Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Pasen en na Pasen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Pasen en na Pasen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Meditatie

Maria Magdalena ging en boodschapte den discipelen, dat zij den Heere gezien had, en dat Hij haar dit gezegd had. Joh. 20:18.

Geliefden, De achterliggende weken mochten wij weer bepaald worden bij het Borgtochtelijke lijden van de Middelaar. Op Goede Vrijdag hebben wij gezien dat Hij Zijn ziel uitgestort heeft in de dood, de schuld der Zijnen betaald, de wet in al haar delen vervuld en het Goddelijke recht verhoogd. De Zijnen verlost uit de macht des duivels en hen Zich tot een eigendom verkregen. In de staat Zijner diepe vernedering was Hem de schuld der Zijnen als de tweede Adam toegerekend en stond Hij schuldig aan het Goddelijke recht. Maar gestorven zijnde, is Hij gerechtvaardigd van de zonden. Men had Zijn graf bij de goddelozen'gesteld, maar Hij is bij de rijken in Zijn dood geweest, omdat Hij geen onrecht gedaan heeft, noch bedrog in Zijn mond geweest is. In Zijn leven hebben de vijanden al de helse boosheid over Hem uitgestort, maar toen Hij gestorven was, moesten de vijanden van Hem afblijven. Neen, toen mochten de vrienden naar voren komen. Ten spijt van de hel ging de Heere Zijn werk openbaren. Jozef van Arimathea en Nicodemus hebben Hem begraven in een nieuw graf waar nog niemand in had gelegen. Dat graf was in een hof. De schuld in een hof gemaakt, in de hof van Gethsémané en aan het kruis betaald en in een hof voor eeuwig begraven. De Rotssteen des heils in een rotssteen begraven. De Schepper d^s hemels en der aarde in de aarde neergelegd. De steen verzegeld, de vijanden gejuicht, de discipelen in diepe droefheid en smartelijk gemis achtergebleven. O, wat zullen de vijanden geroepen hebben: „Hij Die daar nederligt zal niet weder opstaan". En in het hart van de discipelen zal het ook wel geweest zijn: „Waar is God op Wien gij bouwdet en aan Wien gij uw zaak vertrouwdet". Voor hen Werd het werkelijkheid: „Met Mij verging hun hoop o Israels God".

Maar toch, hun droefheid zal tot onuitsprekelijke blijdschap worden.

Want al was de steen verzegeld en stond een sterke wacht voor het graf, de Heere zal hen bespotten en Zijn almacht tonen in de volvoering van Zijn onveranderlijk welbehagen. Wij lezen zo eenvoudig zonder enige opsmuk, want het werk Gods is eenvoudig: „En ziet er geschiedde een grote aardbeving; want een engel des Heeren nederdalende uit den hemel, kwam toe en wentelde de steen af van de deur en zat op dezelve. En zijn gedaante was gelijk een bliksem en zijn kleding wit gelijk sneeuw. En uit vrees van hem zijn de wachters zeer verschrikt geworden en werden als doden". O, die hemelse majesteit en heerlijkheid. Hier enkel Goddelijk werk. In de eerste hof duivelswerk en in deze hof Goddelijk werk. In de eerste hof vluchtte Adam, in deze hof moet de duivel vluchten en het voor eeuwig verspelen. De steen van het graf, de Middelaar uit het graf, opdat voor Zijn volk zal gelden: „En Ik zal u uit uwe graven doen opkomen". Hier draagt de meerdere Simson de poorten van het Gaza des doods en stelt ze op de bergen van Gods recht en heiligheid in het aangezicht van al de vijanden. Die het geweld des doods had namelijk de duivel, door Sions eeuwige Koning overwonnen. De dood verslonden tot eeuwige overwinning en het graf geheiligd voor de Zijnen.

„En op den eersten dag der week ging Maria Magdalena vroeg, als het nog duister was, naar het graf, en zag den steen van het graf weggenomen".

Maria Magdalena was een vrouw aan en in wie de Heere zulk een groot wonder der genade verheerlijkt had. Veel is er gebeurd ook voor haar in de dagen die achter haar lagen. Haar Liefste weg, gestorven en begraven, maar haar liefde tot die dierbare Persoon was niet dood. Neen, hier is de liefde sterk als de dood, de ijver hard als het graf; hare kolen zijn vurige kolen, vlammen des Heeren. Vele wateren van verdrukkingen en donkerheden zullen die liefde niet kunnen uitblussen. En al zou nu iemand al het goed van zijn huis geven voor deze liefde, men zou hem ten enenmale verachten. Neen, wij hebben Hem lief omdat Hij ons eerst heeft liefgehad. Met eeuwige liefdesbanden aan Christus verbonden, kon Maria haar Liefste niet vergeten. Maria zal niet veel geslapen hebben. Zij was met alles in het graf geëindigd. Zij heeft gezien waar zij de Heere gelegd hadden. Met alles in de dood terechtgekomen. En toch haar hart trok naar haar Liefste, al was Hij voor haar gestorven en in het graf gelegd. Nu moest Maria haar wegje in het duister opnemen.

En dat is toch voor de ziel zulk een verborgen weg. Overal de dood in vinden en alles haar toeroepende: „Bij mij is het niet en bij mij is het niet". Welk een bange zielsworstelingen worden er dan gekend. En onder dat alles een aantrek op dat lieve Wezen. O, dat onverklaarbare wat zich dan in de ziel opdoet. Maria kon het in huis niet uithouden. Rust noch vrede kon zij vinden voor haar ziel. Jezus is het alleen waar naar mijn ziel gaat heen. Naar die Levensvorst mijne ziele dorst. En al was Jezus gestorven, de betrekking op Hem kon niet weg. Jezus kwijt, alles kwijt. Nu gaat zij op weg naar de plaats waar zij Hem het laatste gezien had. De Heere gaat altijd met Zijn volk verder vanaf de plaats waar Hij hen heeft laten liggen. Alles wat wij erbij pakken moeten wij terug geven. Maar Maria gaat dan op weg naar het graf, daar ligt haar hart verklaard. Daar moet zij gebracht worden om een nadere weldaad te ontvangen zoals wij straks hopen te zien. Ook in deze zal het gelden: „Niemand kan tot mij komen tenzij de Vader Die Mij gezonden heeft hem trekke. En die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen. Geen vrees voor de wachters is er bij Maria. Daar heeft zij wellicht niet eens aan gedacht. Neen, één Persoon vervulde haar gehele hart en dat was haar Liefste en zoals zij straks zal zeggen: Mijn Heere. En al zou er enige gedachte aan de wachters in haar opgekomen zijn. Want de duivel probeert er altijd zijn vuile vingers tussen te krijgen, de liefde drijft de vreze buiten. Hier is het werkelijk: „Ik ben krank van liefde".

Bij het graf komende ziet zij iets waar zij heel niet op gerekend had. De steen was weggenomen. Dat was toch iets wonderlijks. Maar tegelijk viel er om zo te spreken een zware steen op haar hart. O, bange schrik en vreze vervulde haar hart. Wat gaat de Heere toch wonderlijke wegen met Zijn volk. Maar door welk een Godeverheerlij kende weg zal de kerk toch tot de Middelaar gebracht worden. Alles van de mens moet er toch zo schoontjes buiten vallen. Maar toch, dat wonder te ervaren; er buiten vallen om er juist in te vallen. Daar snelt zij henen. En waar naar toe? Naar het volk. Zelfde gemis en zelfde nood dat vindt elkander op de weg des levens en verstaat elkander. Zij kwam tot Petrus en tot Johannes. Daar zoekt zij gemeenschap door vereniging in dezelfde nood. A. Wordt vervolgd. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 maart 1988

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Pasen en na Pasen.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 maart 1988

De Wachter Sions | 8 Pagina's