Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

JONA XII.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

JONA XII.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Meditatie

En Jona verblijdde zich over den wonderboom met grote blijdschap. Jona 4 : 6b.

Geliefden, Zo hopen wij dan nu onze aandacht te geven aan het laatste hoofdstuk van de profetie van Jona. Zou Jona dit boek zelf hebben geschreven? Matthew Henri zegt: Het is meer een geschiedenis dan een profetie en gelooft ook, dat Jona gedreven en geïnspireerd door de Heilige Geest dit boek heeft geschreven. Gelijk Mozes, heeft ook Jona zijn eigen gebreken moeten opschrijven en dat tot ere van Gods onveranderlijke trouw en weldadigheid. Maar ook opdat juist in dat leven de eeuwige en onveranderlijke liefde Gods zal uitblinken.

Wij hebben in het vorige hoofdstuk gezien dat het volk van Ninevé zich op de prediking van Jona bekeerden van hun boze wegen. En daar zijn wij er ook bij bepaald geworden dat de Heere als een goedertieren God het oordeel kwam uit te stellen. En dan lezen wij in het eerste vers van ons hoofdstuk: „Dat verdroot Jona met groot verdriet en zijn toorn ontstak".

Het laatste vers van ons vorige hoofdstuk gaf ons nog een korte overdenking over het wonder wat het voor Gods volk uit zal maken, als wij zo lazen: „En Hij deed het niet". Maar het zal voor dat volk in Ninevé ook wat uitgemaakt hebben dat de Heere het om Zijns Zelfs wil niet deed. Meer dan een miljoen mensen verblijd dat het oordeel niet voltrokken werd. Maar één man was er niet mee verblijd, maar boos en verdrietig. En dat was nog wel de profeet Jona. Een leraar met genade. Hoe is dat nu toch mogelijk zou u zeggen. Ach gel., als u niet weet hoe dat toch mogelijk is, dan ben ik bang dat u nog niet recht aan u zelf ontdekt bent aan de verdorvenheid en vijandschap van uw bestaan. Want o, de Heere doet het toch nooit goed? Wat zijn er niet een tegenredenen bij de mens te vinden tegen de handelingen des Heeren. Wat willen wij Hem toch eigenlijk altijd bevel geven over het werk Zijner handen. Neen, dat is Gods ware volk niet vreemd. Wat is er vaak een zuchten tegen de weg die God komt te houden.

Jona heeft moeten prediken: Nog veertig dagen en Ninevé zal worden omgekeerd.

En op de bekering van dat volk lezen wij: En hij deed het niet. Dus Jona's woord kwam niet uit. En zo stelde hij zijn eigen eer boven de ere Gods. Och, zo zitten wij daar ook vol van. Het is meer de vraag: Hoe kom ik er door, - dan, hoe komt God aan Zijn eer. Dat weten degenen die een ambt bekleden in Gods kerk wel, als we maar eens eerlijk gemaakt mochten worden. Jona waagt er liever alles aan dan dat hij zijn eer moet verliezen. Ontdekking is wel pijnlijk maar toch profijtelijk. Door een zuivere ontdekking leert men die bron van ongerechtigheid recht kennen en blijft er geen bekeerd, maar een ellendig en arm mens over. Maar dan wordt het juist voor zulken toch zo'n wonder, dat de aifgrond van Gods eeuwige liefde roept tot de afgrond van des mensen verdorvenheid. En is het zo waar wat een Engelsche Godgeleerde zegt: De afgrond van Gods eeuwige liefde is groter dan de afgrond van de verdorvenheid des zondaars, zodat de aigrond der Goddelijke liefde, de afgrond der verdorvenheid geheel verslindt.

Jona werd verdrietig over de handelingen des Heeren en zijn toorn ontstak. Boos en gemelijk op Gods handelingen. En hij bad tot de Heere. Wat vinden wij hier? Een vijandige bidder. Eén bonk vijandschap, opstand en onverenigdheid lag hier op de aarde. Niets was er meer goed. Alleen Jona was nog maar goed. Ook deze gang is Gods volk niet vreemd. Wat een vijandschap kan er in de ziel oprijzen tegen de weg die de Heere komt te houden. Veronderstel eens dat de Heere een in de goddeloosheid levend mens kwam te bekeren en ons of onze kinderen voorbij ging, zouden wij niet boos op God worden? O, het moet er maar eens op aankomen. Nog een voorbeeld: Daar is een zeer liefhebbende en zorgzame moeder van een groot gezin, welke de Heere door de dood komt weg te nemen en een in openbare zonde levende vrouw wordt door Gods lankmoedigheid nog gespaard. Wat kan dat een vijandschap en wel duizend waaroms opwerpen. Van Jona lezen wij dan: En hij bad tot de Heere. En dat met een onverenigd hart, ja, met een hart vol van vijandschap en boosheid. En hij zeide: Och Heere, was dit mijn woord niet, als ik nog in mijn land was? Daarom kwam ik het voor, vluchtende naar Tarsis.

In het eerste hoofdstuk hebben wij gehoord dat de Heere Jona de opdracht gaf om te gaan naar Ninevé en tegen haar te prediken. Nu blijkt uit de woorden van Jona, dat Jona of gesproken, of gedacht zal hebben: Heere, dat kan ik nu wel doen, tegen Ninevé zeggen dat het er slecht met hen voorstaat als zij blijven doorgaan in de weg der zonden, maar ik weet zeker dat wanneer zij zich van hun boosheid bekeren, dat Ü hen genadig zult zijn en wat komt er dan van mijn prediking uit? Ik ga niet en ik doe het niet! Ik ga mijn eigen weg, ik ga naar Tarsis. Laat die stad, ja al die mensen maar in hun goddeloosheid vergaan. Jona geeft een redengevend woord aan. Want, zegt hij. Want ik wist, dat Gij een genadig en barmhartig God zijt, lankmoedig en groot van goedertierenheid en berouw hebbende over het kwaad. Dat wist Jona dus. Dat had hij in zijn eigen leven ondervonden. God had Zich over hem ontfermd. Wat een liefdeloze gang bij Jona zou men zeggen. En dat is het ook. Maar o, wat is er toch veelal een liefdeloosheid waar te nemen ook bij de mens die onder de waarheid leeft. Maar ook in het hart van Gods ware volk is het menigmaal als bij Kaïn: Ben ik mijns broeders hoeder? Ach het is niet te zeggen wat er in het hart van de gevallen mens huist. Dan is hij maar een vijand van God en van zijn naaste geworden en zijn verdorven natuur zal hij hier nu nooit te boven komen. Het is werkelijk een wonder als het er eens onder mag liggen. Eigen eer, wil en zin drijven menigmaal zo boven. Wat was het toch voor Jona en voor de ganse kerk een eeuwig wonder te beleven dat de Heere een genadig, barmhartig, lankmoedig en goedertieren God is. En dat het voor hen gegolden heeft: En Hij deed het niet. Zo als wij in het vorige hoofdstuk mochten beluisteren.

Jona gaat nog verder en vraagt of hij maar mag sterven. , , Nu dan, Heere neem toch mijn ziel van mij, want het is mij beter te sterven dan te leven". Ziet u nu dat een mens ook na ontvangen genade zelfs liever sterft dan dat hij het God gewonnen geeft? O, wat is er toch een almachtige en onwederstandelijke kracht Gods nodig om een mens er onder te brengen. Het is maar gelukkig dat de Heere al die gebedjes niet verhoort, ook die tegen zuchtingen niet. Want dan zou het er niet best uitzien. Maar de Heere hoort het wel. En daar komt ook Gods volk wel eens op een pijnlijke wijze achter. O, wat moet men toch vaak terug halen wat gedacht of gesproken is in het verborgen voor Gods Aangezicht. In deze mag men ook wel uitroepen: Hij handelt nooit met ons naar onze zonden; hoe lang en hoe zwaar wij ook Zijn wetten schonden.

Wordt vervolgd.

A.

V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 november 1987

De Wachter Sions | 8 Pagina's

JONA XII.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 november 1987

De Wachter Sions | 8 Pagina's