Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het dal der moerbeziebomen 1.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het dal der moerbeziebomen 1.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Meditatie

Als zij door het dal der moerbeziebomen doorgaan, stellen zij Hem tot een Fontein; ook zal den regen hen gans rijkelijk overdekken. Psalm 84:7

Geliefden, Vorige maal mochten wij er bij stilstaan, dat David die mens welgelukzalig noemde, wiens sterkte in de Heere is en in wiens hart de gebaande wegen zijn. In ons tekstwoord wijst David ons op een dierbare geloofsdaad welke dat volk, in een weg van verdrukking mag beoefenen en welk een vrucht dit voor de ziel afwerpt. Wij hebben er reeds op mogen wijzen, dat David in bijzondere omstandigheden verkeerde toen hij deze Psalm mocht dichten. Maar ook zagen wij reeds dat hier ook de geestelijke pelgrim aan het woord is, trekkende door het tranendal des levens naar het hemelse Sion.

Boven deze Psalm staat er in mijn Bijbel: "Het lied van Gods pelgrims". En dat moeten wij altijd goed in het oog houden. Hier is de levende Kerk aan het woord, verkerende onder druk en vervolging.

David spreekt over het moerbeziedal. Ook wel genoemd: Het Bacadal, of dal der verdrukking. Nu, daar krijgen al de geestelijke pelgrims op weg naar Sion kennis aan. Het moerbeziedal behoort bij de geestelijke erfenis welke de Middelaar Zijn volk heeft nagelaten. "In de wereld zult gij verdrukking hebben"! Maar ook behoort bij deze geestelijke erfenis de dierbare belofte: Maar hebt goede moed. Ik heb de wereld overwonnen. En nu zijn zowel het eerste deel als het tweede deel dezer geestelijke erfenis weldaden welken vloeien uit het eeuwig Verbond der genade, al kan de ziel dat altijd niet bezien. Zeker niet als zij in het moerbeziedal der verdrukking verkeert.

Maar kom, wij zien hier de pelgrim gaan in de gebaande wegen des Heeren. En dan zegt David: Als zij door het dal der moerbeziebomen doorgaan. Men kon nooit buiten het dal der moerbeziebomen in Sion komen hoor. Als de reiziger naar Sion nog van verre de stad zag liggen, dan riep hij uit: Hoe schoon, hoe welgelegen, wat vreugd voor de aard' wat zegen, is Sions berg! Hoe groots hoe blij, hoe heerlijk aan de noorderzij'! Wie is het niet die de Godsstad roemt, de stad des groten Konings noemt? O, wat mochten zij dan de heerlijkheid van de stad als van verre aanschouwen. Dat deed de reiziger met des te meer spoed en moed de reis vervolgen om welhaast voor God in Sion te mogen verschijnen. Maar...geen erg in het moerbeziedal! Doch zo is het nu ook met de geestelijke pelgrim. Als zij pas op de weg naar het hemels Sion mogen wandelen, dan vergunt hen de Heeren ook wel eens een blik op de heerlijkheid van de stad. En wat mogen zij dan gemoedigd hun weg vervolgen. Dan hebben zij wel uitgeroepen: Weg nietig gewemel, ik moet naar de hemel. Nee, in die weg hebben zij geen erg er in dat het Bacadal nog voor hen ligt. Maar daar komt een tijd dat zij af moeten gaan dalen in dat dal en dan gaat de stad uit het oog en dan wordt het bang en benauwd. De reeds verloste ds. van Oordt schreef eens: Dan hoort men honden blaffen die men nog nooit gehoord heeft.

Wat was het voor de discipelen toch een aangename tijd toen zij de schare het brood mochten voorzetten en steeds met een lege korf bij de Heere komen, welke Hij weer vulde om zo de schare te spijzigen. Maar toen de Heere tot hen zeide; Steek af naar de diepte, en er een zware storm op de zee kwam en Jezus sliep in het achterschip, toen konden de discipelen met al de geschonken weldaden toch echt niet anders bekijken dan dat het op de ondergang aanging. O, dat moerbeziedal. Daar riep de afgrond tot de afgrond bij het gedruis van Gods watergoten. Als de ware pelgrim in dat Bacadal geleid wordt, dan komt hij in wegen en paden die hij niet gekend noch geweten heeft. Het leven uit de weldaden kwijt, de stad uit het oog en allengskens donkerder onder de verbergingen van Gods aangezicht. Dan gaan de voeten zich stoten aan de schemerende bergen. En kan men echt niet bekijken dat dit nu de weg is naar Sion. O, die onverenigdheid en dat murmureren tegen zulk een voor de ziel zo verborgen weg. Dan worden tranen geschreid uit eigenliefde en eigen waarde. Nee, dan moet u er maar op rekenen dat de Heere het niet goed doet hoor. O, dat bedillen van 's Heeren wegen. Dan komt men er wel achter dat men echt niet als een vroom en godzalig mens op Sion aanreist. Wat zeg ik? Als hij in dat moerbeziedal der verdrukking en der benauwdheid geleid wordt, kan hij echt niet bekijken dat hij nog in Sion zal aanlanden. Nee, dan wordt het alles bedrog, tekort en voor eeuwig mis. Want dan kan hij bij zichzelf niet anders meer vinden dan goddeloze opstand, harde gedachten van God en blakende vijandschap. Het ongeloof krijgt de overhand en moedeloosheid vervult de ziel. En dan onder dat alles de helse bestrijdingen en aanslagen: "Daar is geen God". En: "Waar is God op Wien gij bouwdet en aan Wien gij uw zaken vertrouwdet? "O, dat Bacadal! Dan wordt er wat afgedaan. Een zwijgende hemel, een gesloten Woord en meest een vijandig hart. Nergens in of bij te kunnen komen. Aan het begin van dat moerbeziedal was er nog een roepen en zuchten: Heere help mij. Heere bewaar mij toch. O Heere begeef mij niet en verlaat mij niet. Maar in dat dal gaat er een tijd komen dat de ziel moet uitroepen: Ik roep, maar Hij antwoordt mij niet! En dan zeggen zij van binnen: Man houd er maar mee op want u ziet toch wel, het is alles te kort, bedrog en eigen werk. Daar kan een tijd gaan komen dat het gebedsleven verflauwt en zo liefdeloos en belangeloos wordt waargenomen, dat men tenslotte niet meer durft, ja erger nog, dat men niet meer wil bidden. En nu ga ik nog wat zeggen, want ik probeer maar een beetje te zeggen hoe het gaat; het wordt nog erger als het praktijk gaat worden, zoals ds. Fraanje wel eens zeide: Gewend aan de ontwenning. Is dat nu het dal der moerbeziebomen? Och geliefden, dan heb ik er maar iets van gezegd. De apostel zegt: "Alle dingen zijn wel oorbaar, maar alle dingen stichten niet". Want, Heere, wie is de man, die recht bemerken kan zijn feilen niet om gronden. Wij gaan nog een stapje verder in dat Bacadal. De dichter zingt: Steekt hen de hete middagzon! Want daar krijgt de pelgrim ook mee te maken. De middagzon der inwendige en uitwendige verdrukkingen. O, dan kan het de ziel ook zo bang gaan worden. Als er geen bijzondere verdrukkingen zijn, dan zeggen zij wat keren van binnen: Man, je bent een bastaard. Kijk eens naar het ware volk, zij weten van verdrukkingen in hun gezin, in hun vlees enz. Kijk het maar eens na, het ligt bij u vast niet goed. En als zij in de wegen der verdrukkingen geleid worden dan is het weer: Man, je komt er wel achter dat er niets van God bij is en dat de Heere u tegen komt; het is allemaal maar verbeelding geweest en bij de dood zal het alles blijken eigen werk te zijn. Nooit is het uit te drukken wat die hete middagzon voor de ziel betekent. O, die inwendige bestrijders kunnen het de ziel zo bang gaan maken. En het ergste wordt dat de Heere Zich verborgen houdt.

Wordt vervolgd.

A.

V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 januari 1991

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Het dal der moerbeziebomen 1.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 januari 1991

De Wachter Sions | 8 Pagina's