Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De schuld erkend

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De schuld erkend

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Meditatie

Wij hebben hetganselijk tegen U verdorven; en wij hebben niet gehouden de geboden, noch de inzettingen, noch de rechten, die Gij Uw knecht Mozes geboden hebt.

Nehemia 1 : 7.

Geliefden, Als de Heere de breuk openlegt en de schuld recht doet kennen en gevoelen, dan maakt Hij tevens de mens eerlijk en oprecht in het belijden van de schuld. Dat zien wij ook zo duidelijk bij Nehemia. Dan hebben niet alleen anderen het gedaan, maar dan wordt men mede schuldig aan het verlaten van de Heere en het verachten van Zijn geboden. Als men de schuld nog bij anderen ziet liggen, dan kan men er zelf nog wel tussenuit blijven. Maar dan is de praktijk toch maar: Ik ben heiliger dan gij". Doch als de Heere waarlijk de schuld openlegt, dan wordt hij juist de grootste schuldenaar en kan hij boven anderen niet uitkomen. Ik geloof dat de breuk nu net is, dat wij de breuk niet zien liggen. Dat was bij Nehemia zo geheel anders. Hij werd één gemaakt met een schuldig volk. Dat vinden wij duidelijk naar voren komen in zijn gebed. En als het werkelijk van God mag zijn in ons leven, dan kan dat ook niet anders. Zie het ook maar bij David in 2 Samuel 24 : 17: En David, als hij den engel zag, die het volk sloeg, sprak tot den Heere en zeide: ie ik, ik heb gezondigd, en ik, ik heb onrecht gehandeld, maar wat hebben deze schapen gedaan? Uw hand zij toch tegen mij en tegen mijns vaders huis". Wat is het toch nodig, dat wij door het ontdekkende werk des Heiligen Geestes leren kennen, dat wij het ganselijk tegen de Heere verdorven hebben. Door de val in het Paradijs is onze natuur geheel verdorven geworden, zodat wij niet anders meer kunnen dan verdorven vruchten voortbrengen met gedachten, woorden en werken. En van nature kent de mens zijn totale verdorvenheid niet. En ook het aanvankelijk levend gemaakt volk kent die nog maar niet recht. Want als de Heere een mens bekeert, dan probeert hij toch met zijn werken vanuit het verbroken werkverbond op God aan te werken, maar nadere en diepere ontdekking leert, dat wij gans verdorven zijn. En dat er aan de mens niets meer op te knappen is. Doch dat brengt ook een hartelijke smart teweeg. Want hij is zo niet uit de handen van zijn Maker voortgekomen. Nehemia werd verwaardigd bij de oorzaak der ellende gebracht te worden. En dat doet voor de Heere invallen. In de erkenning: k heb tegen U, o Heere, zwaar en menigmaal misdreven. Niet gehouden de geboden. Aan al de geboden Gods schuldig. En geen penning om te betalen. Dan komt men onder de vloek van een heilige en overtreden wet te liggen. Want de wet eist ware liefde tot God en de naaste. En dat is hij ten enenmale kwijt geraakt. Dan gaat het voor zulkéén gelden: Vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet, om dat te doen". En als dat waar gaat worden in het leven, dan blijft er geen ruimte meer over. Dan vallen al zijn gerechtigheden als een wegwerpelijk kleed en komt hij in het kleed zijner schande voor God op aarde te staan. Dan gaat hij inleven noch de geboden, noch de inzettingen, noch de rechten des Heeren ook maar enigszins gehouden te hebben. Nehemia kreeg te buigen onder Gods recht en kon de Heere niet van enig onrecht beschuldigen. Hij mocht het overnemen: ok ik en mijns vaders huis, wij hebben gezondigd. Dies ben ik, Heere, Uw gramschap dubbel waardig. Ik erken mijn schuld die Ü tot straf bewoog; Uw doen is rein en Uw vonnis is gans rechtvaardig. O, wat mocht die man toch op een lief plaatsje terecht komen. Daar werd de Heere gebillijkt in het straffen der ongerechtigheid. Weet u waar Nehemia terecht kwam geliefden? Bij de diepe val in Adam. U zegt wellicht: aar leest u dat? Nu leest u zelf maar in het achtste vers. Daar staat het duidelijk. Want daar lezen wij: Gijlieden zult overtreden. Ik zal u onder de volken verstrooien". En bij Jozua lezen wij: Gij zult den Heere Uw God niet kunnen dienen". Gijlieden zult overtreden, want van de buik en de baarmoeder af zijt gij een overtreder genaamd geworden. Ja, uw voorhoofd is van koper en uw nek is een ijzeren zenuw geworden. O, wat ligt de mens van nature toch in een diepe ellende-staat. En dan daar over geen recht gevoel noch smart omdragende. Wat is het dan toch nodig dat de Heere daar onze ogen voor komt te openen, want anders leeft men maar voort in hoogheid des harten, betuigende: Wij zijn heren, wij willen niet tot U komen". Ach, de mens weigert ten enenmale beschaamd en schaamrood te worden. Toen ik deze tekst las, dacht ik toch een ogenblik: ch dat ik daar nog eens komen mocht waar Nehemia mocht komen. Want in het zich weer eens recht schuldig te kennen, persoonlijk en ambtelijk, daar ligt toch de ademtocht der ziel en daar ligt meer zoetigheid in dan in al het genot van de wereld. Och, hij kan het wel eens zien liggen, maar om daar te komen, dan moet juist die Geest des oordeels en der uitbranding er weer eens aan te pas komen. En in het recht schuldig kennen voor God, zal de Heere juist Zijn onveranderlijke Verbondsbelofte gaan openbaren. Daar mocht Nehemia dan ook het oog op krijgen, waar wij u nog wel bij hopen te bepalen. Nehemia zat neder en weende en bedreef rouw. De zaak van dat volk, dat in grote ellende en versmaadheid was gekomen, ging hem ter harte. En het werd voor hem ware zielspraktijk: ij hebben God op het hoogst misdaan, wij zijn van het heilspoor afgegaan; ja, wij en onze vaderen tevens. Verzuimend alle trouw en plicht en vergramden God, den God des levens; Die zoveel wonderen had verricht.

Welaan geliefden, gaat het ons ook ter harte? Of is de taal van Nehemia u nog vreemd: "Wij hebben het ganselijk tegen U verdorven; en wij hebben niet gehouden de geboden, noch de inzettingen, noch de rechten, die Gij Uw knecht Mozes geboden hebt". Zal het wel zijn, zullen wij toch een keer op die plaats moeten komen. Hetgeen de Heere Zijn knecht Mozes geboden heeft, wijst ons op de wet. En die heilige en volmaakte wet stelt de mens schuldig voor Gods aangezicht. En daar zal toch iets van geleerd moeten worden, want anders kan zich voor een gans veroordeelde en verloren liggende zondaar het Evangelie niet ontsluiten, dat toch de Middelaar ontdekt. Die de Wet ten volle heeft gehouden en door dadelijke gehoorzaamheid heeft voldaan aan die volmaakte eis. En volkomen vervuld, opdat genade zou kunnen geschonken worden aan doemschuldigen. Maar ook de Goddelijke belofte vervuld zal worden waarvan gesproken wordt in het volgende vers waar de Heere Zelf het volk beloofd had: "En gij zult u tot Mij bekeren, en Mijn geboden houden en die doen, al waren uw verdrevenen aan het einde des hemels. Ik zal hen vandaar verzamelen en zal hen brengen tot de plaats, die Ik verkoren heb, om Mijn Naam aldaar te doen wonen". Dus is er voor een schuldig volk verwachting en dat enkel en alleen omdat de Heere de Getrouwe is en blijft. Amen.

Ederveen

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 1992

De Wachter Sions | 8 Pagina's

De schuld erkend

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 1992

De Wachter Sions | 8 Pagina's