Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het dal der moerbeziebomen 3.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het dal der moerbeziebomen 3.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

meditatie

Als zij door het dal der moerbeziebomen doorgaan, stellen zij Hem tot een Fontein; ook zal den regen hen gans rijkelijk overdekken. Psalm 84:7

In Ezech. 34:26 worden ook de overvloedige regens genoemd, regens der zegeningen. En 2 Kor. 9:6 staat: ie in zegening zaait; dat is mildelijk. Dus als de regen hen gans rijkelijk overdekken zal, wil dat zeggen dat zij met milde zegeningen bedeeld zullen worden. Zegeningen, die voor hen door Christus verworven zijn zowel voor de tijd als voor de eeuwigheid. Want de Middelaar heeft Zijn Kerk gekocht voor tijd en eeuwigheid beiden. Door de ongehoorzaamheid van de eerste Adam kwam alles onder de vloek en is de mens allerhande ellendigheid ja, zelfs de verdoemenis onderworpen. Maar door de gehoorzaamheid van de Tweede Adam, Christus zal Zijn volk van onder de vloek en het eeuwige oordeel verlost worden en zullen zij er iets van gaan leren van hetgeen het Avondmaalsformulier ons voorhoudt: En heeft alzo de vervloeking van ons op Zich geladen, opdat Hij ons met Zijn zegening vervullen zou "

Maar zo zal dan ook de grootste zegen zijn als de ziel met de Bron en Oorzaak door het geloof mag verenigd worden. Want Hem te kennen is toch niet alleen het leven, maar maakt nu juist ook de zaligheid uit. En toch acht ik het ook een zegen te zijn als de ziel weer eens dorsten mag naar Christus en naar Zijn gerechtigheid. En als het ware zielspraktijk mag zijn: Jezus is het alleen, waar naar mijn ziel gaat heen. Naar die Levensvorst, mijne ziele dorst. Ik weet wel, daar is de ziel wel niet mee geholpen, maar het is toch een dierbare stand in het leven der genade als men weer eens recht gaande gemaakt mag worden en er een uitzien mag gewerkt zijn om nog weer eens iets van de dadelijke gemeenschap met de Heere te mogen verkrijgen. Dat deed toch ook de bruid uitroepen: "Zet mij als een zegel op Uw hart en als een zegel op Uw arm". Want als ik dan U heb o Heere mijn, zou daar iets anders mijn God zijn? En als er dan iets van die Goddelijke liefde in de ziel wordt uitgestort, dan wordt het toch zo ruim en roept hij uit: "Hartelijk zal ik u lief hebben Heere mijne sterkte". O, dan voelt hij op dat ogenblik dat er alleen het lichaam nog tussen zit. Doch dan zou hij ook volmaakt voor God willen leven. Wat is dat toch zoet en dierbaar als dat weer eens ondervonden wordt. Dan zou hij daar wel willen blijven liggen.

Maar nu ga ik eens wat zeggen: Zeker, het is kostelijk om in het gestaltelijke leven dit weer eens te mogen door-en meemaken. Maar als dan de Heere na langere of kortere tijd de ziel er eens krachtig bij bepaalt dat hij nu nooit meer tot Gods eer kan zijn en hij bij zijn afkomst bepaald wordt, wat baart dat dan een levendige smart in de ziel. Wat wordt dan zijn diepe val met smart ingeleefd. Neen, dat is niet te verklaren. Maar die er iets van geleerd hebben, weten wat dat zeggen wil. Nu door eigen schuld nooit meer tot Gods eer te kunnsn zijn. Dat wordt een liefdesmart en liefdesmart is niet te peilen noch te verklaren. O, dat gaat toch zo diep. Daar wordt de ziel als onder verteerd. Maar dan ook juist dat eeuwige wonder als het de Heere behaagt om hem te doen zien op Hem, Die getuigd heeft: En wist gij niet, dat Ik moet zijn in de dingen Mijns Vaders? Hij heeft de ere Gods volkomen opgeluisterd en verhoogd en nu kan de ziel alleen in de nauwe vereniging met die Persoon vruchten voortbrengen van geloof en bekering. Zal ik u eens zeggen wanneer de mens Gods eer krijgt te bedoelen? Wel, als hij als een verdoemelijke zondaar een welgevallen krijgt in de straffen zijner ongerechtigheid en hij de Goddelijke deugden krijgt te omhelzen boven zijn eigen zaligheid. En nu zullen wij er niet verder op ingaan, want wellicht komen wij in het vervolg van onze 84e Psalm er wel eens op terug. Maar dat hij werkelijk Gods eer eens krijgt te bedoelen, dat komt echt niet zoveel voor in het leven. Want de dwaasheid is in het hart des j ongen gebonden en het wordt er bij het ouder worden echt niet beter op. Maar nu wil de regen die dat volk rijkelijk zal overdekken ook zéggen, dat zij nu niet alleen de genade, maar ook de gaven des Heiligen Geestes zullen ontvangen. Hij is de Geest des bordeels en der uitbranding. Hij ontdekt en ontgrondt. Die dierbare Geest maakt plaats voor Christus en Zijn werk. Maar ook is Hij de Geest der genade en der gebeden. Daar hopen wij op terug te komen als wij het 8e vers mogen na speuren. Ook leidt de Heilige Geest in al de Waarheid. Hij alleen kan de verborgenheden verklaren, maar ook in dezelve inleiden. Hij is de ware Leidsman tot Christus maakt de ziel Christus en al Zijn weldaden deelachtig. Ook mogen Gods knechten ervaren dat bij Hem des Geestes overig is. In zichzelf meest maar blind en dwaas in 's Hemels wegen. Maar als het de Heilige Geest behaagt in de waarheid in te leiden, dan vallen er op de preekstoel zaken open, die zij in het afgetrokkene toch in de tekst niet zagen liggen. En dan wil die dierbare Geest getuigenis geven aan Zijn Eigen werk. Maar dan mag er ook weerklank der bergen zijn in het hart van Gods ware volk. En mogen Gods knechten een ogenblik de ene voorraad na de andere uitgeven. Maar meestentijds is het maar tobben. De keren zijn echt te tellen als wij het eens zelf niet behoeven te doen. Nee, preken is echt niet aan te leren. En steeds moet hem maar afgeleerd worden, zij trachten óm het aan te leren.

Maar nu moeten wij deze overdenking gaan besluiten. Maar weet u wat nu ook nog bij die regen des Geestes behoort? Om ontkracht te worden van eigen wil, zin en krachten om nu gedurig te leren: Zonder Mij kunt gij niets doen. En Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht. Dat is nu een les die altijd maar weer geleerd moet worden en dat meest door smartelijke wegen van verdrukking en teleurstelling. Dan moet hij er gedurig maar weer met het zijne uitgezet worden en aan het subtiele van zijn verdorven bestaan ontdekt worden. O, die eigengerechtigheid, dat zelf bedoelen en die eigen eer dat zit er toch zo diep in. Maar kom geliefden, als de Heere het geeft, hopen wij de volgende keer verder te mogen gaan. Dit zevende vers heeft ons dan toch veel te zeggen nietwaar? Maar nu komt het er op aan of het ons wérkelijk wel veel te zeggen heeft. Och het zal toch zo nauw uitgaan. Het gaat toch om zo'n ontzaglijke eeuwigheid aan. Dat wij toch rekening leerden houden met dood en eeuwigheid. Ach, een mens van nature leeft toch eigenlijk maar onbekommerd op de eeuwigheid aan. Zeker, er kunnen ogenblikken zijn dat men onder de waarheid verkerende wat ontrust wordt, maar als de Heere er Zelf niet aan te pas komt, gaat de i^ens toch zijni eigen weg. En nu kan het allerwege in onze tij d geloochend worden, maar in de vrucht komt het toch openbaar dat de mens van nature dood ligt in de misdaden en de zonden. Och, dat we er toch eens aan ontdekt mochten worden, in welk een gevaarvolle staat wij van nature verkeren. De Heere Jezus heeft Zelf gezegd: "Tenzij dat iemand wederom geboren wordt, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien". En

Vervolg op bladz. 163

Meditatie vervolg

wederom zegt de Heere: "Die Geest gekomen zijnde zal de wereld overtuigen, van zonde en van gerechtigheid en van oordeel". Och dat die Geest Zijn werk onder ons nog mocht doen opdat wij er intijds nog achter mochten komen wat tot onze vrede dient. Daartoe mocht de Heere Zijn Woord onder ons nog dienstbaar stellen en doe het zijn een zaad der wedergeboorte. Zeker, de Middelaar zal aan Zijn arbeidsloon komen, maar wat zal het toch een wonder zijn, geliefden, als dat onder ons nog gevonden mocht worden. De tijd is toch zo kommervol en de toekomst des Heeren genaakt. De Heere ontferme Zich over ons nageslacht en geve een heilzame onrust opdat de lust uit de zonden en uit de wereld werd weggenomen en er een lust gewerkt werd tot alle gerechtigheid. Maar zo geve de Heere ook Zijn oprechte volk, reizende door het moerbeziedal van deze wereld om tot de Fontein gebracht te worden als een ware dorstige naar Zijn gerechtigheid. O, dat er toch maar geen rust kon gevonden worden in verkregen weldaden, maar dat de ziel uit-en afgedreven van alle gronden buiten die Fontein, nog weer eens betrekking mocht krijgen op Hem Die toch maar alleen het Leven is. Om Hem weer eens tot een Fontein te mogen stellen opdat de vrucht zal mogen zijn: Ook zal de regen hen gans rijkelijk overdekken. Om te mogen instemmen met de dichter:

Een milden regen zond G' o Heer' Op Uw bezwijkende erfenis neer, Om sterkte aan haar te geven.

Amen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 januari 1991

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Het dal der moerbeziebomen 3.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 januari 1991

De Wachter Sions | 8 Pagina's