Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De wapenrusting Gods 149.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De wapenrusting Gods 149.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

“Uw lendenen omgord hebbende met de waarheid."

(Efeze 6:14b)

Reden. Ik zal slechts één reden geven voor dit punt, en deze is ontleend aan het groot vertrouwen, dat God, betreffende deze waarheden, stelt in Zijn heiligen. Dit is het groot depositum - de schat, die God Zijn heiligen toevertrouwt met de strikte en plechtige last, om hem te bewaren tegen allen, die hem zoeken te ondermijnen of tegen te staan. Er zijn dingen, die wij toevertrouwen aan God, en er zijn andere dingen, die God toevertrouwt aan ons. De grote zaak, die wij in Gods hand stellen om haar voor ons te bewaren, is onze ziel. "Ik ben verzekerd, dat Hij machtig is, mijn pand, bij Hem weggelegd, te bewaren tot dien dag", 2 Timotheüs 1 : 12. En hetgeen God ons voornamelijk toevertrouwt, is Zijn waarheid. Daarom is er gezegd, dat zij hun "overgeleverd" is, als een som gelds, die wij geven te bewaren aan een vriend, in wie wij vertrouwen stellen. "Dat gij strijdt voor het geloof, dat eenmaal den heiligen is overgeleverd". Judas : 3. "Hun", zegt de apostel, sprekende van de Joden, "hun zijn de woorden Gods toebetrouwd", Romeinen 3:2. Die hemelse schat was hun ter bewaring gegeven. Zo vermaant ook Paulus Timotheüs. "Houd het voorbeeld der gezonde woorden", 2 Timotheüs 1 : 13, en dit noemt hij in vers 14 "het goede pand, dat hem toebetrouwd is." Indien hij, aan wie eens konings kroon en juwelen ter bewaring werden gegeven, zorgvuldig acht moet geven op het hem toebetrouwde, zodat er niets van verloren ga of gestolen worde, hoeveel te meer moet de Christen dat dan niet doen, nu hem Gods kroon en schatten toevertrouwd werden. Beroof God van Zijn waarheid, en wat is Hem overgebleven? Het woord der waarheid is het getuigenis, dat de grote God van Zichzelf geeft aan de mens. Psalm 19 : 8; Jesaja 8 : 20; Hebreeën 12:4; Openbaring 11:3. De heiligen zijn boven anderen Zijn verkoren getuigen. Hij roept hen om Zijn waarheid te bevestigen, door haar openhartig en heilig te belijden voor de mensen, en daarom worden zij de getuigen Gods genoemd. Hij die uit vrees, of uit schaamte, de waarheid verlaat, of zijn belijdenis verheelt, loochent Gods getuigenis; en wie kan uitdrukken welk een ontzettende zonde het is; en met welk een diep smaden van God het gelijk staat? Het zou u, zelfs reeds tegenover de mens, een afschuwelijke misdaad zijn. Het is, als wanneer iemand valselijk beschuldigd wordt voor een rechtbank, en er zou een mens wezen, die in staat is iets te zeggen, waardoor de onschuld van de aangeklaagde helder zou bewezen zijn, en het niet zegt, maar de onschuldige laat veroordelen, liever dan zich een weinig bloot te geven, door openlijk voor het hof de waarheid te zeggen. Maar hoe groot is dan niet de zonde van die mens, die, wanneer God Zelf en Zijn waarheid voor de treurige vierschaar der mensen staat, voor God niet durft te spreken, als hij geroepen wordt om zijn gevoelen te zeggen, maar de waarheid laat lijden onder een onrechtvaardige veroordeling, opdat hij vanwege zijn getuigen voor haar niet zelf door de mensen zal vervolgd worden!

Tegenwerping. Doch dit schijnt een te zware last om de Christen op te leggen. Moeten wij ons allen in gevaar begeven, en alles wat ons dierbaar is, wagen, liever dan de waarheid te verhelen of te verloochenen? Voorwaar! Christus zal weinige volgelingen hebben, indien Hij Zijn dienstknechten zulke hare voorwaarden oplegt.

Antwoord. Het is ook inderdaad zeer hard voor vlees en bloed — een der grootste hinderpalen, die wij op onze weg naar de hemel hebben te overkomen — een vleselijk gezind hart kan er niet van horen, of het is terstond geërgerd, Mattheüs 13:21. Daarom hebben de zodanigen, die niet gaarne de hemel willen verliezen, maar toch onwillig zijn om er zoveel voor te wagen, hun vernuft gescherpt om een gemakkelijker weg er henen te vinden. Vandaar dat de ketters vanouds - de Priscillianisten en anderen, wier voornaamste Godsdienst bestond in het redden van hun eigen huid - zeer weinig uitwendig hebben beleden. Zij dachten, dat zij konden zeggen en hun zeggen weder konden herroepen, zweren en wederom afzweren - overeenkomstig hun treurig beginsel - ik zweer, en ik zweer af, ik draag een gevoelen, een gezindheid met mij om, die door geen eed wordt gebonden - indien zij in hun hart de waarheid slechts bleven aankleven. O wat dwazen zijn de profeten geweest, de apostelen en de heilige martelaren, die de waarheid bezegeld hebben met hun bloed, indien er zulk een fraaie uitweg ware geweest, om aan de storm der vervolging te ontkomen. Wèl moeten het vermetele mannen geweest zijn, die, om de mens een weinigje benauwdheid te besparen, dat hij om de wille der waarheid zou moeten lijden, zulke verfoeilijke lasteringen tegen de waarheid konden verzinnen, ja het letterschrift konden uitwissen, dat door de natuur zelve ' in de consciëntie is gegrift. Hetzelfde venster, dat het licht van het bestaan van een Godheid binnenlaat, zou daarmede ook dit licht binnenlaten, dat wij in de naam van die God behoren te wandelen. Zelfs de heidenen weten dit: Alle volken zullen wandelen, elk in den naam zijns gods, " Micha 4 : 5. Socrates was van mening-en die mening heeft hij ten bloede toe volgehouden - dat er maar één God is; en in zijn verdediging zei de hij: Indien zij hem het leven wilden laten op voorwaarde, dat hij die waarheid voor zich zou houden, en haar niet aan anderen leren, hij die voorwaarde niet zou aannemen." Zie hier dan de machtige werking van het geweten! Hebben zij dan intussen geen gebruik gemaakt van de kennis der Schrift, die door de zwakke boog der natuur zover voorbij geschoten zijn? De Godsdienst zou weldra in een ledig niets verdwijnen, indien wij, uit vrees voor ieder die wij tegenkomen, evenals vluchtende soldaten de vaandels wegwerpen - onze belijdenis, als het ware, in de zak stoppen - opdat het niet bekend worde wie wij toebehoren. Wat eist God door een openhartige belijdenis Zijner waarheid meer dan een meester van zijn dienstknecht eist, als hij hem zegt zijn livrei aan te doen en hem op straat te volgen? Of wat eist Hij meer dan een vorst, als deze zijn onderdanen te wapen roept, om hun trouw en aanhankelijkheid aan hem te openbaren door zijn twistzaak te twisten met de vijand, die zijn land binnendringt? En het is wèl billijk als de mens dit eist, maar hard wanneer God het van ons vraagt? Het is niet meer dan, ja

zelfs niet eens zoveel als, wij van God begeren voor ons zelven. Wie zou niet willen, dat God Zijn liefde jegens ons openbaart, en op de grote dag, wanneer mensen en engelen er de toeschouwers van zullen wezen, voor ons tegen Satan en de zonde zal getuigen? En zullen wij dan datgene verwachten van God, hetwelk Hij ons door geen enkele wet is verschuldigd, maar dat Hij ons gans vrijwillig belooft, terwijl wij Hem weigeren, wat wij Hem op allerlei wijze verplicht zijn te betalen? Laat ons slechts door een weinig beproeving worden getroffen hier beneden, en zie eens hoe troosteloos wij zijn, als Gods aangezicht een weinig overschaduwd is en Hij ons in onze droefheid niet wil kennen? En moet er dan geen vriendelijkheid betoond worden aan die God, die in tegenspoed uw ziel heeft gekend? Als Zijn waarheid ten dode toe benauwd is, kan Christus dan niet verwachten, dat Zijn vrienden bij en voor haar waken? O het zou wel zeer grote schande zijn, indien er onder Christus' dienstknechten iemand gevonden werd, die niet een weinig van zijn rust en wereldse genietingen kan opgeven, ten einde voor Hem en Zijn waarheid te getuigen.

Toepassing

Dit moet ons opwekken, om ons zeer vast met de gordel der waarheid te omgorden, opdat wij in staat zijn, zelfs in het aangezicht van dood en gevaar, er de belijdenis van vast te houden, en als er vervolging komt, niet geërgerd te zijn. Geloofd zij God, daartoe is het nog niet gekomen. Wij kunnen de waarheid goedkoper hebben. Hoe spoedig de markt echter zal rijzen, weten wij niet; want wij kunnen de waarheid niet altijd tot dezelfde prijs bekomen. Haar tot elke prijs kopen moeten wij, maar tot geen prijs mogen wij haar verkopen. En laat mij u zeggen, dat er in het hart der bozen altijd een geest van vervolging geweest is, dat die geest van vervolging er nog is, en er tot aan het einde der wereld altijd zal blijven, en gelijk Satan Job heeft gadegeslagen, vóórdat hij zijn onreine hand aan hem geslagen heeft, zo werkt ook thans de geest der vervolging in het hart der goddelozen. In de gedachten en begeerten van Satan en zijn werktuigen worden immer instrumenten des doods bereid tegen de oprechte belijders der waarheid. Er is reeds vastgesteld wat wij zullen doen, indien zij de macht en de gelegenheid verkrijgen om hun boosaardige plannen ten uitvoer te brengen. Ja, wij zijn reeds halfop weg naar de vervolging. Satan komt eerst met een geest der dwaling, en dan met een geest der vervolging. Eerst verderft hij de geest der mensen met dwaling, en dan vervult hij hun hart met woede en toorn tegen de belijders der waarheid. De dwaling, een kind der hel zijnde, is het onmogelijk, dat zij vreedzaam is. Immers zou zij dan niet op haar vader gelijken. Hetgeen van beneden is, kan noch zuiver, noch vreedzaam zijn. En hoe ver God het heeft toegelaten, dat deze helse geest der dwaling de overhand heeft, is zó bekend, dat geen verontschuldiging of verdediging breed genoeg is om er de naaktheid dezer ongelukkige tijden mede te bedekken. Het is daarom ook hoog tijd, om onze gordel der waarheid om onze lenden te hebben, en dat wij door haar te belijden, die gordel vast en nauw toehalen. Niet een iegelijk die thans de waarheid toejuicht, zal haar volgen als het er toe komt, dat zij hun de weg naar de

gevangenis wijst. Niet een iegelijk die er thans voor preekt, of erover disputeert, zal ervoor willen lijden. Argumenten zijn onschadelijke dingen - stompe wapenen — zij brengen geen bloed voor de dag, maar als wij lijden, dan worden wij ertoe geroepen om ons aan de scherpe wapenen van de vijanden der waarheid bloot te stellen. Hiertoe wordt iets meer dan radheid van tong vereist, of scherp vernuft, of een logi­ sche kop. Waar zullen dan de wijzen zijn, de redetwisters, de mannen van gaven en talenten? Helaas! zij zullen evenals lafhartige soldaten op het appèl ontbreken, als het op vechten aankomt, ofschoon zij bij de boefening en op de parade zo vlug en vaardig waren als de besten, toen er nog geen vijand in het gezicht was, en het optreden voor de waarheid eerder gewin en toejuiching medebracht dan gevaar of verlies.

Neen, God heeft in deze dienst de dwazen verkozen om de wijzen te beschamen - de nederige Christen om door zijn geloof, zijn geduld en zijn liefde tot de waarheid de mensen, die wel grote gaven en talenten, maar geen genade hebben, beschaamd te maken.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 augustus 1992

De Wachter Sions | 8 Pagina's

De wapenrusting Gods 149.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 augustus 1992

De Wachter Sions | 8 Pagina's