Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nuttige Samenspraken 142.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nuttige Samenspraken 142.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

van een heilzoekend leraar met zijn akkerlieden bij zijn gewone en buitengewone huisbezoeken.

NEGENTIENDE SAMENSPRAAK (vervolg)

De rechte kenmerken van de ware dankbaarheid en de zonden die tegen deze christelijke hoofddeugd strijden.

Leraar (vervolgt): aar nu noem ik het vreselijkste van alles en dat is een eeuwig oordeel dat God over de gierigaard gedreigd heeft. Hij zal evenmin als een godslasteraar, overspeler en dergelijke zondaars, in Gods Koninkrijk ingaan, Ef. 5 : 5; 1 Cor. 6:10. Daarom heeft zo'n arme worm hier niets als moeite en gebrek van al zijn goederen terwijl hij tevens de haat van God en mensen draagt en hiernamaals zijn kwaad met een eeuwige verdoemenis moet boeten.

Is dit nu zo'n gruwelijke zonde, die met zulke bittere gevolgen gepaard gaat, dan oordeel ik dat zo'n mens ook niet waardig is om aan des Heeren tafel te verschijnen maar als een onrein varken of als een afgodendienaar moet afgehouden worden, want gierigheid is immers een grof werk des vleses. Mark. 7:22; Rom. 1:29; 1 Cor. 6 : 10; ja de wortel van alle kwaad. Zou men dan zulke mensen niet afweren? Maar het was wenselijk dat zulke dingen wat nauwkeuriger onderzocht en wat meer in de praktijk gebracht werden. Doch ik geloof dat het velen vreemd zou voorkomen wanneer men zelfs eens een openbare gierigaard het gebruik van de bondzegelen der genade ontzegde. Echter wil ik niet loochenen, dat er vrij veel toe zou behoren om iemand van die zonde te overtuigen, want het eerste wat men zou doen is ontkennen of duizend verschoningen bij brengen om dit kwaad te bedekken, daarom is voorzichtigheid hier nodig.

Ook is de gierigheid strijdig met de zuivere rechtvaardigheid; het is de mededeelzaamheid, het is de barmhartigheid en de weldadigheid, die daarmee overeenstemmen en vruchten daarvan zijn. Deugden waarop in Gods heilig woord met alle kracht wordt aangedrongen (Gal. 6 : 16; 1 Joh. 3 : 17, 18; Rom. 12 : 13), die de rechte kenmerken van een christen zijn en hier in het bijzonder beoefend worden: at men niet alleen een medelijden en smartelijke aandoening over het gebrek van zijn naasten hebben, maar metterdaad de behoeftigen te hulp kome en zich over de ellendige ontferme. Metterdaad zeg ik, omdat velen menen barmhartig te zijn, wanneer ze eens een pijnlijk gevoel over de ellende van een ander in zich ontwaren en daarover weeklagen, hoewel zij geen hart hebben om iets tot hun hulp en voordeel te doen. Dit is slechts een liefhebben met het woord en met de tong, maar niet metterdaad en in waarheid, regelrecht tegen de vermaning van de apostel Johannes, 1 Joh. 3 : 17-19, en van Jakobus, die aantoont dat het niet genoeg is tegen de naakten en behoeftigen te zeggen: a heen in vrede, wordt warm en wordt verzadigd, zonder hen te geven de nooddruftigheden des lichaams, want van welke nuttigheid zou dat zijn? Jak. 2 : 14-16. Dus moet barmhartigheid, zal zij oprecht zijn, door een dadelijke mededeelzaamheid geoefend worden, zoals ons dit in het treffende voorbeeld van de barmhartige Samaritaan in tegenstelling van de voorbijgaande priester en Leviet, niet minder krachtig door de Zaligmaker wordt voorgehouden. Luk. 10 : 30-37.

Echter is alleen een uitwendige oefening niet genoeg om deze deugd te volmaken, want dan zou zij uit sleur of gewoonte, uit inzicht op eigen eer en voordeel, door velen kunnen betracht worden, wat evenwel niet christelijk, maar heidens en zondig is. Dus zal ik u de rechte aard van mededeelzaamheid en barmhartigheid eens kort voorstellen en op de noodzakelijke betrachting daarvan met duidelijke reden aandringen. Ik zeg dan dat deze deugdoefening, indien zij naar de grondregels van het christendom gehandhaafd zal worden.

a. Moet voortkomen uit een gelovig en liefdevol hart, want alles wat niet uit het geloof is, is zonde, Rom. 14 : 23.

b. Geschikt zijn tot Gods eer en ons naasten welzijn, Matth. 6:1-4; 1 Cor. 13 : 3.

c. En niet geperst of gedwongen, maar het moet met een gewillig en blijmoedig hart geschieden, Rom. 12 : 8; 2 Cor. 9 : 2, 7.

d. Maar niet voor het oog van de gehele wereld, om daardoor van de mensen gezien te worden, maar in het verborgen, naar de les van Jezus, Matth. 6:4. Het voegt niet een groot geroep hier van te maken of zich daarop hoogmoedig te verheffen en er gedurig van te spreken, wanneer men eens iets aan een arm mens gegeven heeft. Dit is het werk van de Farizeƫn waaraan de Heere een walg heeft. Te zwijgen van zijn aalmoezen en die te bedekken, dat is christelijk, maar ze bekend te maken is een ijdele roem in zijn eigen werk, die deze offerande doet stinken gelijk een dode vlieg de zalf van de apotheker.

Zulke mensen doen kwaad, die bij het geven van hun gaven altijd een breedvoerige dankbetuiging verlangen of zich inwendig strelen met de hoop op grote lofspraak over hun milddadigheid. En nog slechter handelen zij, die het op een honende wijze aan hun medemensen verwijten wat ze vroeger voor hen gedaan hebben. Zo'n handelwijze geeft het duidelijk bewijs dat de gaven niet uit zuivere vreze Gods, maar met een verkeerd oogmerk geschonken zijn, wat even verfoeilijk als schandelijk is.

e. Tenslotte moet onze weldadigheid beoefend worden jegens allen maar inzonderheid aan de huisgenoten des geloofs. Gal. 6:10. Onze verdrukte medebroeders die aan het zwaard van hun vijanden ten doel staan, die door honger en kommer van alle kanten benauwd worden, die in de gevangenis gekluisterd zijn en alle dagen aan de wreedheid van hun vervolgers opgeofferd worden, die met wonden, ziekten of andere droevige toevallen worstelen en op dit tranendal jammerlijk omzwerven, moeten de voorwerpen van het oog en hart onzer barmhartigheid zijn. Dus moet men wenen met de wenenden, naar het voorbeeld van Job als hij zegt, hfdst. 30 : 25, Weende ik niet over hem die harde dagen had en was mijn ziel niet beangst over de nooddruftigen?

Tot dus ver van de rechte aard van de barmhartigheid. Wilt u nu eens de gewichtige redenen zien die ons tot deze liefdedaad verplichten, let dan op het volgende:

1. Hier is vooreerst Gods wil en gebod die deze deugd van ons vorderen, Rom. 13 : 12.

2. De barmhartigheid is de hoogste trap van de christelijke liefde, die de alleruitnemendste deugd is, 1 Cor. 13 : 13.

3. Hierdoor wordt men God zijn Schepper evengelijk om Zijn natuur, die de goedheid zelf is, op het duidelijkst uit te drukken.

4. Zonder deze deugd kan er geen beoefening van de ware godsdienst zijn. Al toonde iemand nog zo vele uitwendigheden, dan zou het evenwel ijdel wezen, Jac. 1 : 27; 1 Joh. 3 : 17-19.

5. Buiten deze deugd is er ook geen hoop om Gods barmhartigheid en liefde jegens ons te verwachten.

6. Integendeel, de barmhartigheid zal roemen tegen het oordeel, Jac. 2 : 13.

7. En gaat gepaard met een rijke belofte van tijdelijke en eeuwige zegeningen. Zie Spr. 3 : 9; 19 : 17 en 28 : 27; Matth. 5 : 7.

8. Ik zwijg er nu van dat God ons slechts tot rentmeesters over de tijdelijke goederen gesteld heeft, waarom wij die niet naar onze maar naar Gods wil moeten besteden en daar naar trachten om onszelf vrienden te maken van de onrechtvaardige Mammon, Luk. 16 : 10.

9. En die maar steeds aan de les van de Zaligmaker denkt om een ander zo te behandelen zoals men zelf zou wensen behandeld te worden, zal gedurig redenen vinden om barmhartigheid te bewijzen aan de behoeftigen.

Ziet vrienden, dit zijn de prikkels die ons moeten aansporen om weldadigheid en barmhartigheid te oefenen omtrent onze naasten. En die uit kracht daarvan in deze deugdoefeningen werkzaam wordt bevonden, toont eerst dat hij rechtvaardig handelt met zijn medemens en mag derhalve met recht besluiten, dat hij uit de waarheid is, 1 Joh. 3 : 19, en zijn hart volkomen verzekeren van Gods liefde hemwaarts, Matth. 5 : 6, 7. En die tevens alle bovengemelde plichten in het geloof en naar het uiterste vermogen van zijn ziel zoekt te handhaven bewijst metterdaad dat hij in een oprechte dankbaarheid tot God uitgaat en dat hem de weldadigheden des Heeren ter harte gaan, terwijl hij van al zijn schepselen een goed gebruik maakt en de Heere niet alleen met zijn mond, maar ook in zijn gehele wandel zoekt groot te maken. En hiertoe bewerke u en mij, de almachtige en algenoegzame God, door de werking van Zijn Heilige Geest, om de waardige verdiensten van Zijn Zoon Jezus Christus. Amen.

EINDE.

Hiermede is dus een einde gekomen aan het plaatsen van deze nuttige samenspraken van W. Themmen. Ze waren zeer aktueel ook voor deze tijd. We hopen deze plaatsruimte voorlopig ook met nuttige, leerzame artikelen te vullen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 februari 1988

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Nuttige Samenspraken 142.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 februari 1988

De Wachter Sions | 8 Pagina's