Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hopende en Uitziende

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hopende en Uitziende

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Romeinen 6 : 3-5.

Of weet gij niet, dat zovelen als wij in Christus Jezus gedoopt zijn, wij in Zijn dood gedoopt zijn? Wij zijn dan met Hem begraven door den doop in den dood, opdat gelijkerwijs Christus uit de doden opgewekt is tot de heerlijkheid des Vaders, alzo ook wij in nieuwigheid des levens wandelen zouden. Want indien wij met Hem één plant geworden zijn in de gelijkmaking Zijns doods, zo zullen wij het ook zijn in de gelijkmaking Zijner opstanding.

HOPENDE: De heiligmaking is ook een dierbare weldaad van het genadeverbond. Die heiligmaking is onafscheidenlijk aan de rechtvaardigmaking verbonden. Als de apostel het leerstuk van de rechtvaardigmaking krachtig verdedigd heeft, laat hij ons weten dat de rechtvaardigmaking zonder de werken geen vrijbrief tot zondigen geeft. In onze Heidelbergse Catechismus wordt in de verklaring van de rechtvaardigmaking zonder de werken, hetzelfde gezegd als wat hier door de apostel ons geleerd wordt. In zondag 24 wordt ook de vraag gedaan, als de rechtvaardigmaking zonder enige verdienstelijkheid van onze werken recht verklaard is: "Maar maakt deze leer niet zorgeloze en goddeloze mensen? " En dan is het antwoord daarop: "Neen zij; want het is onmogelijk, dat, zo wie Christus door een waarachtig geloof ingeplant is, niet zou voortbrengen vruchten der dankbaarheid". En zo wordt ons hier nu ook door de apostel geleerd, dat Christus niet alleen gestorven is tot de rechtvaardigmaking der Zijnen, maar ook tot hun heiligmaking. De apostel spreekt hier over de doop. Zij die tot het Christendom overgingen, lieten zich dopen. Maar die doop betekende een getuigenis van een geloofsgemeenschap met Christus. Het formulier voor de doop der volwassenen, laat ons met verschillende Schriftuitspraken weten, dat de apostelen geen andere volwassenen gedoopt hebben, dan die belijdenis deden van hun boetvaardigheid en geloof. En dan wordt er gezegd: "Daarom is het ook heden ten dage niet geoorloofd enige andere volwassenen te dopen, dan die de verborgenheden des Heiligen Doops uit de prediking van het heilig Evangelie geleerd hebben en verstaan, en daarvan, mitsgaders van hun geloof, door belijdenis des monds weten rekenschap te geven". Wil dat nu zeggen, dat wij van al degenen die zich volwassen hebben laten dopen, zomaar voetstoots moeten aannemen, dat zij genade bezitten? Neen, het heeft ons zeer veel te zeggen, dat Filippus tot de kamerling uit Morenland, als hij begeerde gedoopt te worden, gezegd heeft: "Indien gij van ganser harte gelooft, zo is het geoorloofd". Filippus liet het daarmee dus voor de kamerling liggen, of zijn geloof het ware geloof mocht zijn. En het is me ook wel opgevallen, dat in het formulier voor de doop der volwassenen, waarin zo stellig geleerd wordt, dat men het ware geloof moet bezitten om zich als een volwassene te laten dopen, toch in het gebed gevraagd wordt: "Wij bidden U ook, bij Uw grondeloze barmhartigheid, dat Gij deze persoon genadiglijk wilt aanzien, en door Uw Heiligen Geest Uw Zoon Jezus Christus inlijven; opdat hij met Hem in Zijn dood begraven worde, en met Hem moge opstaan in een nieuw leven". Maar daar wordt dan toch ook gezegd, dat in de doop de belofte van de weldaad van de heiligmaking zowel als van de weldaad van de rechtvaardigmaking verzegeld wordt.

UITZIENDE: Ik geloof, dat het ook wel weer van grote betekenis is wat ons nu door de apostel wordt geleerd. Met de weldaad van de rechtvaardigmaking hebben velen heel wat meer op dan met de weldaad van de heiligmaking. Van schuld en straf wil een mens wel ontslagen zijn, maar ware zielsontdekking doet ons niet alleen begeren om van de straf verlost te worden, maar om van de zonden zelf verlost te worden. En in een verdere weg in het leven zal men er wel wat van weten wat het is, om met de weldaad van de schuldvergeving nog te moeten zuchten onder de overgebleven smet der zonde. Zou men de heiligmaking dan ook niet als een weldaad zien van het genadeverbond, niet minder te achten dan de weldaad van de rechtvaardigmaking? God heeft de mens goed en volmaakt en naar Zijn beeld geschapen. Maar door genade wordt men ook weer naar dat beeld vernieuwd. Och vriend, het is een eigenschap van het nieuwe leven, dat er een lust tot heiligheid in de ziel verwekt wordt. Men zou heilig voor God willen leven. Niet alleen de zonden die bedreven zijn, worden de ziel tot smart, maar ook de waarneming van die totale verdorvenheid. Op een smartelijke wijze zal men gevoelen wat het zeggen wil, door de zonde van dat beeld Gods beroofd te zijn. Men begeert weer om naar dat beeld vernieuwd te mogen worden. Maar de vraag die de apostel nu stelt, heeft ons zoveel te zeggen. Hij vraagt: "Of weet gij niet, dat zovelen als wij in Christus Jezus gedoopt zijn, wij in Zijn dood gedoopt zijn? " Hij vraagt dan eigenlijk, of wij niet weten dat Christus niet alleen tot de rechtvaardigmaking der Zijnen, maar ook tot hun heiligmaking de dood heeft moeten sterven. Hij heeft het ook voor hen verworven, dat de Heilige Geest hun zou worden geschonken, opdat ze door die Geest inwendig vernieuwd zouden worden en alzo ook van de overheersende kracht van de zonden zouden worden verlost. Zo moet de dood van Christus ook recht betekenis voor ons krijgen.

HOPENDE: Het blijkt dus wel, dat wat we nu hebben te bespreken, voor het zieleleven ook van grote betekenis is. De apostel gaat dan ook verder met te zeggen: "Wij zijn dan met Hem begraven door den doop in den dood, opdat gelijkerwijs Christus uit de doden opgewekt is tot de heerlijkheid des Vaders, alzo ook wij in nieuwigheid des levens wandelen zouden". De apostel spreekt dus nu niet alleen over de dood, maar ook over de begrafenis van Christus. Christus is niet alleen gestorven, maar ook begraven. Die begrafenis was een bewijs ervan, dat Hij waarlijk gestorven was, maar ook heeft Hij door Zijn liggen in het graf het graf voor Zijn volk geheiligd. Daar is natuurlijk ook veel over te zeggen, maar we bepalen ons nu bij de betekenis van die begrafenis in betrekking tot de heiligmaking van hen voor wie Hij de dood en het graf is ingegaan. Christus gaf in Zijn begrafenis er het bewijs van, dat voor het oog van die heilige hemelse Rechter die verontreiniging die de overheersende macht der zonde met zich meebrengt, nu geheel was weggenomen. Zo moest Hij dan ook uit dat graf verrijzen en zegt de apostel dat Hij uit de doden opgewekt is tot de heerlijkheid des Vaders.

UITZIENDE: Nu moet ik ineens weer ergens aan denken. Het hield dus ook wel wat in, als de engelen tot de vrouwen hebben gezegd: "Wat zoekt gij den Levende bij de doden? " Och vriend, daar ben ik nu altijd nog maar aan bezig, om de Levende bij de doden te zoeken. Ik zoek altijd nog maar leven in die oude mens. Ik gevoel toch steeds meer dat ik zulk een hemels licht nodig heb om de oude en de nieuwe mens van elkaar te onderscheiden. Maar de tekst die we thans bespreken, laat me nu ook weer weten dat ik daarmee eigenlijk God onteer. Och, mocht ik toch die Persoon des Middelaars maar meer recht benodigen, zoals Hij door de Vader niet alleen tot rechtvaardigmaking, maar ook tot heiligmaking is geschonken. Dan zou ik me niet zo bezig houden met vrucht te zoeken aan een vervloekte boom. Ik zou dan meer de les ter harte nemen, die Christus Zijn jongeren heeft voorgehouden, als Hij gezegd heeft: "Blijft in Mij, en Ik in u. Gelijkerwijs de rank geen vrucht kan dragen van zichzelve, zo zij niet in den wijnstok blijft, alzo ook gij niet, zo gij in Mij niet blijft". En dan horen we Hem verder zeggen: "Hierin is Mijn Vader verheerlijkt, dat gij veel vrucht draagt". HOPENDE: Zo valt dus het licht recht over de tekst, als de apostel ons hier zegt, dat Christus uit de doden opgewekt is tot de heerlijkheid des Vaders, opdat wij in nieuwigheid des levens wandelen zouden. Tot de heerlijkheid des Vaders is Christus uit de doden opgewekt, daar de Vader daarin al de volmaaktheden van het Goddelijk Wezen heeft geopenbaard. Zulk een Middelaar is de kerk van Israels God gegeven. Die de dood inging om niet alleen de straf op de zonde weg te dragen, maar om die nieuwigheid des levens voor de Zijnen te verwerven. De kerk was in Hem begrepen, als Hij stierf en als Hij opstond uit de dood. Daarom zegt de apostel ook: "Want indien wij met Hem één plant geworden zijn in de gelijkmaking Zijns doods, zo zullen wij het ook zijn in de gelijkmaking Zijner opstanding". Men was dus één plant met Hem toen Hij stierf en opstond uit de dood, maar men wordt ook één plant met Hem door een onderwerpelijke inlijving in Hem in de tijd. Dit zal zich in de vrucht openbaren. We moeten nu ons gesprek weer afbreken, maar de nadere verklaring hiervan zal de apostel nu ook op deze woorden laten volgen. We hopen licht en genade te mogen ontvangen om daar in onze volgende gesprekken aan de hand van de teksten die hierop volgen, wat van te mogen zeggen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 december 1993

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Hopende en Uitziende

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 december 1993

De Wachter Sions | 8 Pagina's