Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een Zon en Schild (1).

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een Zon en Schild (1).

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Meditatie

Want God de Heere is een Zon en Schild; de Heere zal genade en ere geven; Hij zal het goede niet onthouden dengenen, die in oprechtheid wandelen. Psalm 84:12.

Geliefden,

Mochten wij de vorige reize de pelgrim naar Sion beluisteren in zijn verlangend uitzien om nog weer eens op te mogen gaan met de feesthoudende menigte naar de voorhoven des Heeren, nu horen wij hem spreken uit een dierbare stand der ziel. Ja, uit een gelovige en geheiligde wetenschap.

Want in onze tekst spreekt hij er van wat hij en al de ware pelgrims naar Sion aan de Heere mogen hebben. Want God de Heere is een Zon en Schild. Zo spreekt hij allereerst van God de Heere als een Zon. En van de zon op zichzelf is al heel wat te zeggen en dat in een kleine vergelijking met de Heere. Want al is de zon een onbegrijpelijke grootheid, zij is maar klein en nietig in vergelijking met de God van hemel en aarde. Want de zon is een geschapen creatuur die eens een einde zal hebben. Maar de Heere is van eeuwigheid tot eeuwigheid de Onveranderlijke. De zon beschijnt slechts een half werelddeel, doch de Heere is de Overalomtegenwoordige Zelf. Doch er zijn ook wel enige vergelijkingen te trekken. De hitte der zon is niet te peilen. Maar wie van de schepselen kan de hitte van de gramschap Gods peilen en verdragen? Hij toch is een verterend vuur en een eeuwige gloed bij Wie niemand wonen kan. De zon geeft licht in de duisternis. Alzo ook de Heere. Hij kan alleen de duisternis maar wegnemen en het licht van Zijn vriendelijk Aangezicht doen opgaan in de duistere zielen van Zijn volk. De dichter getuigt daar van: "In Uw licht zien wij het licht". De zon gaat op en zij gaat onder. Zo spreekt ook de Heere: "Ulieden daarentegen die Mijne Naam vreest, zal de Zon der gerechtigheid opgaan". Daar komen ook wel wolken voor de zon. Zo is het ook in het leven van de pelgrim naar Sion. O, dan lijkt het wel of de zon er niet meer is. Als de Heere Zijn Aangezicht verbergt en het donker gaat worden in de ziel en alles als toegemuurd gaat worden, dan lijkt het wel of de Heere er niet meer is. Als er wolken voor de zon komen, dan wordt het opeens killer. Zo is het ook menigmaal in het leven der genade. Als de Heere Zijn Aangezicht verbergt, de hemel als gesloten wordt, het woord geen kracht meer doet, en alles ontvalt, de uitgangen des harten zo lauw, liefdeloos en harteloos worden, dan lijkt het wel of er nooit wat gebeurd is in het leven. Geliefden, heeft u al eens kennis gemaakt met een goddeloze en onverenigde bidder? Als men in zulk een weg geleid wordt, dan blijft er echt geen godzalig mens over. Ik weet het wel, daar moet men tegenwoordig niet mee aankomen. Ach, wij beleven thans een tijd waarin men alles kan vasthouden en geloven. Maar het ware volk des Heeren moet ervaren: Zonder U kan ik niet zuchten, noch van hier naar boven vluchten! Als de zon op donkere dagen niet gezien wordt, is zij er toch evenwel. Zo zegt de Heere tot Zijn pelgrim: "Ben ik dan een God van nabij, spreekt de Heere, en niet een God van verre? Vervul Ik niet den Hemel en de aarde, spreekt de Heere? " De zon geeft warmte en vruchtbaarheid. Zo zijn nu ook alle goede en volmaakte giften afdalende van de Vader der Lichten. Hij is de Fontein en Oorsprong van alle licht en leven. Soms gaat de zon bloedrood onder. Maar is ook die dierbare Zon der gerechtigheid niet bloedrood ondergegaan op Golgotha? En zijn daar niet drie donkere dagen en nachten op gevolgd waar de Zon verborgen lag in de donkere spelonk der aarde? Maar met welk een Goddelijke glans en majesteit is deze Zon op de morgen der opstanding verrezen. Daar was Hij waarlijk als een Bruidegom Die uitging uit Zijn slaapkamer en als de ware Held om het pad te lopen. Door de glans Zijner heerlijkheid werden Zijn discipelen uit de duisternis der vertwijfelingen verlost. Maar ziet deze Zon al hoger en hoger stijgen op de dag van Zijn volheerlijke hemelvaart. Doch ziet nu ook deze Zon eeuwig bevestigd in Zijn heerlijkheid aan de rechterhand Zijns Vaders. En dat nu enkel ten goede van Zijn geestelijke pelgrims in het dal der moerbeziƫnbomen. En nu ten laatste zal die Zon nog eenmaal in Zijn volle heerlijkheid verschijnen op de wolken des hemels. En dat tot de onuitsprekelijke blijdschap van de ware pelgrim, die hier Zijn verschijning reeds heeft liefgehad. En dan zal de geestelijke pelgrim nooit meer in het donker behoeven om te dwalen maar zich tot in eeuwigheid in die Zon verheugen en verblijden. Dan zal men geen licht der zon noch der kaars van node hebben, maar het Lam dat in het midden des troons is zal hen dan weiden in het licht van Zijn Aangezicht. Daar zal geen moerbeziedal meer gevonden worden van duisternis en bestrijdingen. Daar zal geen hete middagzon meer zijn van verdrukking en benauwdheden. Maar daar zal de pelgrim eeuwig Hem tot zijn zalige Fontein mogen stellen en bezitten. Daar rusten dan waarlijk de vermoeiden van kracht en daar zal de drijver voor eeuwig ophouden.

Ziet hoe de pelgrim de Heere door het geloof mocht aanmerken als zijn Zon, maar ook op zijn reis naar Sion in dit ogenblik zich in het licht van die Zon mocht verheugen. Dat deed hem uitroepen met de bruid uit het Hooglied: "Als een appelboom onder de bomen des wouds, zo is mijn Liefste onder de zonen; ik heb grote lust in Zijn schaduw, en zit er onder, en Zijn vrucht is mijn gehemelte zoet". O, als de pelgrim zo zijn weg mag gaan naar Sion, dan zijn er op dat moment geen hinderpalen. Dan mag men het weer eens even geloven dat men voor God in Sion zal mogen verschijnen. Als zo het geloofsoog gericht mag zijn op de Heere als die Zon, dan roept men uit: "Wien heb ik nevens U in den hemel? Nevens U lust mij ook niets op de aarde! Bezwijkt mijn vlees en mijn hart, zo is God de Rotssteen mijns harten en mijn Deel in eeuwigheid."

Ja, dan mag de pelgrim wel eens zingen op zijn reis: Want onz' God is vriendelijk en goed, een Zon en Schild tot ons behoed, Die ons geeft eer ende genade. Want nu getuigt de pelgrim niet alleen van de Heere als een Zon, maar mag hij Hem ook kennen als zijn Schild. Ja, niet alleen als zodanig kennen, maar ook een gelovig gebruik van Hem als zijn Schild maken.

Menigmaal ziet de pelgrim zich zo ongedekt op aarde staan. En onder vele inwendige benauwingen moet hij dan zijn weg gaan. Dan zucht hij wat keren in zichzelf: Hoe zal het ooit nog eens vallen! O, Heere zal het straks niet openbaar worden dat ik mij in alles bedrogen heb? En dan die vurige pijlen welken op de ziel worden afgeschoten.

Wordt vervolgd.

A.

V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 juli 1991

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Een Zon en Schild (1).

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 juli 1991

De Wachter Sions | 8 Pagina's