Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hopende en Uitziende

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hopende en Uitziende

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Daniël 8:13.

Daarna hoorde ik een heilige spreken; en de heilige zeide tot den onbenoemde, die daar sprak: Tot hoelang zal dat gezicht van het gedurige offer van den verwoestenden afval zijn, dat zo het heiligdom als het heir ter vertreding zal overgegeven worden ? Enz.

HOPENDE: Aan Johannes op Patmos heeft de Heere veel geopenbaard aangaande toekomende dingen, maar aan Daniël heeft de Heere dit in het land van Babel niet minder gedaan. Daniël kreeg eigenlijk nog meer te zien, want hij leefde eerder dan Johannes en hij heeft ook gezien wat er tot het eind der dagen toe gebeuren zou. Daar Daniël eerder leefde dan Johannes en een profeet was uit de tijd van het Oude Verbond, heeft hij ook te zien gekregen wat er nog aan de komst van Christus in het vlees zou voorafgaan. De vorige keer hebben we het al besproken, welk een benauwde tijd het voor het Israël van de oude dag nog zou worden, als het gedurig offer zou worden weggenomen en de woning Zijns heiligdoms zou worden nedergeworpen en de waarheid ter aarde zou worden geworpen. Daniël is er van ontroerd geworden, als hem dit getoond werd. Dat behoeft ons niet te verwonderen. Uit het vervolg van dit hoofdstuk blijkt het wel duidelijk, dat Daniël niet begrepen heeft wat hem nu getoond werd. De Heere is hem echter in deze verlegenheid liefderijk tegemoet gekomen, want hij had ook dat gezicht van die ram en die geitebok en die kleine hoorn niet voor niets gekregen. Er werd hem daarin iets bijzonders geopenbaard. We lezen nu, dat hij een heilige hoorde spreken. Die heilige was een engel. De verklaarders zijn het daarover wel eens met elkaar. Maar die engel sprak met een andere engel. Dus die engel sprak niet tot Daniël. Daniël hoorde dat die engel een vraag stelde aan de Onbenoemde. Hij wilde weten hoelang het duren zou, dat het heiligdom zo ter vertreding zou worden overgegeven. Onze kanttekening merkt hierbij op, dat de engelen wensen in te zien in de verborgenheden Gods.

UITZIENDE: Och vriend, dat heeft toch nog niet lang geleden even mijn overdenking gehad. Die turende engelen op het verzoendeksel hebben ons toch wat te zeggen! De engelen zijn erg wijs. De Thekoïetische vrouw heeft tot David gezegd: , , doch mijn heer is wijs, naar de wijsheid van een engel Gods, om te merken alles wat op de aarde is". Zij sprak dus over de wijsheid van een engel Gods. De engelen zijn echter niet alleen wijs, maar zij zijn ook volmaakt heilig. Zij zijn gebleven in de staat waarin God hen had gesteld. En deze heilige engelen zijn begerig om in die verborgenheid in te blikken hoe God, niettegenstaande Zijn heilige wet de zondaar vervloeken moet, van vrede tot de zondaar kan spreken van boven het verzoendeksel. Het is toch ook zo onbegrijpelijk, dat de vlekkeloos Heilige, de allerhoogste Majesteit, Die een ontoegankelijk licht bewoont, een weg geopend heeft in Zijn eigen geliefde Zoon, waardoor Hij Zich in gunst kan inlaten met een nietig, zondig, van Hem afgevallen mensenkind, met een mens die tegen Hem heeft durven rebeleren en in zijn natuurstaat niet anders dan zijn vijandschap kan openbaren. Vriend, hoe ouder dat ik word, hoe wonderlijker en onbegrijpelijker dat dit voor mij wordt. Maar als ik dan zie, hoe die heilige volmaakte troongeesten toch zo begerig waren om in die verborgenheid in te blikken, dan moest ik toch zeker wel begerig zijn om in de ontdekking van die verborgenheid me te verwonderen, daar ik als een zondig gevallen mensenkind daar toch meer belang bij moet hebben dan de heilige engelen. En zeker, nooit zal dit wonder te begrijpen zijn, want het werk der zaligheid laat zich niet door ons begrijpen. Het laat zich alleen bewonderen en het doet zich steeds meer bewonderen. Maar dat neemt niet weg, dat we dan toch ook steeds meer begerig ernaar zouden moeten zijn, dat de Heere ons iets van die zaligheid zal willen doen smaken die in die verborgenheid te vinden is. De eeuwigheid zal ertoe nodig zijn om die verborgenheid te bewonderen en er God voor te aanbidden en te bewonderen. Maar zou dit wonder dan ook onze gedachten niet meer bezig moeten houden hier in de tijd? Die dierbare Borg heeft de heilige wet Zijns Vaders als die meerdere Verbondsark gedragen in het binnenste van Zijn ingewand. En Hij heeft de vloek van die overtreden wet voor de Zijnen willen wegdragen, door Zelf een vervloekte voor hen te worden. Vriend, hoe dichter dat ik bij het einde van mijn loopbaan kom, hoe wonderlijker dat het mij wordt, dat die gezegende Borg zulk een weg heeft willen gaan voor zo'n ellendig diep gevallen mensenkind. Ik kan het vanwege het wonder steeds minder geloven dat die eeuwige zaligheid voor mij zal zijn weggelegd. Maar och vriend, dan denk ik toch weleens bij mezelf: Zou ik dan verstoken moeten blijven van het allerliefste werk dat ik toch zo graag eeuwig zal willen doen, namelijk het kroontje te werpen voor de voeten van dat dierbare geslachte Lam? Als de deur voor mij gesloten blijft, heb ik niets te zeggen, want dat zal geen wonder voor me zijn, maar ik moet er niet aan denken dat ik de kroon niet voor de voeten van dat Lam zal kunnen neerwerpen.

HOPENDE: Man, je zou me helemaal doen vergeten dat we bezig zijn om met elkaar het boek Daniël te bespreken. Je raakt daar toch wel even mijn hart; dat moet ik zeggen. Het ligt bij mij niet anders. Ik ben ook in de Kort-Ademstraat terechtgekomen, maar ik hoop dat ik straks toch een lange adem zal mogen hebben om God en het Lam te verheerlijken. En die lieve engelen, hoewel zij niet gevallen zijn, zullen er zich toch ook zo in verblijden dat God en het Lam eeuwig verheerlijkt worden om dit onbegrijpelijke werk der zaligheid. Daniël hoorde dus een engel spreken. „Daarna hoorde ik een heilige spreken", zo lezen we. De engelen kunnen dus ook spreken. Er wordt over de talen der mensen en der engelen gesproken in 1 Kor. 13. Ook hebben zij gezongen in de velden van Efrata in een voor de herders verstaanbare taal. Wat is dat toch een heerlijk gezang geweest! In de morgenstond der schepping, als de aarde nederzonk op haar grondvesten, hebben zij ook gezongen. Ze hebben geweten dat God met de schepping der aarde een bijzonder oogmerk moest hebben, hoewel zij niet geweten hebben van Gods eeuwige raad tot de verlossing van gevallen Adamskinderen door zulk een weg als die in de borgtocht van Immanuël zou worden geopend. En op die eerste dag der schepping hebben dus de engelen die later duivelen zijn geworden, ook nog mee gezongen. God schiep eerst de hemel en daarin het hemelse heir en toen de aarde. En toen de aarde nederzonk op haar grondvesten, zongen al de morgensterren tezamen vrolijk en al de kinderen Gods juichten. Maar toch is er een deel van die engelen van God afgevallen. Die zingen niet meer. Die kunnen alleen maar woeden tegen het werk der zaligheid. Maar nu lezen we in dit hoofdstuk van de engel Gabriel, die aan Daniël het gezicht te verstaan moest geven. Deze Gabriel is ongetwijfeld dezelfde Gabriel geweest als die aan Zacharias en aan Maria, de moeder des Heeren, is verschenen.

UITZIENDE: Dat vind ik toch ook zo'n lieve engel, vriend! Ja, ge zult misschien wel denken: Die Uitziende heeft het steeds maar over lieve Bijbelheiligen en lieve engelen. En nu vindt hij die Gabriel nog in het bij zonder zo'n lieve engel. Nu j a, vergun me het toch maar dat ik mijn hart zo ontboezem tegen je, als we over die heilige troongeesten spreken. Ik heb nu eenmaal ontzettend veel liefde in mijn hart ook tot die heilige engelen gekregen. Daarom is het voor mij ook een uitgemaakte zaak dat die Sadduceeën genadeloze mensen zijn geweest. Zij geloofden niet dat er een engel of geest was en zij loochenden de onsterfelijkheid der ziel. Die mensen hebben dus nooit met de duivel kennis gemaakt en nooit het gewicht der eeuwigheid gevoeld, anders hadden zij dat niet kunnen loochenen. En ook hebben zij nooit de engelen leren kennen als gedienstige geesten. Deze gedienstige geesten worden uitgezonden tot dienst dergenen die de zaligheid zullen beërven.

Maar daarom heb ik ze ook zo lief. We mogen ze niet vereren. Dat willen zij zelf ook niet. De engel wilde door Johannes niet aangebeden worden. Maar we mogen ze wel liefhebben om het werk dat zij doen in die staat waarin zij mochten volharden. Dat is bij hen ook vrucht van Goddelijke verkiezing. Men wil de uitverkiezing maar verzwijgen, terwijl de engelen zelfs in de uitverkiezing eeuwige stof van verwondering voor zichzelf mogen vinden, want als vrucht van de Goddelijke verkiezing zijn zij staande gebleven als die andere engelen van God afvielen. Dus al worden zij niet uit genade door Christus verlost gelijk als de gevallen mens, zij mogen zich toch ook in het vrije welbehagen beroemen.

HOPENDE: Jij mag gerust van mij zeggen dat die engelen lieve engelen zijn. Zij zijn nog volmaakt rein en heilig, ook wel als vrucht van de Goddelijke verkiezing, maar zij mogen dan toch ook een heerlijk werk doen. Altijd zijn zij vaardig op het woord van 's Heeren mond en zij verblijden zich in het werk der zaligheid, als het gevallen zondaren betreft. En wat is die Gabriel ook vaardig geweest om zijn boodschap aan Zacharias en ook aan Maria te brengen. Hij heeft het ongeloof ook in Zacharias niet kunnen verdragen. „Ik ben Gabriel", zo heeft hij gezegd, „die voor God sta". Maar hoe heeft hij toch ook Maria liefderijk aangesproken, als hij tot haar gezegd heeft: , , Wees gegroet, gij begenadigde; de Heere is met u, gij zijt gezegend onder de vrouwen". En deze engel Gabriel moest nu aan Daniël het gezicht te verstaan geven. Maar vriend, we moeten op heden afbreken. Ik had gedacht dat ik over dit moeilijke hoofdstuk gauw uitgepraat zou zijn, maar ik zie wel dat het toch ook een dierbaar hoofdstuk is. Heel Gods Woord is dierbaar. Wij zijn toch zulke blinde schepselen. Nu, tot de volgende keer, zullen we hopen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 oktober 1987

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Hopende en Uitziende

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 oktober 1987

De Wachter Sions | 8 Pagina's