Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Terzijde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Terzijde

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

”In bijzondere gevallen”

Het is binnenkort veertig jaar geleden, dat de Anti-Revolutionaire Partij haar standpunt wijzigde inzake het passief vrouwenkiesrecht.

Actief kiesrecht is het recht om te kiezen, passief kiesrecht is het recht om gekozen te worden. Het passief vrouwenkiesrecht is in ons land ingevoerd in het jaar 1917.

Maar nog jaren later werd het door de AR op grond van Gods Woord afgewezen. Er kwamen geen vrouwen voor de AR in de Kamer, staten of gemeenteraden, en ook niet op de lijsten. Dit in onderscheid van bijna alle andere partijen, ook van de CHU.

Hoe sterk de principiële bezwaren van de AR tegen het passief vrouwenkiesrecht waren, moge blijken uit het volgende voorbeeld. Direct na de oorlog kwam er een drang tot samenwerking van de protestants-christelijke partijen bij gemeenteraadsverkiezingen. In 1946 zond het AR-hoofdbestuur (het zg. Centraal Comité) daar richtlijnen over aan de kiesverenigingen. Een van die voorschriften was, dat indien de andere partijen vrouwen op de lijst wilden plaatsen, er geen samenwerking kon zijn. En dat terwijl in de CHU, die in de praktijk het meest in aanmerking kwam voor plaatselijke samenwerking, vrouwen op de lijst toen al heel gewoon was. Maar zo zwaar woog deze zaak toen in de ARP.

Trouwens, het beginselprogram van de AR sprak ook duidelijke taal. Tot 1934 luidde artikel 11 van dit program: "Krachtens beginsel verwerpt de partij stemdwang en wraakt zij een staatkundig vrouwenkiesrecht."

Wraakt! Dat is wel zeer krachtige taal. Dat doet denken aan wat de dichter zegt: "Ik zal bedrog en slinkse wegen wraken." Wraken! Dat deed de AR het vrouwenkiesrecht. Op principiële aan Gods Woord ontleende gronden. En wel gingen de ARvrouwen stemmen, maar de partij bleef ijveren voor een ander kiesstelsel, het zg. huismanskiesrecht zoals de SGP dat nog voorstaat.

Maar, zoals gezegd, er kwam een kentering. Eind september 1953, nu dus veertig jaar geleden, kwam er bij de kiesverenigingen een uitnodiging van het hoofdbestuur tot een "buitengewone deputatenvergadering" op 18 november met als agendapunt een voorstel van het hoofdbestuur, "het besluit van 14 October 1921 inzake de volstrekte uitsluiting van vrouwen van het lidmaatschap der besturende en vertegenwoordigende lichamen, in te trekken".

En zo geschiedde. Van de 1200 afgevaardigden op die vergadering steunden er meer dan duizend het voorstel van het hoofdbestuur, dat daarmee aangenomen was.

Het is bijzonder nuttig, kennis te nemen van de tekst van dat besluit. Het luidde als volgt:

1. dat God blijkens Zijn openbaring in de schepping, onderhouding en regering der gehele wereld en in Zijn heilig en Goddelijk Woord, de vrouw in het algemeen een andere taak heeft aangewezen dan haar bij de toepassing van het passieve vrouwenkiesrecht wordt toegedacht;

2. dat de Heilige Schrift echter geen gebod of verbod inzake dat kiesrecht bevat;

3. dat zij ons wel mededeling doet van uitzonderingen op de in sub 1 genoemde regel;

4. dat deswege gebruikmaking van het passieve vrouwenkiesrecht in bijzondere gevallen niet behoort te worden afgewezen (en dan volgt nog een bepaling waarin de zaak in de vrijheid van de kiesverenigingen wordt gesteld).

Men lette hier goed op. De AR handhaafden als algemene regel: in het algemeen hoort de vrouw niet in de politiek. Maar omdat we in de Schrift ook al uitzonderingen op deze regel kunnen vinden (ongetwijfeld zal wel gedacht zijn aan de ook nu weer genoemde Debora en Hulda), zou het nu ook bij wijze van uitzondering ("in bijzondere gevallen") mogelijk kunnen zijn. Alzo besloten in de ARP op 18 november 1953.

Er zijn thans geesten in de SGP opgestaan, die de uitspraak dat het regeerambt de vrouw niet toekomt, zo absoluut niet meer kunnen onderschrijven. Die de kiesverenigingen opwekken om uit te spreken dat het regeerambt "in de eerste plaats" toekomt aan de man, of dat "in zijn algemeenheid de man de eerstverantwoordelijke is".

Zo sprak de AR in 1953 ook. We schreven al, dat het geen eenparig besluit was. Er waren er, die met de nieuwe koers die, hoe voorzichtig ook, werd ingeslagen, niet konden instemmen. Dat was al gebleken, toen het voorstel op 7 januari 1953 was besproken in het zg. Centralen Convent van de AR (een soort vertrouwensvergadering ofwel raad van advies). Tot degenen die ernstig bezwaar maakten tegen het voorstel om enerzijds wel vast te houden aan de algemene regel, dat de vrouw niet in de politiek hoort, maar dat het anderzijds "in bijzondere gevallen" toch mogelijk zou moeten zijn, behoorden de voormannen van de Gereformeerde Bond prof J. Severijn en de heer L. F. Duymaer van Twist. Volgens de persverslagen zeiden zij, "dat indien het roer om moet, dan ons volk duidelijk gemaakt zal moeten worden dat onze voormannen in het verleden het verkeerd hebben gezien". Zij hielden staande, "dat de beslissing van 14 October 1921 berustte op weloverwogen overwegingen en op de door de ARP jaren achtereen beleden beginselen". Het is duidelijk, dat zij de stelling dat de Heilige Schrift geen gebod of verbod inzake dat kiesrecht bevat, geenszins konden accepteren als reden om het maar vrij te geven in de partij. Toen ging het om het passieve vrouwenkiesrecht, nu om het partijlidmaatschap. Maar tussen die twee is wel een nauw verband. Het "volwaardig lidmaatschap", zoals dat nu van bepaalde zijde wordt nage­ streefd, houdt het passief kiesrecht per definitie in (tenzij er wettelijke bepalingen zouden zijn van het tegendeel). En het lidmaatschap van een politieke partij heeft in zichzelf al elementen van het regeerambt.

Wat veranderde er in de AR na 18 november 1953, toen de deur een klein kiertje was opengezet? Zo op het oog niets. Wel werden er de volgende jaren veel vrouwen lid van de AR. Tevoren was dat alleen sporadisch voorgekomen. Minister-president Colijn had zelfs gezegd, dat het vrouwenlidmaatschap eerder ontmoedigd behoorde te worden. Vrouwen die voorlichting wilden hebben, hadden volgens Colijn genoeg mogelijkheden en behoefden daarvoor geen lid van de partij te worden. Dat werd vanaf 1953 anders. Toch duurde het nog zes jaar, voordat in 1959 voor het eerst een vrouw voor de AR in een gemeenteraad kwam. Dat zal zeker wel beschouwd zijn als een bijzonder geval.

Toen kwamen de jaren zestig. De jaren dat er ontzaglijk veel veranderde, in de Gereformeerde Kerken, in de AR. Plotseling kwamen er ook overal vrouwen op de lijsten bij de verkiezingen. Over de algemene regel en dat het alleen in bijzondere gevallen, bij wij ze van uitzondering mocht, sprak niemand meer. Een paar jaar later was trouwens de hele AR er niet meer. En de Gereformeerde Kerken zijn er nog wel, maar zijn al lang Ongereformeerde Kerken geworden.

De kracht van de Gereformeerde gezindte is altijd geweest, dat men, desnoods dwars tegen de geest van de tijd in, het leven inrichtte, zuiver en alleen gegrond op Gods Woord en Wet. Daarbij is er ook altijd een dankbaar aanvaarden geweest van de levenswijsheid van een voorgeslacht, dat ook in de gebondenheid aan de Schrift heeft willen leven. Ik wil het beslist niet opnemen voor een blind conservatisme. Aan dat gevaar zijn we niet altijd ontkomen. Dan gaan we blindelings gewoonten uit vroeger tijd overplanten in een heel andere situatie. Zo moet het niet! Maar het zou wel zeer hoogmoedig zijn, te handelen alsof wij de eersten zijn, die Gods Woord als richtsnoer voor hun leven hebben aanvaard. Dat luisteren naar de wijsheid van vorige geslachten zal nog te sterker zijn, wanneer wij ootmoedig erkennen, dat de genadewerkingen des Geestes onder hen veel meer openbaar mochten komen, dan nu onder ons.

Naarmate men over dat laatste andere gedachten heeft en veel gunstiger oordeelt over het geestelijke leven nu, naar die mate zal men ook afstandelijker spreken over wat door vorige generaties is aangereikt, maar daarmee ook meer onder het beslag komen van de tijdgeest. Laten we toch goed beseffen, dat heel de discussie die losgebroken is in de SGP, een vrucht is van de tijdgeest. De geschiedenis van de AR mocht daarbij maar tot waarschuwing zijn. Wat zou het erg zijn, als van de SGP getuigd zou moeten worden: Ze zijn inderdaad net als de anderen, alleen komen ze veertig jaar achteraan.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 september 1993

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Terzijde

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 september 1993

De Wachter Sions | 8 Pagina's