Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Antwoord per brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Antwoord per brief

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geachte Fam. N.N. te N.,

Er is me door u een vraag gedaan over Jefta's gelofte, die hij aan zijn dochter volbracht. En u zoudt graag willen dat ik iets zou schrijven over dat bewenen van haar maagdom op de bergen.

De geschiedenis van Jefta heeft mij in mijn leven wel wat te zeggen gehad. Er is een tijd gekomen in mijn jonge jaren dat ik schoon uitgepreekt was. En dat omdat de Heere een bijzondere kerkelijke weg met me ging inslaan. Toen de Heere die bijzondere weg met me insloeg, is de eerste preek die ik deed, over Jefta geweest. Ik zou dus over de gehele geschiedenis nu wel wat kunnen gaan schrijven, maar dat doe ik niet want dan wordt mijn brief weer te lang. Maar toch kan ik niet laten om de voornaamste dingen uit die geschiedenis even aan te stippen. De kerk des Heeren is hier op aarde altijd een strijdende kerk geweest. Dat laat ons ook de geschiedenis van Jefta zien. Het volk was lange tijd door de Ammonieten onderdrukt. Het is de kinderen Israels onder die onderdrukking zeer bang geworden. Uit de benauwdheid is men gaan roepen tot de Heere, in de erkenning van tegen Hem gezondigd te hebben. En welk antwoord men van de Heere kreeg, kunnen we in het 10e hoofdstuk lezen. De Heere heeft gezegd: "Gaat heen en roept tot de goden, die gij verkoren hebt; laat die u verlossen, ten tijde uwer benauwdheid". Maar dan lezen we zo opmerkelijk, dat de kinderen Israels niet alleen erkenden dat zij gezondigd hadden, maar ook de vreemde goden uit hun midden hebben weggedaan. En daarop volgt dan: "Toen werd Zijn ziel verdrietig over den arbeid van Israël". Jefta werd door Hem verwekt om als middel in Zijn hand Israël te verlossen uit de hand der Ammonieten. En zo opmerkelijk begint de geschiedenis van Jefta met ons te zeggen: " Jefta nu, de Gileadiet, was een strijdbaar held, maar hij was een hoerenkind”.

Hij was dus niet uit een wettig huwelijk voortgekomen. Zijn broeders hebben hem daarom uitgestoten. Maar deze uitgestotene was een door God verkorene. We zien hem geplaatst in de rij der geloofshelden in Hebreeën 11. Laat ik in dit verband u ook even mogen wijzen op de korte en zo zakelijke beschrijving die we van de geschiedenis van Jefta kunnen vinden in het zo mooie boek van ds. G.H. Kersten: "Meer dan overwinnaars". U vindt dan ook al wel een antwoord op uw vraag over de gelofte die Jefta heeft gedaan. We lezen dat Jefta heeft gezegd: "Indien Gij de kinderen Ammons ganselijk in mijn hand zult geven. Zo zal het uitgaande, dat uit de deur van mijn huis mij tegemoet zal uitgaan, als ik met vrede van de kinderen Ammons wederkom, dat zal des Heeren zijn en ik zal het offeren ten brandoffer”.

En nu vermeldt ons de geschiedenis, dat Jefta ten strijde is getrokken tegen de kinderen Ammons en hij bracht ze ten onder. Maar als Jefta terugkeerde naar zijn huis, zo ging zijn dochter uit hem tegemoet met trommels en reien. Zij was alleen, een enig kind; hij had anders geen zoon of dochter. Nu wil ik even citeren wat ds. G. H. Kersten hiervan zegt. Het volgende namelijk: "Heeft Jefta aan haar gedacht, toen hij zijn gelofte deed, of niet? Maar wie zou hem uit zijn huis dan tegemoet treden, behalve zij? Op geen beest, dat de Heere ten offer kon aangeboden, past het woord dezer gelofte. Geen onderhorige kon God ten offer gebracht, wijl alle mensenoffer Jehovah een gruwel was. Jefta gaf zich en zijn geslacht in de hand des Heeren. Hij was de verstotene. Zou God Zich zijner en zijn geslacht ontfermen? Zal de Heere zijn geslacht een plaats geven onder de stammen Israels? Aan Jehovah de beslissing. Jefta geeft zich in Gods hand. En zijn dochter treedt hem tegemoet, met trommelen en reien. Jefta ontroert. De beslissing des Heeren valt. Zij is des Heeren brandoffer. Neen, niet op het altaar. Want God verdelgde eens de volkeren van Kanaan om het mensenoffer. Maar in deze zin offert Jefta dat hij zijn enige kind geheel de Heere afstaat. Hij, de uitgestotene moet voor Gods daden vallen. Zijn geslacht is geen plaats in Israël gegeven. De bastaard is geroepen ten hoofd, maar naar Gods wet stond hij buiten de vergadering van Israël. En zijn geslacht zal uitsterven. Jefta volbracht aan zijn dochter zijn gelofte, die hij beloofd had, en zij heeft geen man bekend. Eenzaam heeft zij haar dagen uitgeleefd, door de dochteren van Israël van jaar tot jaar beklaagd, die ook gingen om haar aan te spreken. Maar zij zelfheeft zich mede mogen geven in Gods hand. Zijn doen was ook haar majesteit”.

Hoe kernachtig is toch wat ons van Jefta en zijn dochter vermeld staat! In dit verband moet ik er dan nu toch ook even op wijzen, dat een andere strijd het gevolg is geweest van de strijd van Jefta tegen de kinderen Ammons. De mannen van Efraïm werden bijeengeroepen en hebben tegen Jefta gezegd: "Waarom zijt gij doorgetogen om te strijden tegen de kinderen Ammons en hebt ons niet geroepen om met u te gaan? Wij zullen uw huis met u met vuur verbranden”.

De mannen van Efraïm hadden echter geen reden om met Jefta te twisten. We lezen dan ook dat Jefta tegen hen gezegd heeft: "Ik en mijn volk waren zeer twistig met de kinderen Ammons; en ik heb ulieden geroepen, maar gij hebt mij uit hun hand niet verlost. Als ik nu zag, dat gij niet verlostet, zo stelde ik mijn ziel in mijn hand en toog door tot de kinderen Ammons, en de Heere gaf hen in mijn' hand; waarom zijt gij dan te dezen dage tot mij opgekomen om tegen mij te strijden? " De Efraïmieten hadden de belangen van Israël niet gezocht in tijd van nood. En nu wilden zij wel graag delen in de buit, maar ze hadden zich niet overgehad voor de strijd. Deze Efraïmieten zijn nog niet uitgestorven. Als de Waarheid op het spel staat, dan wagen ze er die wel aan, als zij maar buiten schot kunnen blijven. Maar als de overwinning aan de zijde van de Waarheid uitvalt, dan willen zij de eer ook nog wel hebben van dat ze zo voor de Waarheid hebben gestreden.

Bij Jefta mocht het anders liggen. Die had zijn ziel in zijn hand gesteld. Hij had zich geheel en al in de strijd voor de zaak des Heeren overgekregen, om alzo Israels welstand te zoeken. En zo was de Geest de Heeren over hem gekomen. Die Geest geeft getuigenis aan Zijn eigen werk, ook in de bediening van Zijn knechten, als ze voor de Waarheid in de bres mogen springen waaraan Gods eer zo nauw verbonden is. Dat is het voornaamste waar het op aankomt in ons leven, dat we onze eigen behoudenis niet zijn blijven zoeken ten koste van Gods eer en deugden. Daar is het zuivere Godswerk aan te kennen, dat het de mens zich eens zo onvoorwaardelijk voor God doet overkrijgen, als men niet kan zien dat zijn behoudenis met Gods eer gepaard zal kunnen gaan. Het zal in het ganse leven blijken, of deze wortel der zaak bij ons te vinden is.

Ik kan uw vraag niet goed beantwoorden, als ik aan de hand van de geschiedenis van Jefta u daarop niet wijs. Dit is ook het grote onderscheid tussen Sibbóleth en Schibbóleth, waaraan deze geschiedenis ons doet denken. Jefta is immers ten strijde getrokken tegen de kinderen van Efraïm en hij heeft ze verslagen en de veren van de Jordaan afgenomen. En als de vluchtende Efraïmieten over de Jordaan wilden gaan, dan moesten ze Schibbóleth zeggen, maar ze zeiden Sibbóleth. Daar waren ze aan te kennen en zo werden ze dan ook verslagen.

Arme Efraïmieten! Ja, versta me daarin recht, want ik heb de Efraïmieten van alle tijden op het oog. Die Efraïmieten die zonder strijd en zonder zich voor Gods eer over te hebben gekregen, de hemel denken te beërven. Zo zal straks ook bij hen voor een gesloten hemelpoort de vijandschap ten volle ontbranden. Ze hebben toch ook in de Naam des Heeren geprofeteerd, vele krachten gedaan en duivelen uitgeworpen. Maar ze zullen moeten horen: "Gaat weg van Mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur, dat de duivel en zijn engelen bereid is, want Ik heb u nooit gekend”.

O dat Schibbóleth of Sibbóleth! De scheidslijn gaat toch zo nauw uit! Het gaat in de leer en weg der zaligheid om die scherpe

scheidslijn tussen werk en genade. Het is hier één van beide: Gods eer of onze eer. De Efraïmieten waren voor de eer van hun stam opgekomen, maar bij de veren van de Jordaan moesten ze er zich voor schamen en bevreesd voor zijn om te zeggen dat ze tot de stam van Efraïm behoorden.

Voor Jefta lag echter in het verlies de volle winst. Hij was door zijn broederen verstoten en mocht in de erfenis niet delen. Maar nu was hij toch door zijn eigen geslacht tot een overste gesteld. Zo zou hij dan ook vanzelf weer delen in de erfenis en in de kinderrechten. Maar die erfenis gaf hij prijs, want hij deed een gelofte aan de Heere. Wat uit zijn huis hem tegemoet zou gaan, dat zou des Heeren zijn. En wat gebeurde er? Zijn, dochter ging uit, hem tegemoet. Dat heeft hem ontroerd. En toch stem ik met ds. Kersten in, die ook niet denken kon dat Jefta het oog niet.op zijn dochter heeft gehad als hij die gelofte deed. Jefta heeft zijn gelofte volbracht en zijn dochter geofferd op zulk een wijze als we in de geschiedenis beschreven vinden. Jefta gaf zijn erfenis prijs en offerde al wat hij had de Heere op, dat de Heere Zelf zijn erfenis en het deel zijns bekers was. Jefta had aan God genoeg en in het onvoorwaardelijk prijsgeven van alles buiten God, vond hij in God

Zelf al zijn heil en zaligheid. Nooit verliest men zich volkomen in de Heere, als door zulk een weg waarin men alles verliest wat van zichzelf is. Dat leert men door een afgesneden zaak die de Heere in het leven doet. Als Jefta alles voor God overkrijgt, krijgt hij er God Zelf voor in de plaats. Wat moet Jefta dan nog meer hebben? Dat is het wat de geschiedenis van Jefta ons leert en waarin het onderscheid tussen Schibbóleth en Sibbóleth openbaart komt. De Efraïmieten wilden zonder verlies in de winst delen, maar er vielen er van Efraïm te dien tijde twee en veertigduizend. Dat waren allemaal mensen die geen Schibbóleth konden zeggen. Het kan voor het oog zo'n klein onderscheid zijn, maar dat er toch een eeuwig onderscheid is.

Jefta's dochter werd niet gedood. Hier gold het: "Ik zal uit uw huis geen var nemen, noch bokken uit uw kooien. Maar zo doet de waarde van een ander Offer zich kennen door de ziel. Jefta's dochter was een reine maagd, maar die Middelaar is als een onbestraffelijk en onbevlekt Lam voor hel-en doemwaardigen de dood ingegaan. Hij onderwierp Zich ook gewillig aan de wil Zijns vaders. Jefta's dochter heeft gezegd: "Mijn vader, hebt gij uw mond opengedaan tot den Heere, doe mij, gelijk als uit uw mond gegaan is". Wel heeft zij haar maagdom op de bergen willen bewenen. O, dat prijsgeven van alles wat van de wereld is en wat van dit leven is voor deze erfenis, is voor het vlees wel een pijnlijke weg. Dat wordt in geheel het leven ervaren. Maar dit is toch de weg die leidt tot de eeuwige erfenis, al kan men dat veeltijds ook niet zien.

We lezen verder in de geschiedenis, dat de dochter van Jefta ten einde van twee maanden wederkwam tot haar vader, die aan haar zijn gelofte volbracht, die hij beloofd had; en zij heeft geen man bekend. Maar dan lezen we verder zo opmerkelijk: "Voorts werd het een gewoonheid in Israël, dat de dochteren Israels vanjaar tot jaar heen gingen om de dochter van Jefta den Gileadiet aan te spreken, vier dagen in het jaar". Dit is toch wel wat voor de dochter van Jefta geweest! Eenzaam moest zij haar leven doorbrengen, maar nog.niet door allen vergeten. En ik heb toch weleens gedacht dat die vier dagen in het jaar voor Jefta's dochter bijzondere dagen zijn geweest. Dan mocht zij haar eenzaamheid weleens even vergeten zijn. En dan heeft zij toch wel mogen geloven dat zij niet altijd eenzaam blijven zou, maar zal ze met de dichter weleens ingestemd hebben:

Ik loof eerlang U in een grote schaar.

De gesnedene behoefde niet te zeggen: "Ziet, ik ben een dorre boom". God zou Jefta's dochter in Zijn huis en binnen Zijn muren een plaats geven en een naam geven, beter dan der zonen en der dochteren. Een eeuwige naam zou Hij ze geven, die niet uitgeroeid zou worden. U hebt me deze vraag gesteld. Waarom? Hebt u iets aangevoeld van de weg die Jefta's dochter moest gaan? Jefta's dochter heeft een oprechte keus gedaan, want ze heeft ongetwijfeld van de gelofte van haar vader geweten, maar zoals Matthew Henry opmerkt, heeft ze haar leven in de waagschaal gesteld door haar vader tegemoet te treden. Ze kon niet mee ten strijde gaan, maar op deze wijze heeft zij toch ook haar ziel in haar hand gesteld. En in haar eenzaam leven heeft zij het daar niet altijd mee kunnen doen. Maar als die dochters van Israël met haar kwamen spreken, zal dat toch wel iets bijzonders voor haar geweest zijn. Och, waar is dat in deze tijd nu nog te vinden? Jefta's dochter zou straks in een eeuwige, onbevlekte, onverderfelijke en onverwelkelijke erfenis mogen delen. En o dat eeuwige wonder toch, om tot zo'n erfenis te zijn verkoren! De Heere geve u de keus van Jefta's dochter in waarheid te mogen doen en als u die gedaan moogt hebben, dan wens ik u dezelfde aangename ervaring bij ogenblikken van Jefta's dochter toe. Er zijn wel niet veel dochters van Israël meer, die als er een dochter van Jefta is, haar vier dagen in het jaar bezoeken om haar aan te spreken.

Hartelijk gegroet en Gode bevolen!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 december 1991

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Antwoord per brief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 december 1991

De Wachter Sions | 8 Pagina's