Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Antwoord per brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Antwoord per brief

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geachte Mej. N.N. te N.,

Joel 2:28 is voor u nogal een onbegrijpelijke tekst. U vraagt zich af wat deze tekst toch in zal houden. Die vraag hebt u ook aan iemand gesteld, maar die kon het u ook niet precies zeggen. Dus daarom hebt u nu die vraag maar aan mij gesteld. Een vraag die een ander niet kan beantwoorden, moet ik dus nU zien te beantwoorden. Ik wil me niet graag plaatsen boven de persoon aan wie u die vraag gesteld hebt, want ik ben me bewust dat ik ook hemels licht moet ontvangen om Gods Woord op een juiste wijze te verklaren. Ik kan begrijpen dat u ook behoort tot degenen die niet graag hun naam vermeld zien staan, maar u hebt mij wel uw naam doen weten en ik wil proberen om een poging ertoe aan te wenden om uw vraag te beantwoorden.

U zult ongetwijfeld wel weten dat deze tekst een profetie bevat die op de grote Pinksterdag in vervulling is gegaan. Immers heeft Petrus de spotters op de Pinksterdag op deze profetie gewezen, zeggende: „Maar dit is het, wat gesproken is door den profeet Joel: En het zal zijn in de laatste dagen (zegt God), Ik zal uitstorten van Mijn Geest op alle vlees; en uw zonen en uw dochters zullen profeteren en uw jongelingen zullen gezichten zien en uw ouden zullen dromen dromen". De Pinkstergeschiedenis op zichzelf ga ik nu voorbij. Om u de waarheid te schrijven lag het in mijn hart om met de Pinksterdagen hierover te spreken. En om nu gelijk al een beetje in de stofte komen, als me dat mag gelukken, wil ik nu uw vraag beantwoorden, maar zal dit antwoord dan ook na de Pinksterdagen pas in ons blad verschijnen.

Ik probeer nu in mijn antwoord maar op de voornaamste zaken in te gaan, want daar zal het u ook wel om te doen zijn. En dan wil ik al beginnen met de wens u te kennen te geven, daar u nog jong bent, dat u ook tot die zonen en dochters zult mogen behoren, die zullen profeteren. Er wordt dus over een profeteren gesproken. En u kunt wel weten wat profeteren is. De profeten moesten het volk onderwijzen en ook toekomende dingen voorzeggen. Er zijn altijd nog wel mensen die profeteren, maar terecht is er wel opgemerkt dat men beter bidden kan dan profeteren. Hou ouder dat men wordt, hoe voorzichtiger dat men wordt. Men komt er hoe langer hoe meer achter dat we van gisteren zijn en niets weten. Er gebeuren steeds weer andere dingen dan waar we op gerekend hebben. Maar de profeten kregen een Goddelijke openbaring, waardoor zij in staat gesteld werden om anderen in kennis te stellen met de wegen des Heeren die voor de mens zo verborgen zijn. Dus profeteren wil zeggen, dat men Goddelijke zaken aan anderen mag openbaren, waar men door een inwendige Goddelijke ontdekking kennis van heeft gekregen. Dus nu zult u misschien al gaan begrijpen waar ik heen wil en wat ik u toewens. De Heere zou Zijn Geest uitgieten over alle vlees, dus ook over die zonen en dochters. Daardoor zouden zij gaan profeteren. Er wordt over jonge mensen en oude mensen gesproken. In de uitstorting des Geestes zou dus geen leeftijd in aanmerking worden genomen. Gods Woord geeft ons voorbeelden van jonge mensen die met de vreze des Heeren bedeeld mochten zijn. Denk maar aan Jozef, aan Obadja en Timotheüs. Het is een voorrecht, als we in onze jonge jaren de Heere in waarheid mogen vrezen. We blijven dan voor veel zonden bewaard en als de Heere ons in het leven spaart, kunnen we nog lange tijd ten goede voor Gods kerk op de één of andere wijze werkzaam zijn.

Gods Geest onderricht die jongelingen en jonge dochters overeenkomstig Gods onfeilbaar Woord. Dus als er wordt gesproken over een profeteren en gezichten zien, moeten we dat goed verstaan. Er wordt immers over een profeteren door de Geest gesproken, maar daar wordt geen geestdrijverij mee bedoeld. U mag van mij weten, dat ik daar heel erg afkerig van ben. En dat ik daarom ook niets moet hebben van al die gevoelsgodsdienst die daar zo dichtbij komt. Als Gods Geest die jongelingen en die jonge dochters onderricht overeenkomstig Gods onfeilbaar Woord, dan wil dat zeggen dat Hij die jonge mensen ook hun ellendige staat bekend maakt. Drie stukken moeten er immers gekend worden tot onze enige troost in leven en in sterven. De orde des heils is bij de één niet anders dan bij de ander. Het is wel waar dat jonge mensen over het algemeen niet zo'n zware weg van overtuiging kennen.

Gods Geest handelt ook overeenkomstig de leeftijd, maar het werk van Gods Geest is ook kinderlijk eenvoudig. Het doet zich in deze tijd haast niet meer voor, dat jonge kinderen kunnen spreken over wat de Heere aan hun ziel gedaan heeft. En toch blijft gelden: „Uit den mond der kinderkens en der zuigelingen hebt Gij sterkte gegrondvest en uit den mond der jonge kinderen en der zuigelingen hebt Gij U lof toebereid". Als een kind echter mag spreken over wat er in de ziel is beleefd, dan heeft men ook van zo'n kind te verwachten dat men dat kinderlijk vertelt. Ik meen uit eigen ervaring dit te kunnen schrijven, maar weet dan ook nog wel dat oude bejaarde Christenen diep ontroerd luisterden naar wat ik ze vertelde. Daar denk ik nogal eens aan terug en dan moogt u van me weten, dat ik nu begrijpen kan hoe die oude mensen daar zo verblijd mee waren, want als er nu nog eens een kind mij zou vertellen wat de Heere aan de ziel gedaan had, dan weet ik wel zeker dat ik dan ook diep ontroerd-zou zijn. Maar hoe kinderlijk men daar ook van spreken zou, het voornaamste zou dan toch zeker niet ontbreken. Hoe jong men ook is, als men met die Geest wordt bedeeld, zoals de profetie van Joel daarvan spreekt, dan zal men weten wat zonde is en dan zal in het jonge leven ook de ware Godsvrucht zich openbaren. Er wordt dan ook een droefheid over de zonden gekend die men heeft bedreven en men zal ook weten dat men God door de zonden vertoornd heeft. En dan kan men ook de dag des doods al niet verre meer van zich stellen. Men gelooft dat men sterven moet en zo niet sterven kan, want sterven is God ontmoeten.

En nu is het waar, dat er niet genoeg gezegd kan worden dat men de Heere in de jonge jaren zal moeten zoeken. De Prediker zegt: „En gedenk aan uw Schepper in de dagen uwer jongelingschap". Maar als men waarlijk aan zijn Schepper zal mogen gaan gedenken in de dagen der jongelingschap, dan betekent dat niet dat men dan de Heere jong gaat zoeken omdat men er dan de tijd nog voor heeft. Integendeel, men ziet zich, zo jong als men is, door de dood overal achtervolgd, zodat men zoveel ruimte van leven niet meer heeft. Dat is in de kinderjaren reeds het geval, als de Heere in de ziel gaat werken door Zijn Geest. Men wordt met de ware wijsheid bedeeld en dan leert men al vroeg zijn dagen tellen. Men kan niet denken dat men oud zal worden en wat ook zeer wonderlijk is, moet ik ook wel even vermelden. Al heeft men niet veel dadelijke zonden gedaan, men wordt voor God de grootste der zondaren. En dan kan ook ieder mens nog bekeerd worden, maar voor zichzelf ziet men die mogelijkheid niet. God wil uit de mond der jonge kinderen Zijn lof doen verkondigen. En dat zullen die kinderen zeker doen, als de Heere in Zijn liefde Zich door hen doet kennen en ze doet weten dat ze nog zalig kunnen worden.

En wat nu voor kinderen geldt, geldt ook zeker wel voor jongelingen en jonge dochters, waar Joëls profetie van spreekt. Er wordt in Joel 2 gesproken over een profeteren, over dromen dromen en over gezichten zien. De apostel Petrus heeft de profetie van Joel op de Pinksterdag aangehaald en dan de spreekwijze gebruikt die ook in het bijzonder bij het Oude Testament behoort, want daar de Heere toen Zijn Woord nog niet volledig had doen beschrijven, wilde Hij ook nog verborgenheden bekendmaken door gezichten en dromen. In de eerste Christengemeenten na de grote Pinksterdag waren er ook nog buitengewone gaven des Geestes, maar de apostel heeft met de aanhaling van de profetie van Joel toch gewezen op iets wat in de Nieuw-Testamentische Kerk zal blijven tot het einde toe. Er wordt ook gesproken over de laatste dagen, waarmee de gehele tijd des Nieuwen Testaments bedoeld wordt.

Dus mej., de tekst heeft u ook nog wat te zeggen, als er over zonen en dochters en jongelingen gesproken wordt. U zult ook wel met een bepaalde bedoeling me uw vraag gesteld hebben. Nu, ik hoop dat ik van u ook nog eens zal mogen horen dat u ook hebt mogen profeteren. Dan behoort u tot het gelovig zaad van Abraham. Dan zult u verborgenheden aan anderen mogen openbaren, die u door Gods Geest ontdekt zijn geworden. Christus maakt als de hoogste Profeet en Leraar de verborgen raad en wil van God van onze verlossing bekend. Hij doet u een weg vinden die u uit uzelf nooit zult kunnen vinden. Dan ziet u alleen maar een weg naar de hel. Maar wat wordt het wonder dan toch groot, als die dierbare Persoon ons op Zichzelf gaat wijzen en dan tot ons zegt: „Ik ben de Weg". Dan zult u daar niet van kunnen zwijgen. Het zou me tot blijdschap zijn, als ik nog eens zulke zonen en dochters van jongelingen zou mogen ontmoeten.

Er wordt van de jongelingen gezegd, dat zij gezichten zullen zien. Voor deze tijd moeten we dat niet te letterlijk opvatten. De profeten werden zieners genoemd, omdat de Heere ze door gezichten de hemelse verborgenheden wilde ontdekken. Zulke gezichten als zij kregen, krijgen wij nu niet meer. Maar toch geeft de Heere de jongelingen nog een geestelijk gezicht in Zijn dierbaar Woord, in

de Wet en het Evangelie, in oordelen en zegeningen, ja. Hij geeft die jongelingen gezichten van de heilige Drieëenheid in de spiegel van Zijn Getuigenis, van Christus, inzonderheid van de dierbaarheid van Zijn Persoon en werk. O, dat geestelijk gezicht is zo geheel anders dan een uitwendige kennis. „De verborgenheid des Heeren is voor degenen die Hem vrezen; en Zijn verbond, om hun die bekend te maken". Voor de wijzen en verstandigen blijft het verborgen, wat de Heere de kinderkens wil openbaren. Al heeft men van der jeugd af aan als Paulus aan de voeten van Gamaliel gezeten, maar Gamaliel heeft de jongelingen niet kunnen laten zien wat die Geest ze doet zien. Gamaliel kan de jongelingen wel onderwijzen, om ze te doen weten hoe ze zich naar de Wet hebben te gedragen, maar Gods Geest doet de jongelingen de geestelijkheid van de Wet kennen. Dan zullen die jongelingen niet in een rijke jongelingsweg de behoudenis hunner ziel kunnen vinden. Al had men ook als de rijke jongeling alle dingen uitwendig onderhouden van de jeugd af aan, die de Wet eist, maar als de Wet de mens inwendig gaat belichten, dan is het niet te zeggen welk een afschuwelijk monster men dan in die spiegel van de Wet krijgt te zien. Maar deze jongelingen worden ook aan het einde van de Wet gebracht. De Persoon des Middelaars blijft ze niet onbekend.

Petrus zag op de Pinksterdag de vervulling van Joëls profetie in de uitstorting des Geestes op de apostelen. Hij mocht zichzelf ook als één van die jongelingen zien, die nu mochten profeteren. De discipelen hebben tot, twee maal toe een smartelijke scheiding beleefd van Hem Die ze zo dierbaar was geworden. Maar met grote blijdschap zijn ze na de hemelvaart des Heeren teruggekeerd naar Jeruzalem en hebben ze daar de uitstorting des Geestes biddend verbeid. En nu die Geest werd uitgestort, ging het volle licht voor hen op over de weg die de Middelaar had moeten gaan en die zij zelf ook hadden moeten gaan. Hier werden de heilgeheimen van het werk der zaligheid hun ziel ten volle ontdekt. De schuld was verzoend, het recht was voldaan en het volle licht ging voor hun ziel op over de noodzakelijkheid van de vernedering en de verhoging van de Middelaar. Lees de Pinksterrede van de apostel Petrus maar goed na, want dan kunt u zien wat God Zijn volk bevindelijk leert. Gods eeuwige raad werd de apostelen ontsloten en daar hebben ze in hun spreken getuigenis van mogen geven. Ik kan mijn brief niet te lang maken en daarom stip ik maar even iets aan. Er wordt in Joel 2 ook gezegd, dat de ouden dromen zullen dromen. Het wil zeggen, dat de Heilige Geest hun zinnen en gedachten zou heiligen en oefenen in het naspeuren van de verborgen gangen Gods met Zijn volk in het heiligdom. Dan wordt men ingeleid in de onderhandelingen die er van eeuwigheid tussen de Goddelijke Personen zijn geweest. Als we over onderhandelingen spreken, dan spreken we eigenlijk op een menselijke wijze over betekenisvolle Goddeüjke zaken. Er is van eeuwigheid tussen de Goddelijke Personen een zalige harmonie geweest in de overeenstemming over de weg waardoor een drieënig God Zich op het allerluisterrijkst in al Zijn aanbiddelijke deugden zou verheerlijken in het zaligen van de van eeuwigheid verkorenen. Als de ouden dromen mogen dromen, dan komen ze in geestelijke doolhoven terecht. En dan zegt de godsdienst die daar niet van weet, dat men dan te filosofisch wordt. Maar o welk een zalige filosofie dan! Men verliest zich in het eeuwig goddelijk welbehagen en wordt in de eeuwige verbondssluiting ingeleid en aanschouwt daar de schenking des Vaders van de Zoon en de vrijwillige overgave van de Zoon om dat grote werk te doen waartoe de Vader Hem heeft verordineerd. En ook ziet men de vaardigheid des Geestes om de door Christus verworven zaligheid de kerk deelachtig te maken. Zo vindt men dan zijn verlustiging in het werk van een drieënig God van eeuwigheid en in de tijd, tot de verheerlijking van een drieënig God.

Zo zullen de ouden dromen dromen in het bedenken van hemelse dingen, zodat men daardoor een hemelse wandel verkrijgt en de maan onder de voeten komt, want het leven der ziel is met Christus verborgen in God. U begrijpt wel dat ik zo nog wel een beetje door zou willen blijven gaan. U hebt me naar de betekenis van het 28e vers van Joel 2 gevraagd. In vers 29 wordt ook nog gesproken over de dienstknechten en de dienstmaagden. Deze dienstknechten en dienstmaagden zijn vrijgelatenen des Heeren. Christus maakt Zijn kerk vrij, maar de Geest doet de kerk gebruikmaken van die vrijheid. Zo mag men door die Geest met vrijmoedigheid tot God als Vader naderen: „Want gij hebt niet ontvangen den Geest der dienstbaarheid wederom tot vreze; maar gij hebt ontvangen den Geest der aanneming tot kinderen, door Welken wij roepen: Abba, Vader!"

Mej. N., ik breek nu weer af, maar dan met de wens dat u zo de inhoud van deze tekst zult mogen leren verstaan en daar door de verlichting van Gods Geest eens getuigenis van zult mogen geven. Hartelijk gegroet en Gode bevolen!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 juni 1990

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Antwoord per brief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 juni 1990

De Wachter Sions | 8 Pagina's