechterhand. Zijn Koninkrijk kan en zal niet verdorven worden.

UITZIENDE: Hoe vertroostend is dit gezicht dan toch ook voor de kerk des Heeren in deize bange tijd. Ik geloof dat we toch door een innerlijke drang bij de Heere vandaan ertoe gekomen zijn om deze profetie met elkaar te bespreken. We hebben samen ook al wat strijd op het kerkelijk erf met elkaar meegemaakt. En och, het zijn toch gedurig nog de aangenaamste ogenblikjes als we bij elkaar mogen komen, om zo met elkaar na te gaan wat Gods Woord ons voor deze tijd tot onze lering en vertroosting te zeggen heeft.

HOPENDE: We hopen daar aan de hand ook van dit hoofdstuk nog wat meer van te horen. De heiligen der hoge plaatsen zullen het Rijk bezitten tot in der eeuwigheid, zoals het 18e vers ons zal doen beluisteren.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 juli 1987

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Hopende en Uitziende

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 juli 1987

De Wachter Sions | 8 Pagina's