Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hopende en Uitziende

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hopende en Uitziende

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Daniël 8:14-19.

En Hij zeide tot mij: Tot tweeduizend en driehonderd avonden en morgens; dan zal het heiligdom gerechtvaardigd worden. Enz.

HOPENDE: De laatste keer hebben we beluisterd welk een vreselijke tijd er nog voor het Jodendom komen zou eer de belofte van de komst van de Messias in vervulling zou gaan. De vraag is gedaan hoelang die tijd zou duren. En het antwoord op die vraag kunnen we in het 14e vers vinden. Dit antwoord werd door de Onbenoemde gegeven aan Daniël. De engel had die vraag aan die Onbenoemde gedaan, maar Daniël kreeg het antwoord. Het werd hem nauwkeurig gezegd hoelang die vreselijke verwoesting en ontering van het heiligdom des Heeren duren zou. Tweeduizend en driehonderd avonden en morgens. Zoals de geschiedenis ons laat weten, heeft die verwoestende afval waarvan in het 13e vers gesproken is, zes jaren, drie maanden en achttien dagen geduurd.

Daarna zou het heiligdom gerechtvaardigd worden. De kanttekening zegt daarvan: „Dat is, van God voor rechtvaardig verklaard en gehouden worden; dat is, erkend en aangenomen voor Zijn huis, hetwelk hij tevoren door Zijn rechtvaardig oordeel had verstoten en laten ontheiligen; of zal gerechtvaardigd worden; dat is, zal van het onrecht en afgodisch misbruik bevrijd en in zijn wettelijk en rechtmatig gebruik hersteld worden".

UITZIENDE: Alles heeft hier op aarde een bestemde tijd. Er is een tijd om af te breken en een tijd om te bouwen. De tijd van het lijden van de kerk kan soms wel heel lang schijnen te zijn, maar er wordt toch over gesproken als een verdrukking van slechts tien dagen. Och vriend, als we de verdrukking zo nog weer eens mogen zien, dan mogen we er nog weer eens overheen kijken. En dan is die zeer lichte verdrukking, die zeer haast voorbijgaat, toch weer niet in aanmerking te nemen tegenover de heerlijkheid die aan ons geopenbaard zal worden. De eeuwigheid is eindeloos. Droefenis en zuchting zullen straks wegvlieden en eeuwige blijdschap zal er op het hoofd van de vrijgekochten des Heeren zijn. De Heere wil toch altijd op zulk een liefderijke wijze Zijn volk het einde van de verdrukking voor ogen stellen. Het heeft ons dus wel wat te zeggen, als aan Daniël bij dat ontstellende gezicht dat hem getoond werd, tegelijk te zien gegeven werd dat er toch een einde aan die verwoestende afval komen zou en dat het heiligdom nog weer gerechtvaardigd zou worden. En ik geloof, dat dit gezicht dat Daniël kreeg, ons voor deze tijd ook nog wel wat te zeggen heeft. Hoe ligt het heiligdom des Heeren op het ogenblik toch ook als verwoest. Maar de Heere blijft Zich toch altijd nog weer over Zijn kerk ontfermen. Er wordt aan de vijand toch altijd nog paal en perk gesteld. Als we lezen hoe verschrikkelijk die Antiochus Epifanes het heiligdom des Heeren verontreinigd heeft, zoals we dat de vorige keer bespraken, dan moeten we ons toch over de lankmoedigheid Gods wel verwonderen. In het binnenste heiligdom mocht niemand komen buiten de hogepriester om. Maar Antiochus Epifanes is wel doorgedrongen tot het binnenste heiligdom en heeft de dienst des Heeren grote smaadheid aangedaan. De 74e Psalm is op die tijd ook wel van toepassing geweest. Maar de Heere zou op Zijn tijd wel met de vijand afrekenen, zoals we nog wel hopen te beluisteren. Laten we daarom maar verder met elkaar nagaan wat de Heere Daniël heeft doen weten.

HOPENDE: We lezen in het 15e vers: „En het geschiedde toen ik dat gezicht zag, ik Daniël, zo zocht ik het verstand deszelven; en zie, er stond voor mij als de gedaante eens mans". Daniël had maar nodig om door de Heere onderricht te worden. Maar de Heere maakte hem Zelf begerig naar dat onderricht. Wonderlijk handelt de Heere toch altijd met Zijn volk, als Hij de ziel ontvankelijk wil maken voor geestelijke onderwijzingen. Dan gebeurt het wel, dat Hij iets uit Zijn Woord tot de ziel brengt, waar men werkelijk geen weg mee weet. Zo weet Hij de mens van de hoogte van zijn waanwijsheid af te stoten. Ook in deze weg zal Hij de wijsheid der wijzen doen vergaan. Daniël kwam toch op zo'n goed plekje terecht, toen hij begerig werd naar een recht verstaan van wat de Heere hem deed zien. Toen kon de grote Profeet en Leraar ter gerechtigheid hem onderwijzen. De mens staat uit en van zichzelf altijd maar zo hoog met wat hij meent te weten. Maar een mens die het zo goed weet, is niet ontvankelijk voor hemels onderwijs. Die is te wijs voor het profetisch onderwijs van de opperste Wijsheid. Die opperste Wijsheid is hier bij Daniël aan het woord gekomen. Er stond voor hem als de gedaante eens mans. Er wordt verschillend over gedacht, of hier Christus of Gabriel bedoeld wordt. Maar we lezen in ieder geval in het 16e vers: „En ik hoorde tussen Ulai eens Mensen stem, die riep en zeide: Gabriel, geef dezen het gezicht te verstaan". Die stem eens Mensen was de stem van Christus. Daar behoeft geen twijfel over te bestaan. De engel Gabriel is toen naderbij gekomen, want we lezen in het 17e vers: „En hij kwam nevens waar ik stond; en als hij kwam, verschrikte ik en ik viel op mijn aangezicht. Toen zeide hij tot mij: Versta, gij mensenkind, want dit gezicht zal zijn tot den tijd van het einde".

Daniël heeft veel te zien gekregen, want zijn profetie heeft ons voor deze tijd ook veel te zeggen. De Heere heeft hem laten zien wat er nog aan de komst van Christus in het vlees vooraf zou gaan, maar ook wat er nog zou gebeuren voor de wederkomst des Heeren. Daarom hebben wij er ons toe gedrongen gevoeld om met elkaar deze profetie van Daniël te gaan bespreken.

UITZIENDE: Och vriend, wilt ge wel geloven, dat ik nu zomaar in mijn gedachten naast Daniël sta ? Neen, niet dat ik me aan hem gelijk wil stellen, maar ik ben er toch ook wel een beetje begerig naar om nu met hem te luisteren naar wat de engel Gabriel hem te zeggen had. Het zou me namelijk een wonder zijn, als ik me ook nog eens ingesloten mocht zien in wat aan Daniël tot vertroosting van de kerk van alle tijden werd getoond.

HOPENDE: We lezen in het 18e vers: „Als hij nu met mij sprak, viel ik in een diepen slaap op mijn aangezicht ter aarde. Toen roerde hij mij aan en hij stelde mij op mijn standplaats". Daniël viel dus in een diepe slaap. Het wil zeggen dal het voor hem niet anders was dan of hij sliep. Eerst lezen we dus, dat hij op zijn aangezicht viel. Maar nu viel hij zelfs in een diepe slaap. Hij viel als geheel in zwijm. Al wat hij nu zag, heeft hem dus zeer ontsteld. Er is ook niet gering over te denken, als de Heere zulk een hemels gezicht geeft aan een nietig mensenkind. Daniël werd ook een mensenkind genoemd door de engel. Hij kreeg dus dezelfde naam als Ezechiël. Maar de Heere wilde een mensenkind veel te zien geven. We lezen in vers 19: „En hij zeide: Zie, ik zal u te kennen geven, wat er geschieden zal ten einde dezer gramschap; want ter bestemder tijd zal het einde zijn".

UITZIENDE: Terwijl u nu zoeven deze verzen voorgelezen hebt, kreeg ik toch wel weer wat te overdenken. Daniël kori dus het gezicht van een heilige engel niet verdragen. En Daniël was een kind van God, al werd hij ook een mensenkind genoemd. Maar hoe zal een mens het toch maken, als hij onvoorbereid voor de dood en voor de grote dag des oordeels, straks het Hoofd der engelen en de Rechter der ganse aarde op de wolken des hemels zal zien verschijnen? Geen ogenblik zal hij voor Hem kunnen bestaan. Toch zullen wij allen geopenbaard worden voor de rechterstoel van Christus. Maar als er geen olie des Geestes in de vaten aanwezig zal zijn, zal men in plaats van op zijn standplaats gesteld te worden, moeten horen: „Gaat weg van Mij, alle gij werkers der ongerechtigheid".

Dan hebt u verder voorgelezen, hoe door de engel tot Daniël gezegd werd: , , Zie, ik zal u te kennen geven, wat er geschieden zal ten einde dezer gramschap; want ter bestemder tijd zal het einde zijn".

De Heere weet de juiste tijd van alles wat er hier op aarde gebeurt. In al wat er gebeurt volvoert Hij Zijn eeuwige raad. Er was een tijd van gramschap voor Israël aanstaande. Dat was reeds aan Daniël getoond en dat heeft hem zeer ontsteld. De Heere liet hem echter ook weten dat er weer een einde aan die gramschap zou komen. De Heere blijft in de toorn nog des ontfermens gedenken. En dat in het bijzonder ten goede van Zijn kerk.

HOPENDE: De profeten hebben gezien welke oordelen de Heere over hun volk zou brengen, maar de Heere heeft het ze tevens doen zien, hoe Hij op Zijn tijd met de vijanden en de onderdrukkers van Zijn volk af zou rekenen. De vijand kan ook nooit verder gaan dan dat God het toelaat. We hopen dat uit het vervolg van het hoofdstuk nog wel te beluisteren, want het laatste gedeelte van het hoofdstuk zal het ons doen weten hoe aan Daniël een nadere uitleg werd gegeven van wat de Heere hem te zien gegeven had.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 november 1987

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Hopende en Uitziende

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 november 1987

De Wachter Sions | 8 Pagina's