Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hopende en Uitziende

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hopende en Uitziende

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Romeinen 1:24.

Daarom heeft hen God ook overgegeven in de begeerlijkheden hunner harten tot onreinigheid, om hun lichamen onder elkander te onteren.

HOPENDE: De apostel tekent in de Romeinenbrief toch zo duidelijk de mens in zijn gevallen staat. Al is er bij de heidenen nog een natuurlijke Godskennis te vinden, men maakt daar geen recht gebruik van. De apostel heeft er dan ook al op gewezen, dat zij niet te verontschuldigen zijn, omdat zij God kennende, Hem als God niet hebben verheerlijkt of gedankt. En ook heeft hij gezegd, dat zij zich uitgevende voor wijzen, dwaas zijn geworden. Onder de heidenen zijn er grote wijsgeren geweest. Ze wisten zelf heel erg goed, dat ze zoveel wijsheid bezaten. Zo meenden zij ook wel de beste denkbeelden van de Godheid te bezitten. Maar zij kwamen daarmee tot de grootste dwaasheid. De geschiedenis heeft geleerd, dat de beschaafdste volken waaronder ook nog wel de meeste wijsheid te vinden was, toch juist wel tot de grootste dwaasheden zijn vervallen in hun zogenaamde Godsverering. Grieken en Romeinen hebben in hun afgodendienst zich dwazer gedragen dan de Barbaren.

UITZIENDE: Wat heeft ons dat toch ook weer veel te zeggen. Buiten de Ware kennis van God die ter zaligheid is, komt de mens met zijn geleerdheid juist tot de dwaaste dingen. Dat zien we ook heel duidelijk in deze tijd. Men heeft maar te denken aan die moderne theologie. Men staat er versteld van welk een onzin men daarmee uitkraamt. Maar de hovaardigheid van de van God afgevallen mens is daarin ook zo duidelijk te aanschouwen. Men is nog steeds niet aan een eind met het zoeken naar meerdere wetenschap op theologisch gebied. Och, het einde van al die wijsgerige bespiegelingen is nu eenmaal niet te vinden. Maar vriend, met al wat we hierin op theologisch gebied aanschouwen, moeten we ook maar tot onszelf inkeren. Buiten de ware kennis van God gaat de mens met al zijn beschouwingen die hij er op nahoudt, altijd maar de hoogte in. Maar de vrucht brengt in al die wijsheid juist de dwaasheid van de mens openbaar. De vorige keer hebben we al gehoord, hoe de apostel erop wijst, dat men de heerlijkheid des onverderfelijken Gods veranderd heeft in de gelijkenis eens beelds van een verderfelijk mens en van gevogelte en van viervoetige en kruipende gedierten. God is een onzienlijke en een oneindige geest. Hij is de Onsterfelijke, Die een ontoegankelijk licht bewoont. En de heerlijkheid van die God heeft men veranderd in de gelijkenis van een verderfelijk mens. God heeft de mens eenmaal die grote eer aangedaan, dat Hij hem schiep naar Zijn beeld, maar de van Hem afgevallen mens kan nu niet anders dan Hem de grootste oneer aandoen door Hem gelijk te stellen aan zichzelf en dan ook nog zoals hij door de val geworden is, namelijk een verderfelijk mens. Ja, hij verandert de heerlijkheid van die onverderfelijke God ook nog in de gelijkenis van gevogelte en van viervoetige en kruipende gedierten. De Heere heeft de mens boven die dieren geplaatst, want Hij heeft alles onder zijn voeten gezet: schapen en ossen, alle die; ook mede de dieren des velds. Maar nu weet die mens, die zo hoog door zijn Schepper was verheven boven al die dieren, zijn Schepper zo te vernederen, dat Hij nu net als die dieren onder hem komt te staan. O wat is de mens dan toch een gruwelijk schepsel door zijn diepe val geworden! En dat, terwijl hij als het pronkstuk van de schepping uit Gods handen voortgekomen was. Maar och vriend, ik moet maar weer zeggen, dat ik me niet boven die heidenen kan verheffen. Als een gruwelijk goddeloos monster moet ik me maar gedurig waarnemen. Er is meer hoogmoed dan ootmoed bij me te vinden. Wat de Heere in Psalm 50 zegt, geldt ook van mij: "Gij denkt, dat ik ten enenmale ben gelijk gij". Ik moet me daar wel voor achamen, maar ik behoef het niet te verzwijgen.

HOPENDE: Het doet me goed, dat u dat niet verzwijgt. Ik kan heus niet boven u uitkomen. Ik behoef al die wijsgeren die boven God uit willen komen, ook niet buiten mezelf te zoeken. Ik hoop alleen voor de uitleving bewaard te blijven van wat er in dat verdorven hart te vinden is. Het is voor mij al erg genoeg, dat de Heere me dagelijks en elk ogenblik moet aanschouwen in dat ellendige bestaan dat ik om moet dragen. Om dan maar niet te spreken over die inwendige murmureringen en over die onverenigdheid van dat vlees dat zich de Wet van God nooit onderwerpt. En nu kent God mij veel beter dan dat ik mezelf ken. Hij doet mij er slechts iets van zien, wie ik ben. Hij kent en doorgrondt me in die bodemloze put van inklevend verderf, veel meer dan dat ik beseffen kan. Het is niet te zeggen welk een gruwelijk monster de gevallen mens in het heilig oog van zijn Schepper is. Och, het is me bij ogenblikken toch zo'n wonder, dat de Heere me niet reeds lang met een mannelijke wegwerping van voor Zijn heilig ogen heeft weggedaan. Maar dat doet me toch ook steeds meer zien, hoe noodzakelijk het is om in die Persoon des Middelaars altijd maar door God aanschouwd te worden. We hebben het nu steeds zo gehad over die natuurlijke Godskennis, zoals die ook bij de heidenen te vinden is. Het blijkt echter in die gruwelijke Godonterende afgodendienst van die heidenen, dat men met de natuurlijke Godskenhis niet kan komen tot de kennis van Hem, Die het Beeld des onzienlijken Gods is. De ware bovennatuurlijke Godskennis brengt alleen tot de rechte zelfkennis en ook tot die onmisbare Christuskennis. Maar dat doet ook het wonder zo groot worden, als de Heere zegt, dat hij weet wat maaksel wij zijn, gedachtig zijnde, dat wij stof zijn. En dan behoeven we gelukkig nog niet uit te leven wat er in ons is te vinden en wat de apostel nu verder van de heidenen vermeldt. Want hij zegt: "Daarom heeft hen God ook overgegeven in de begeerlijkheden hunner harten tot onreinigheid, om hun lichamen onder elkander te onteren". De straf volgt de zonde op de voet. God heeft als straf op de zonde van afgoderij de heidenen overgegeven aan het bedrijven van de gruwelijkste zonden, waardoor zij hun eigen lichamen hebben onteerd en schade aangedaan.

UITZIENDE: Het was dus naar een rechtvaardig oordeel, dat de Heere die heidenen aan zulk een boosheid overgaf. God is geen Auteur van het kwade. Hij werkt de zonde niet. Maar Hij kan rechtvaardig Zijn weerhoudende genade ons onttrekken. Door die weerhoudende genade blijft de mens nog voor vele zonden bewaard, maar de Heere is niet verplicht om ons die weerhoudende genade te schenken. En als de mens zich aan een bepaalde ongerechtigheid overgeeft, kan de Heere ook rechtvaardig zonde met zonde straffen, zodat men van kwaad tot erger komt. Wat de apostel nu verder heeft geschreven over de zonde die de heidenen bedreven, is iets heel gruwelijks. Er wordt door de apostel echt geen goed woord van gezegd. En wij hebben er ook niets goeds van te zeggen, al lopen we op het ogenblik wel het gevaar van beschuldigd te worden van discriminatie. We zijn echter bezig om Gods Woord met elkaar te bespreken. Als we dat niet meer vrij mogen doen, dan is de uitleving in de ongerechtigheid in ons land toch wel heel erg geworden. Gods Woord spreekt hier over de zonde die men thans heel gewoon schijnt te vinden, als onreinheid en een onteren van het lichaam.

HOPENDE: Als er sprake is van een overgeven van de mens door God aan de boze begeerlijkheden des harten, dan wijst ons dat toch wel op een verschrikkelijke slavernij waarin de mens geraakt. Er wordt ook veel over een verslaving gesproken. We denken bijvoorbeeld aan de drank. Waar de drankverslaving de mens toe brengen kan, is in deze tijd ook wel veel te zien. Maar nu wordt hier in de tekst gesproken over een verslaving aan de boze lusten van het vlees, ja, aan onnatuurlijke lusten. De natuurlijke lust is de mens door God ingeschapen. En in die natuurlijke lust kan de mens ook te ver gaan. Er is wel niets nieuws onder de zon, maar de ene tijd verschilt toch wel van de andere tijd. Men weet tegenwoordig wel Bijbelteksten te gebruiken om de zonden goed te praten. Zo weet men bijvoorbeeld al dadelijk te wijzen op het woord van de Prediker, als hij zegt: "zeg niet: Wat is er, dat de vorige dagen beter geweest zijn dan deze? Want gij zoudt naar zulks niet uit wijsheid vragen". Men maakt echter wel een verkeerd gebruik van dat woord van de Prediker. Als men de kanttekening op die tekst naleest, kan men dat wel weten. De kanttekening zegt, dat we dit niet murmurerende tegen de Godsregering mogen zeggen. En dan zegt de kanttekening ook nog: "Anders is het wel geoorloofd de boosheid en ellendigheid onzer tijden te beklagen, van harte bedroefd zijnde dat de wereld hoe langer hoe snoder wordt, en dat derhalve ook de plagen vermeerderd worden". Las men zo die tekst nu maar eens goed. Maar nu moeten met zo'n tekst de zonden worden goed gepraat, waarvan de apostel zegt, dat ze onder de heidenen werden bedreven, maar die nu onder de godsdienst veelvuldig zijn te vinden. In tijden van diep verval maakte Israël zich ook aan die heidense zonden schuldig, waaruit we zien dat men levende onder de zuivere godsdienst ook tot alle ongerechtigheid in staat is. Maar de zonden ook van Israël staan ons ter waarschuwing beschreven, opdat wij geen lust tot het kwaad zouden hebben, gelijkerwijs als zij lust gehad hebben. We hopen de volgende keer de apostel verder te volgen in wat hij ons zegt van die heidense zonden.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 juni 1991

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Hopende en Uitziende

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 juni 1991

De Wachter Sions | 8 Pagina's