Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hopende en Uitziende

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hopende en Uitziende

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Romeinen 1:22 en 23.

Zich uitgevende voor wijzen, zijn zij dwaas geworden. En hebben de heerlijkheid des onverderfelijken Gods veranderd in de gelijkenis eens beelds van een verderfelijk mens en van gevolgelte en van viervoetige en kruipende gedierten.

HOPENDE: We moesten nog iets zeggen van het laatste gedeelte van het 21e vers. De apostel zegt daar: "maar zijn verijdeld geworden in hun overleggingen, en hun onverstandig hart is verduisterd geworden". Het verstand van de mens is door de zonde verduisterd geworden. De heidenen hebben iets verzuimd en zij hebben iets gedaan. Zij hebben iets verzuimd, want God kennende, hebben zij Hem als God niet verheerlijkt of gedankt. Maar zij hebben ook iets gedaan. Zij zijn tot de allerdwaaste dingen vervallen. De mens is redelijk schepsel gebleven. Hij heeft nog verstand en wil, al is het verstand verduisterd en de wil geheel verkeerd. Er zijn dus wel verstandelijke overleggingen. Maar met die verstandelijke overleggingen zijn de heidenen gekomen tot geheel verkeerde denkbeelden van God. Hoe kwam het dat zij zulke verkeerde denkbeelden van God hebben gehad? Omdat het hart van de mens door de zonde geheel verdorven is.

UITZIENDE: Het is toch maar nooit te zeggen wie de mens door zijn diepe val geworden is. God heeft de mens dus nog wat gelaten na de val. De mens is redelijk schepsel gebleven. Hij heeft ook een natuurlijke Godskennis. Alle kennis van God is vrucht van de openbaring Gods. Zo was het ook bij Adam en Eva voor de val. De Heere had de mens naar Zijn beeld geschapen. En dat beeld bestond in kennis, gerechtigheid en heiligheid. Die kennis van God was ook vrucht van een openbaring Gods, want die openbaring behoorde tot de schepping naar Gods beeld. En van het beeld Gods bezit de mens nog kleine overblijfselen, maar dan van het beeld Gods in ruimere zin. In engere zin is de mens dat beeld geheel verloren. Zo is er dus geen kennis van God tot zijn zaligheid meer bij hem te vinden. Er is alleen nog een aangeboren bewustzijn van het Godsbestaan, die ook genoeg is om hem alle onschuld te benemen. Daar hij redelijk schepsel is gebleven, met verstand en wil begiftigd, bezit hij het vermogen nog om te overleggen. En die overleggingen kunnen dus ook op God gericht zijn, daar er nog een natuurlijke Godskennis is. Maar in die overleggingen zijn de heidenen verijdeld geworden.De apostel zegt, dat hun onverstandig hart is verduisterd geworden. Het gedichtsel van de gedachten des harten van de mens is ten enenmale boos.Toch zijn die heidenen ook om die verkeerde overleggingen niet te verontschuldigen, omdat het hart van de mens boos geworden is. Daarom voegt de apostel er ook zo aan toe: "Zich uitgevende voor wijzen, zijn zij dwaas geworden". De wijsheid van die heidenen is ook echt niette onderschatten. Daar hebben ze in hun geschriften ook wel getuigenis van gegeven. Maar in die wijsheid hebben zij ook hun hovaardigheid geopenbaard. De mens is door zijn val een hoogmoedig schepsel geworden. Hij heeft God gelijk willen zijn. En in die overleggingen van die heidenen is dit ook duidelijk openbaar gekomen. Alle heidenen dachten ook niét eender. Ze hebben met elkaar wel getwist in hun overleggingen. Het gevolg daarvan is ook wel, dat zij niet allen dezelfde goden dienen. Bij allen is echter duidelijk openbaar gekomen, dat ze een onverstandig hart hadden met al hun wijsheid. En dat onverstandig hart is ook nog te meer verduisterd geworden. Och, wat is toch de mens, die zijn Schepper niet meer kent! Vriend, ik geloof dat we goed moeten zien dat de apostel bezig is met de mens zijn gevallen staat voor ogen te houden.

HOPENDE: Ja vriend, dat moeten we niet uit het oog verliezen. De apostel gaat nog verder met de dwaasheid van de gevallen mens ons voor ogen te stellen, als hij zegt: "En hebben de heerlijkheid des onverderfelijken Gods veranderd in de gelijkenis eens beelds van een verderfelijk mens en van viervoetige en kruipende gedierten. Ze hebben de Schepper dus aan het schepsel gelijk gesteld. En dan niet alleen aan een verderfelijk mens, maar ook aan viervoetige en kruipende gedierten. Welk een ontering toch van het Goddelijke Wezen. Maar de gevallen mens kan nu eenmaal niet anders meer dan zijn Schepper onteren. Hij kent zijn Schepper niet meer, maar met zijn waanwijsheid weet hij zich wel zulk een voorstelling van de Schepper te vormen, dat hij zelf nog boven die Schepper uitkomt. Niet alleen verandert hij de heerlijkheid des onver-' derfelijken Gods in de gelijkenis van een beeld van een sterfelijk mens, maar zelfs van gevolgelte en viervoetige en kruipende gedierten.

UITZIENDE: Och vriend, ik kan in die heidenen mezelf toch zo helemaal terugvinden. Ik weet wel, dat de Heere me van de heidenen heeft willen onderscheiden door mij onder het licht van het zuivere Woord te doen geboren worden en te doen opgroeien. Dat wordt ook een wonder voor een mens, als hij aan zijn schuld ontdekt wordt. Hij krijgt een oog voor de veelvuldige bemoeienissen Gods, van der jeugd af aan met hem gehouden. Het is hem een wonder dat hij niet in de heidenwereld geboren is en ook niet in ongodsdienstige kringen of onder een valse godsdienst. Welk een voorrecht is het, dat men van der jeugd af in de zuivere leer der Waarheid is onderwezen. Dit stelt de mens ook wel te meer schuldig en verantwoordelijk. Daar krijgt men ook een diep besef van. Maar anderzijds is er geen onderscheid tussen Jood en Griek, waar de apostel ook juist in deze zendbrief duidelijk op wijst. Maar daarom kan ik me in deze zendbrief ook wel heel goed vinden. Gelukkig kan ik me in geheel Gods Woord vinden en is geheel dat Woord me dierbaar geworden, maar de apostel heeft in de Romeinenbrief in het bijzonder de leer van de vrije rechtvaardigmaking van de goddeloze zondaar duidelijk willen verklaren en krachtig willen verdedigen. En als hij dan Jood en heiden aan elkaar gelijk stelt, om te duidelijker aan het licht te doen komen, dat men, wie men ook is, uit genade gezaligd zal moeten worden, dan kan ik me daar bijzonder goed in vinden. Al heeft de Heere me van der jeugd af aan van die heidenen willen onderscheiden, wat me een groot wonder is geworden, daar toch zoveel heidenen in hun onwetendheid van de leer der waarheid moeten verloren gaan, ik kan in de waarneming van mijn geestelijke blindheid niet boven die heidenen uitkomen. O, dat onverstandige hart! Maar dan ook nog die overleggingen van dat onverstandige hart! Ik ben ook nog zo wijs in mijn eigen ogen. Maar ik ken mijn Schepper maar niet recht. Ik stel mijn Schepper aan mezelf gelijk, ja, ik wil altijd nog maar boven mijn Schepper uitkomen. Dus wat ben ik wat dat betreft dan anders en beter dan die heidenen?

HOPENDE: Ik had wel gedacht dat u zulk een wending aan ons gesprek zoudt geven. Als we bepaalde verklaringen over deze teksten nagaan, dan wordt ons heel wat gezegd van die heidense wijsgeren, die duidelijk blijk hebben gegeven van de waarheid van wat de apostel ons hier voorhoudt, maar hoewel het wel goed is om daar voor onszelf wat over te lezen, ik geloof toch dat ons gesprek meer nut voor anderen kan hebben, als we met wat de apostel hier over de heidenen heeft geschreven, tot onszelf inkeren. Ik kan eerlijk gezegd, ook niet boven die heidenen uitkomen. Mijn diep gevallen staat moet ik steeds meer waarnemen en kan ik in deze beschrijving van de apostel zo duidelijk terugvinden. Och vriend, de Schepper heeft ons toch zo goed uit Zijn handen doen voortkomen! Er was bij de mens in de staat der rechtheid een waar en volmaakte kennis van zijn Schepper te vinden. En als we nu weer naar dat beeld van de Schepper vernieuwd mogen worden, is dat een grote zaak. En die vernieuwing is ook volkomen in de delen, maar niet in de trappen. Vandaar moeten we zo gewaar worden dat er zo weinig rechte kennis van onze Schepper meer bij ons te vinden is. We stellen de Schepper gelijk aan onszelf, ja, we zijn nog geneigd om Hem beneden de dieren te plaatsen. Och, wat zijn we toch dwazen met al onze wijsheid! Vriend, er schiet voor mij niet anders dan zelfverfoeiing over, hoe ouder dat ik word.

UITZIENDE: Daar kunnen we elkaar dus wel in verstaan. Ik kan er echt geen woorden voor vinden om u te zeggen hoe ik mijn boos, verdorven en Godevijandig bestaan steeds meer gewaar moet worden. Een samenknoping van ongerechtigheid is de mens geworden door zijn diepe val. En bij al het goede wat de Heere me in mijn leven heeft geschonken, moet ik me zo waarnemen. Het bedenken des vleses is vijandschap tegen God.

HOPENDE: Dus daarin zijn we het wel met elkaar eens, dat we ons boven de heidenen niet behoeven te verheffen. Dat is de bedoeling van het schrijven van de apostel, want hij wil in de Romeinenbrief goed uit laten komen, dat een Jood zowel als een heiden uit genade zalig zal moeten worden. We hopen dat verder na te gaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 juni 1991

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Hopende en Uitziende

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 juni 1991

De Wachter Sions | 8 Pagina's