Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hopende en uitziende

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hopende en uitziende

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Handelingen 28 : 14 en 15.

Alwaar wij broeders vonden, en werden gebeden zeven dagen bij hen te blijven; en alzo gingen wij naar Rome. En vandaar kwamen de broeders, van onze zaken gehoord hebbende, ons tegemoet tot Appiusmarkt en de Drie Tabernen; welkePaulusziende, dankte hij Goden greep moed.

HOPENDE: e Putéoli is het voor Paulus en die met hem waren, ook nog niet zo onaangenaam geweest. Ze hebben daar echte broeders gevonden, met wie ze van hart tot hart konden spreken. Die broeders hebben hen gebeden om zeven dagen bij hen te blijven. Nu hebben we er nog met elkaar over gesproken, dat men het overal geen zeven dagen vol zal kunnen houden. Maar het is ook andersom. Er zijn bepaalde mensen die ik niet graag zeven dagen op bezoek zou krijgen. Als ze een kwartier bij me in huis zitten, ben ik het moe. Dan laat ik ze meest wel weten dat ik nog meer te doen heb. Maar Paulus en de zijnen kan men wel zeven dagen op bezoek hebben. Dat wordt men echt niet moe. Die zitten geen vrome praatjes op te hangen. Maar er kwam ook een eind aan die zeven dagen: ...en alzo gingen wij naar Rome". Rome was het einddoel van de reis. Men behoefde nu niet meer verder met een schip te reizen. De reis kon nu verder te voet of met lastdieren worden afgelegd. En zo is«men te Rome gekomen. Maar het jaar en de dag van Paulus aankomst te Rome kunnen we slechts gissen. Maar de komst van Paulus te Rome had heel wat te zeggen. Dit is als het ware een nieuwe bladzijde in de geschiedenis der kerk geworden. Rome was volgens Openbaring 17 de grote stad, die het koninkrijk had over de koningen der aarde. Paulus had reeds zijn brief aan de Romeinen geschreven. En in Rom. 15:29 lezen we dat hij heeft geschreven: En ik weet, dat ik tot u komende, met vollen zegen des Evangelies van Christus komen zal". Er moet dan toch wel wat in het hart van Paulus zijn omgegaan, als hij die stad binnenkwam en als hij daar de eerste nacht zijn hoofd heeft neergelegd.

UITZIENDE: Maar hij heeft er toen ook aan mogen denken hoe de Heere hem door zo'n weg van storm en schipbreuk naar deze stad heeft willen brengen. Wat zijn Gods wegen toch wonderlijk! We hebben de scheepsreis van Paulus met elkaar besproken, omdat die ons voor de weg die wij te gaan hebben zoveel te zeggen heeft. God leidt Zijn volk door wonderlijke wegen naar het doel van een aardse bestemming, maar ook van de hemelse bestemming. Vele malen vragen wij ons af, waarom het alles alzo geschieden moet. Maar alle waaroms worden op Gods tijd hier in dit leven beantwoord en anders wel na dit leven. Dan is geheel onze weg een cirkel van Goddelijke liefde, genade en trouw. En dat naar Gods eeuwig welbehagen. Alleen het ware geloof doet in dit leven op Gods tijd door alle verwarringen heenzien. En dan mag men zien hoe men met de Heere nog nooit beschaamd is uitgekomen. We kunnen voor de toekomst soms ook zo bang zijn. We weten er niet door te komen, als we eraan denken dat de Heere ons niet alleen met tegenheden, maar ook met Zijn bange oordelen zal bezoeken. Als de Heere de zonden met Zijn oordelen bezoekt, moet Zijn kerk er ook onder door. Habakuk heeft dat ook wel aan zien komen. Als de Heere hem liet zien wat er zou gaan gebeuren, kwam er verrotting in zijn gebeente. Daar moet ge niet gering over denken. Maar toen het geloof door mocht breken, heeft hij kunnen zeggen: „Alhoewel de vijgeboom niet bloeien zal en geen vrucht aan den wijnstok zijn zal, dat het werk des olijfbooms liegen zal en de velden geen spijze voortbrengen; dat men de kudde uit de kooi afscheuren zal, en dat er geen rund in de stallingen wezen zal. Zo zal ik nochtans in den Heere van vreugde opspringen, ik zal mij verheugen in den God mijns heils". Hij noemt daar dus nogal wat op. Maar het geloof wordt nooit recht beoefend, als het aan de ellende paal en perk stelt. Het geloof doet de ziel een vast vertrouwen beoefenen, dat de Heere door de moeilijkste omstandigheden zal heenhelpen.

HOPENDE: Zo denken die mensen er niet over, die de ziekenhuiskosten te hoog vinden om het op de Heere te wagen. En inderdaad, men kan in deze tijd voor hoge kosten geplaatst worden. U moet ook niet denken, dat wat ik nu zeg, vanuit een zekere hoogte door me wordt gezegd, want ik kan heus wel begrip opbrengen voor de moeilijkheden waarvoor men zich in het leven geplaatst kan zien. En ik hoop ook niet met een hard oordeel klaar te staan ten opzichte van die mensen die een uitweg zoeken. Maar ik houd er wel aan vast, dat een geloof als een mosterdzaadje een hoge berg doet verzetten. Dan houd ik me daarin aan wat de Heere Jezus gezegd heeft. En dan kunnen we toch ook weten dat de Heere door de mond van de profeet Haggaï gezegd heeft: „Mijn is het zilver en Mijn is het goud, spreekt de Heere der heirscharen". Paulus is in ieder geval te Rome gekomen. En daar kwamen hem ook de broeders tegemoet. Die broeders hadden ervan gehoord dat hij op weg naar Rome was. Ze hadden van zijn zaken gehoord. Ze wisten waarom hij .naar Rome kwam. Het was ze wel medegedeeld, hoe hij vervolgd was geworden en hoeveel hij om de Naam en de zaak van Christus had moeten lijden. Ook wisten zij hoe hij ernaar verlangde om hen te zien. Ze kwamen hem nu tegemoet om hem met eer in te halen in hun stad. Als een gevangene was hij naar Rome overgebracht, maar als een veldoverste in de dienst van Koning Jezus werd hij nu de stad ingevoerd.

UITZIENDE: Men kan toch altijd maar weer zien, dat er tweeërlei mensen in de wereld zijn. De èen kijkt anders tegen een kind en een knecht van God aan dan de ander. Gods ware volk (waaronder ook de door God geroepen knechten) is bij de wereld niet in tel. De wereld ziet niet in een kind en een knecht van God, welk een rijkdom er in het binnenste van zo'n kind of knecht van God te vinden is. Men draagt een .parel van grote waarde in zich om. Paulus heeft ook van zichzelf gezegd, dat hij een schat in een aarden vat droeg. Dat zag de wereld niet en ook de vrome Jood niet. Maar de gelovige broeders te Rome mochten daar wel wat van weten. Ze hadden een bijzondere brief vol raad en troost van hem ontvangen. O die kostelijke Romeinenbrief! Men zou er zin in krijgen, om over de inhoud van die brief een gesprek te gaan voeren, maar vriend, daar zal het wel niet meer van komen, want we hebben het eeuwige leven hier op aarde niet. Gelukkig niet ook. We hebben al jaren lang met elkaar mogen praten en nu gaat het einde van onze reis toch in het zicht komen. Maar ik kan wel begrijpen dat de ontmoeting met die broeders bij die Appiusmarkt en de Drie Tabernen wat is geweest.

HOPENDE: De Appiusmarkt moet nog een eind van Rome vandaan geweest zijn. De Drie Tabernen waren wat dichterbij. De Appiusmarkt schijnt niet zo goed bekend gestaan te hebben, maar dat deerde die broeders niet, die het niet om het leven van de Appiusmarkt, maar om Paulus was te doen. En in een herberg als de Drie Tabernen, zochten die andere broeders ook niet wat de wereldling daar zocht. Wat voor mij van de meeste betekenis is, dat is wat ons medegedeeld wordt van de ontmoeting die daar plaatsvond. Als Paulus die broeders zag, dankte hij God en greep moed. Daar meen ik ook wel wat van te weten. Mijn gedachten gaan terug naar jaren geleden. Toen hebben we in het kerkelijke leven een smartelijke ervaring opgedaan. Nooit zal ik echter mijn reis met de boot naar Terneuzen vergeten en hoe onze oude ambtsbroeder ds. Aangeenbrug ons toe.van de boot kwam halen. Op die dag hebben we ook andere broeders ontmoet, van wie we geloven dat ze nu de strijd voor eeuwig te boven zijn. Nooit is het te vergeten, hoe we bij het ontmoeten van die broeders moed hebben mogen grijpen. We verkeerden toen samen toch in zulke moeilijke en smartelijke omstandigheden. Dat verzwijg ik nu niet, want dat moeten onze jonge mensen weten, daar dat vóór hun tijd gebeurd is. Het was echt niet zonder betekenis wat er toen zich afspeelde. Voor velen die deze geschiedenis niet kennen, is dat wel van geen betekenis geweest, vooral niet als er nu broeders zijn gekomen die veel op die broeders van de Appiusmarkt en van de Drie Tabernen lijken. Die zijn door God gezonden naar de plaats die wij moesten verlaten, zoals ze voorgeven. Dan moet God wel een God van ja en neen zijn, in plaats van een God van ja en amen. Maar vooruit maar, laat dat maar gaan. Ik weet wat er jaren geleden gebeurd is en het is gebleken dat dit niet van betekenis ontbloot was. En aan die broeders moet ik altijd nog terugdenken. Ook aan die ontmoeting, toen we haast geen moed meer hadden om verder te gaan. Ik weet hoe ik door die ontmoeting weer nieuwe moed heb gekregen. Maar nu laten we het er weer bij. Zo de Heere wil en wij leven, tot de volgende keer.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 juli 1990

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Hopende en uitziende

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 juli 1990

De Wachter Sions | 8 Pagina's