Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor de kinderen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor de kinderen

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dies vertelt men in ons land Al de wond'ren Uwer Hand (slot).

6. Een weggelopen slaaf

Nooit had de slaaf Onésimus het beter kunnen pakken. Sommige slaven worden nog minder dan een dier behandeld. Ze krijgen veel zweepslagen en weinig eten. Voor het minste vergrijp worden zij duchtig onder handen genomen.

Maar hoe anders is de baas van Onésimus. Filémon is een man die de Heere vreest. Hij is bevriend met de apostel Paulus en hij is voor mens en beest goed. Daarom is Onésimus heel goed af dat hij bij een man als Filémon terecht gekomen is. Bovenal hoort hij in het huis van Filémon gesprekken over de Heere en Zijn dienst. Menige slaaf kan met recht op Onésimus jaloers zijn.

Maar op zekere dag vindt er iets droevigs plaats. Terwijl Filémon ergens heen is, neemt Onésimus de kans waar zijn baas te bestelen. We weten niet, wat het geweest is. Wel weten we dat het gebeurd is. Nu-behoefde hij niet te stelen. Filémon gaf hem eten, drinken en kleren. Hij kwam niets te kort! Toch neemt hij op zekere dag iets van zijn baas weg.

Nu durft Onésimus niet meer in het huis van zijn heer te blijven. Hij weet dat op een goede dag zijn baas hem tot zich roepen zal. Want Onésimus is er van overtuigd, dat de diefstal zeker uit zal komen. Daarom blijft er niets anders over, dan het huis van Filémon te ontvluchten.

Zo zien wij Onésimus het huis van zijn heer verlaten. Hij denkt er beter van te worden, maar nooit is er iemand van de zonde beter op geworden. Dat wordt die arme slaaf al gewaar als het avond wordt. Waar moet hij blijven als het nacht wordt? Waar moet hij slapen? Bovendien is hij net een opgejaagd hert. Het gebeurde wel meer, dat slaven hun heer bestalen en vluchtten. Maar dan is het ook gebeurd dat de bestolen heer de hulp van andere mensen inriep om zo'n slaaf weer in handen te krijgen. En o wee als de slaaf gegrepen werd! Dan was hij zeker te beklagen!

Ook Onésimus is de eerste dagen erg bang. Maar hoe verder hij van het huis van zijn heer komt, hoe geruster hij wordt. Misschien heeft hij ook nog teruggedacht aan de God van zijn heer Filémon. Want de Heere had immers in het achtste gebod gezegd: "Gij zult niet stelen!". Ondanks dit alles denkt Onésimus er niet aan terug te keren. Verder, al verder loopt hij om tenslotte in Rome terecht te komen.

Rome was ook in die tijd' een grote stad. Maar ook een goddeloze stad! En daar komt de weggelopen slaaf nu terecht. Wat een verschil met zijn vroegere verblijf. In het huis van Filémon werd de Heere gediend, maar in deze stad hoort hij vloeken. Vroeger klonken hem psalmen en geestelijke liederen tegen, maar hier hoort hij de ijdele liederen van de wereld.

In het huis van zijn godvrezende heer wer-

den de zonden niet geduld en de achterbuurten van Rome krioelen van zonden. En daar tussen beweegt zich nu die arme Onésimus! De slaaf, die nu vrij man denkt te zijn, is nog nooit zo gebonden geweest in de ketenen van satan als nu.

Hij denkt er echter niet aan om terug te keren. Zonden voeren immers altijd verder van de Heere en Zijn dienst af. Zo meteen zal Onésimus in zijn zonden sterven. Hoe droevig is het lot van deze slaaf geworden! Als de Heere hem niet redt, dan is hij reddeloos verloren.

Maar dan gebeurt er iets . . .

Op een keer zoekt Onésimus de apostel Paulus op, die zich in de gevangenis van Rome bevindt. We weten niet, hoe Onésimus bij Paulus terecht gekomen is. De Bijbel zegt er niets van. Maar dit is zeker, dat Onésimus door de Heere op de een of andere manier onder Paulus' gehoor gebracht wordt. Al zit Paulus gevangen, zo mag hij toch Gods Woord uitdragen. En onder het preken van de apostel heeft de Heere door Zijn Woord en Geest het hart van Onésimus aangeraakt. Nu ziet de slaaf wat een grote dwaas hij is. Nu voelt hij zijn schuld voor de Heere. Tranen van berouw lopen hem langs de wangen. En dat het geen krokodillentranen zijn, blijkt wel na afloop van de predikatie. Onésimus gaat naar de apostel toe en vertelt eerlijk wat hij gedaan heeft.

Dan zegt de apostel: "Onésimus, ik ben blij, datje berouw over je kwaad hebt, maar nu moetje terug naar Filémon. Je bent bij hem weggelopen en nu moet je weer naar hem terug! Ik ken Filémon goed en ik zal een brief meegeven. Die brief moet je hem dan geven".

Dan gaat Paulus een brief schrijven. Vaak laat hij een briefschrijven, maar nu schrijft hij zélf een aanbevelingsbrief. Hij schrijft dat de Heere naar Onésimus heeft omgezien. Zeker, Onésimus heeft gezondigd tegen de Heere en tegen zijn heer. Maar Paulus smeekt Filémon of hij Onésimus weer in genade wil aannemen. Eens was die Onésimus een slaaf, een dienstknecht, maar nu is hij door genade een broeder van Filémon geworden. "En indien hij u iets verongelijkt heeft of schuldig is, reken dat mij toe", schrijft de apostel.

Dan wordt de brief dichtgeplakt en Onésimus gaat de reis terug beginnen. O, wat ziet hij er tegenop! De weg van Filémon vandaan ging vanzelf, maar nu moet hij terug en dat valt niet mee. Eén troost heeft de slaaf en dat is de brief van Paulus. Toch weet hij niet, wat er in staat en hoe dichter hij bij het huis van Filémon komt, hoe langzamer hij gaat lopen. Hoe schaamt hij zich om onder de ogen van zijn meester te komen. En toch gaat hij niet meer de wijde wereld in. Al loopt hij nu bang en bezwaard terug, zo wil hij toch niet ruilen met vroeger, toen hij wegvluchtte.

Eindelijk ziet hij het huis van zijn heer. Met lood in zijn schoenen loopt hij het erf op en daar ziet hij zijn meester. Met een kloppend hart geeit hij bevend de brief van Paulus. Wat zal er in staan?

Daar leest Filémon, dat de Heere zijn weggelopen slaaf, die lelijke dief, heeft willen bekeren. En als hij leest hoe Paulus hem smeekt om zijn knecht weer in genade aan te nemen, dan mag Onésimus weer in zijn huis komen. Wat zal de weggelopen slaaf blij geweest zijn!

Toch zullen Filémon en Onésimus er zeker ook aan gedacht hebben, dat zij eens goed en volmaakt door de Heere in het paradijs werden geschapen. Ook zij zijn echter van de Heere weggelopen, en moedwillig slaaf geworden. Maar nu is de Heere Jezus gekomen! Die heeft door Zijn lijden en sterven al Gods kinderen weer in gemeenschap met de Heere gebracht. Toen is het voor Filémon toch ook weer niet zo moeilijk geweest om Onésimus terug te nemen. Want de Heere Zelf had hem leren bidden: "Vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren".

Gij hebt Uw land, o Heer', die gunst betoond. Dat Jakobs zaad opnieuw in vrijheid woont; De schuld Uws volks hebt G' uit Uw boek gedaan; Ook ziet Gij geen van hunne zonden aan.

(Ps. 85 : 1).

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 maart 1992

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Voor de kinderen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 maart 1992

De Wachter Sions | 8 Pagina's