Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Antwoord per brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Antwoord per brief

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geachte heer J.W. te M. en mevr. N.N.,

Er doen zich in de vraagstelling weleens opmerkelijke dingen voor Zo heb ik nu van twee mensen een vraag gekregen over hetzelfde onderwerp. U hebt me beiden gevraagd om iets te schrijven over de vijf wijze en de vijf dwaze maagden. Van u beiden mocht ik er ook een toelichting bij ontvangen hoe u tot het stellen van die vraag gekomen bent. En als ik dan beide brieven lees, dan vind ik daar ook nogal veel overeenkomst in. Ik waardeer het als de mensen me er iets van schrijven wat er zoal in hun binnenste omgaat en hoe men er ook toe komt om mij zo'n vraag te stellen. Ik meen bij beiden een zelfde vrees te ontdekken, van bij de dwaze maagden te behoren.

De gehjkenis van de vijf wijze en vijf dwaze maagden heeft ons ook wel zeer veel te zeggen. Die gelijkenis moet ons tot ernstig zelfonderzoek brengen. De Heere Jezus heeft, om het zo eens te mogen schrijven, wel heel onderscheidend gepreekt. Maar Hij is al Zijn knechten daarin dan ook wel tot een voorbeeld geweest. De prediking dient separerend of onderscheidend te zijn. Er is altijd veel nabijkomend werk. En het kan in een godsdienstige weg zeer ver gaan met een mens, zodat men niet alleen zelf iets goeds van zichzelf denkt, maar ook anderen kunnen een goede gedachte van ons hebben. Als die tien maagden samen de Bruidegom tegemoet gaan, dan kunnen die vijf wijze maagden niet denken dat er zo'n groot onderscheid is tussen haar en de dwaze maagden. Ze doen samen hetzelfde werk. We lezen dan ook aan het begin van die gelijkenis: "Alsdan zal het Koninkrijk der hemelen zijn gelijk tien maagden, welke haar lampen namen en gingen uit, den bruidegom tegemoet. En vijf van haar waren wijs, en vijf waren dwaas".

Als het woordje "alsdan" gebruikt wordt, moet het ons duidelijk zijn, dat de Heere Jezus over de eindtijd heeft gesproken, want aan het einde van het vorige hoofdstuk heeft Hij gesproken over het laatste oordeel. Hij heeft in het vorige hoofdstuk gezegd: "Waakt dan, want gij weet niet, in welke ure uw Heere komen zal". Dat is een waarschuwing die ook wel goed door ons ter harte dient te worden genomen. Voor velen kan Hij deze nacht nog niet komen. Er moet nog zoveel gebeuren. Maar het zal ons nodig zijn om op Zijn komst te zijn voorbereid, wanneer die onverwachts zal plaatsvinden. Dus dat zegt ons ook, dat de zekerheid van bereid te zijn bij Zijn komst bij ons niet mag ontbreken en dat we daar ook naar hebben te staan.

Hier in de tijd zullen we moeten worden voor- en toebereid voor de dood, maar ook voor Christus' doorluchtige wederkomst. Als er over wijze en dwaze maagden wordt gesproken, dan worden we op de kerk gewezen zoals die zich hier op aarde openbaart. In de hemel zullen er geen dwaze maagden meer zijn. Met het Koninkrijk der hemelen wordt dus het Koninkrijk der hemelen bedoeld in dit aardse leven. De Heere Jezus heeft met deze gelijkenis ook weer duidelijk doen horen, dat er hier op aarde onkruid zowel als echte tarwe en kaf zowel als koren is. Altijd heeft de Heere Jezus met zulk een beeldspraak, als Hij Zijn kerk hier op aarde bedoelde, op het onderscheid gewezen tussen de onzichtbare en de zichtbare kerk. We hebben ons maar te houden aan wat de Heere Jezus ons geleerd heeft. Bedriegelijk is de leer die alle uitwendige belijders als wedergeborenen beschouwt. We hebben onderscheid te zien tussen uitwendige belijders en ware gelovige belijders der Waarheid. Maar dat niet alleen. De gelijkenis van de vijf wijze en vijf dwaze maagden wijst ons nog op het onderscheid dat er is tussen het ware zaligmakende werk des Geestes en alle nabijkomend werk. Thomas Sheppard heeft een grondige verklaring gegeven van deze gelijkenis. Dat boek van hem over deze gelijkenis is een verzameling van predikaties door hem gedaan over deze gelijkenis en is door Jonathan Mitchell uitgegeven, op verzoek van velen en ten algemene nutte van het volk des Heeren. Ik kan natuurlijk niet alles gaan schrijven wat in dat boek te lezen is, maar ik beveel het nu in deze brief wel gelijk ter lezing aan.

Het heeft u beiden wel veel te denken gegeven, dat de tien maagden samen hetzelfde werk doen. Ze zijn alle tien maagden, wat ons ook wel doet denken aan een kuise levenswandel waarmee ze haar belijdenis versieren. Ze hebben ook alle tien lampen en olie in de lampen, dus brandende lampen. Ze gaan ook samen uit de Bruidegom tegemoet. Ook worden ze allen sluimerig en vallen in slaap. Welk onderscheid is er dan nog tussen de wijze en de dwaze maagden? Het enige onderscheid is dit, dat de wijze maagden olie in de vaten meenamen en niet alleen in de lampen, terwijl de dwaze maagden aan olie in de lampen genoeg hadden. Het zal bij u beiden in de vraagstelling er wel om gaan, dat ik daar in het bijzonder op in zal gaan. Ik meen uit uw beider schrijven te bemerken dat de vrees u bekruipt, dat de zaligmakende olie des Geestes bij al wat er in het zieleleven kan zijn omgegaan, gemist zou kunnen worden. Eén van u schrijft mij, de laatste keer bij de Avondmaalsbediening geen vrijmoedigheid te hebben gevonden om aan te gaan, terwijl het een week later wel weer wat anders inwendig mocht zijn, zodat men als er toen bediening van het Heilig Avondmaal zou zijn geweest, men meer onvoorwaardelijk op de nodiging zou zijn toegetreden, gedenkende aan een Esther, die zeide: "Wanneer ik dan omkom, zo kom ik om". En ook aan een Izak, die onvoorwaardelijk volgde als er een offerande op Moria moest worden gebracht. Toch voelde men gelijk een gemis, als men las hoe de vraag gedaan werd door Izak: "Waar is het lam ten brandoffer? " Men gevoelde een gemis. Waar is het Offerlam? " In de gewilligheid van Izak is in hem ook wel weer een type van Christus te zien. Izak droeg het hout, zoals Christus Zijn kruis gedragen heeft. Ook liet Izak zich gewillig op het hout leggen. Maar toen kwam ook het mes eraan te pas. De vraagsteller voelde hoe alles in hem er tegen opkwam, als dat mes erin gezet zou moeten worden. Maar toch gevoelt de vraagsteller dat dit de weg is.

Uit het schrijven van mevr. N.N. heb ik begrepen dat het bij haar net eender ligt. Ze vraagt ook wel of de Heere nog eens met haar door zou willen trekken, maar dan liefst zonder slagen. Ze vraagt dan of de goedertierenheid haar maar tot bekering mocht leiden. En nu vraagt ze mij, of ze dat zo wel vragen mag. Nu, daar kan ik dit antwoord op geven, dat uit dit vragen blijkt, dat ze nog niet onvoorwaardelijk is. De Heere Jezus heeft gezegd: "Want zo wie zijn leven zal willen behouden, die zal het verliezen; maar zo wie zijn leven verliezen zal om Mijnentwil, die zal hetzelve vinden". Hij heeft niet gezegd: "Wie zijn leven verliezen wil, maar die zijn leven verliezen zal". Ik kan begrijpen dat men bang voor slagen is. Ze zijn mij ook niet gespaard gebleven, zoals men wel weet. Maar zonder slagen zal er wel niemand door het leven gaan en zeker niet tot de zaligheid komen. Maar nu zijn er ook weer geen uitwendige slagen toe nodig om een mens op de plaats te brengen dat men onvoorwaardelijk wordt. Och, ik gevoel zo uit de vragen van beiden, dat men er zelf nog zo tussen zit in het vragen om te mogen komen op dat plekje waar Izak komen mocht, als hij zich tegen het mes niet verweerde. Men schrijft het toch altijd de Heere nog zelf voor hoe Hij het doen moet. En dan natuurlijk op zulk een wijze dat het ons het minste pijn doet. Een mens heeft nu eenmaal ook zo'n verkeerde voorstelling van het werk der zaligheid. Men weet dat er een afgesneden zaak moet gebeuren. De noodzakelijkheid wordt daarvan gezien en men vraagt erom, maar als men denkt dat God door zal trekken, dan wil men dit tegenhouden, want men gevoelt het verschrikkelijke ervan om zijn leven te moeten verliezen. Maar als het gebeuren mag, dat de Heere de mens op dat plekje brengt, dan kan de Heere hem geen kwaad meer doen. Het is wel waar wat Elihu heeft gezegd, dat het vlees verdwijnt uit het gezicht en de beenderen die niet gezien werden, uitsteken en de ziel nadert ten verderve en zijn leven tot de dingen die doden. Dat gaat er meest wel aan vooraf En dat ook omdat de mens zijn leven niet kan verliezen. We moeten goed weten wat het zeggen wil, dat we onszelf toegevallen zijn. We kunnen uit onszelf niet op de plaats komen dat Gods eer boven onze behoudenis gaat. Later krijgt men er licht over, dat de eigenliefde de mens het meeste kwaad doet in de weg die hem tot de verlossing leidt.

Ik kan u beiden dan ook geen betere raad geven dan om te vragen of de Heere u zou willen brengen waar ge niet komen kunt en niet komen wilt. Ik bemerk wel dat jullie beiden nog bezig zijn om de Heere voor te schrijven hoe Hij het doen moet. Maar dan zo, dat het u het minste pijn doet. Wat is de mens toch blind in 's hemels wegen. Zal de zaligheid zich voor uw ziel ontsluiten, dan zal dat alleen daar zijn, waar ge geheel aan de zijde Gods valt. Maar het is dan ook zo'n Goddelijk werk om een mens daar te brengen. Een beter plekje is er echter niet. Waar ge het meest

tegenop ziet, daar valt het het meeste mee. Daar krijgt ge niet anders meer dan Gods eer op het oog. Zelf valt ge er helemaal tussenuit. De deugden Gods krijgt ge dan onuitsprekelijk lief. Die deugden moeten volmaakt verheerlijkt worden. Het gaat dan niet meer om uzelf Het is werkelijk een ondeelbaar ogenblik als dat gebeurt. Maar daar gaat God Zijn werk in uw ziel verklaren. "Is er dan bij Hem een Gezant, een Uitlegger, Eén uit duizend, om den mens zijn rechten plicht te verkondigen. Zo zal Hij hem genadig zijn en zeggen: verlos hem, dat hij in het verderf niet nederdale; ik heb verzoening gevonden". God heeft Zichzelf in al Zijn aanbiddelijke deugden willen verheerlijken in het zaligen van Zijn kerk. De Vader Zelf als de Handhaver van het recht heeft voor die Gezant gezorgd, Die Zijn wil moest doen en door dadelijke en lijdelijke gehoorzaamheid Zijn gerechtigheid moest bevredigen. Zo heeft God in Hem verzoening gevonden. De mens valt daar zo schoon tussenuit. Maar daar vindt men de zaligheid voor de ziel in dat Goddelijke werk dat in de ziel verklaard wordt. Daar doet de Vader Zich kennen als verzoend in Christus. Maar daar wordt de borgtocht van Immanuël de ziel ook zo onuitsprekelijk dierbaar. Ik heb mensen hun rechtvaardigmaking horen vertellen, maar de dramatische toestand die ze daarin doorleefden, had blijkbaar meer gewicht dan het werk van die gezegende Borg. Maar het is voor Abraham en Izak wat geweest, als Izak op het hout gelegd werd en als hij niet tegenstribbelde, maar als dan, als Abraham het mes nam om zijn zoon te slachten, de Heere Zelf van de hemel hem liet weten dat hij zijn hand niet uit moest strekken naar de jongen om hem te slachten en hem achter zich deed zien en die ram in het oog deed krijgen die vast zat in de verwarde struiken en die hij nu moest offeren in de plaats van zijn zoon.

Er is mij door u beiden gevraagd of ik wat zou willen schrijven over de vijf wijze en vijf dwaze maagden. Ze gingen samen de Bruidegom tegemoet. Het is echter niet eender hoe men de Bruidegom tegemoet gaat. Is het om de bruiloft te doen of is het om de Bruidegom te doen? Men kan wel brandende lampen hebben, maar geen olie in de vaten. Als de olie des Geestes wordt gemist, wordt het voornaamste gemist. Die Geest is een Geest des oordeels en der uitbranding. Als Hij zo Zijn werk in ons doet, dan kunnen we niet denken dat we wel olie genoeg hebben, zoals de dwaze maagden dat denken. Daarom geef ik u beiden ook de raad om maar niet te rusten op wat er weleens is geweest. U moet olie in de vaten hebben. Gods Geest maakt voor Christus plaats in de ziel. Dat is ook voor de ziel zo verborgen. Later ziet men het alleen maar, waarom er geen rust kon zijn met wat er weleens mocht zijn geweest. Men had aan die olie niet genoeg. Er is immers ook olie des Geestes, maar dan olie van een algemene verlichting des Geestes. Daar kunnen de dwaze maagden het mee doen. De lampen branden er ook nog heel helder op, zodat men van deze maagden denken moet dat ze toch wel geen vreemdelingen zijn van het goddelijk genadewerk. Maar voor Christus is er toch nooit plaats gekomen in de ziel. Maar het zaligmakend werk des Geestes is een plaatsmakend werk voor Christus. En dan kan men nooit genoeg hebben buiten die Persoon Zelf en buiten het werk dat Hij gedaan heeft. De dwaze maagden zijn er zo bang niet voor, dat de lampen niet zullen branden als de Bruidegom komt. Och, ik heb er me al zovelen voor zien gaan in de weg van alle vlees. De mond heeft in het leven heel wat klaar gemaakt. Ze hebben echter geleefd alsof ze altijd hier op aarde zouden kunnen blijven en zo zich altijd in het licht van die brandende lampen zouden kunnen verheugen. Maar toen de dood kwam, gingen de lampen uit. God is niet te bedriegen. We kunnen de mensen wel bedriegen, maar de Heere niet. De wijze maagden zijn zich dat bewust. Vandaar de vrees dat men te weinig olie heeft. Men heeft die olie des Geestes nodig, die de ziel met Christus verenigt. Het heeft in de gelijkenis van de vijf wijze en vijf dwaze maagden heel wat te zeggen, als we aan het slot daarvan lezen: "En die gereed waren, gingen met Hem in tot de bruiloft". De dwaze maagden was het alleen maar om de bruiloft te doen. Als de Bruidegom er niet zou zijn, zouden ze dat niet zo erg vinden. Maar voor de wijze maagden is de hemel geen hemel, als de Bruidegom er niet is. Terwijl ik dit zit te schrijven, begint er toch weer iets in mijn ziel te herleven. We kunnen het toch wel weten waar het ons om te doen is. Is ooit ons hart in waarheid op die Persoon verliefd geworden? Deze vraag leg ik u dus ook voor. De zuivere Waarheid is wel een ontdekkende en een afsnijdende Waarheid, maar toch voor een in waarheid ontdekte ziel bij wie het om die Persoon te doen is, een liefelijke Waarheid.

De Bruidegom kan vertoeven. De Heere Jezus heeft met die gelijkenis in het bijzonder gewezen op Zijn wederkomst. Wat Zijn komst in het vlees betrof, dan vertoefde Hij ook te komen. De gelovigen van de oude dag hebben met een sterk verlangen uitgezien naar Zijn komst. Maar het is ze toegeroepen: "Zo hij vertoeft, verbeid Hem, want Hij zal gewisselijk komen. Hij zal niet achterblijven". Wat Zijn wederkomst betreft, dan zal Hij ook vertoeven te komen. Er zijn er echter wat die wederkomst betreft, wel velen voor wie Hij vertoeft te komen, maar zij verbeiden Hem niet. Ze slapen een geruste slaap. Zijn komst zal hen verschrikken. De dwaze maagden zullen niet alleen slapen als Hij komt, want de wijze maagden zullen ook slapen. Toch zal er nog een verschil in dat slapen zijn. Het is waar, dat de wijze maagden wat dat slapen betreft de dwaze maagden ook niets behoeven te verwijten. Het zegt ons toch zoveel, als er staat, dat zij allen sluimerig werden en in slaap vielen. Voor deze tijd heeft ons dat ook wel heel wat te zeggen. De levende kerk verkeert thans ook in zulk een slapende toestand. Men heeft alreeds lang gesluimerd, maar nu is men zelfs in slaap gevallen. Als men niet wakende is, volgt de slaap daarop vanzelf Och, ik wil u wel zeggen, dat er een man aan u zit te schrijven, die boven die maagden niet uit kan komen wat dat slapen betreft. Toch is er een groot onderscheid tussen de wijze en de dwaze maagden. De dwaze maagden zijn wel wijs in eigen ogen, maar de wijze maagden leren zich als dwaze maagden kennen. Toch hebben zij de dag van Christus' verschijning lief gekregen. En ik kan niet laten om er in dit schrijven even op te wijzen, dat dit toch wel het kenmerkende is van de kennis van de Persoon des Middelaars, dat men daardoor de dag van Zijn verschijning lief krijgt. Daarom moet ik in deze tijd ook wel vrezen voor velen dat zij nooit enige ware zielsbetrekking op die Persoon des Middelaars hebben gekregen. Als het geroep gaat: "Zie, de Bruidegom komt, gaat uit Hem tegemoet!" komt het onderscheid tussen de wijze maagden en de dwaze maagden wel duidelijk openbaar. Al de maagden stonden op en bereidden haar lampen, maar er viel voor de dwaze maagden niets meer te bereiden. Er was geen olie in de vaten. Ze moesten tot de wijze maagden zeggen: "Geef ons van uw olie; want onze lampen gaan uit". Maar neen, die olie is niet te delen. De olie van de genade des Geestes is een persoonlijk bezit. De wijze maagden hebben tot de dwaze maagden gezegd, dat ze maar tot de verkopers moesten gaan en voor zichzelf olie moesten kopen. Kon dat nog? Neen, de Heere Jezus heeft met deze gelijkenis willen aantonen, dat dit juist in die grote dag niet meer mogelijk zal zijn. De genadetijd is voorbij en de genademiddelen zijn dan niet meer te vinden. Men zal gereed moeten zijn. "En die gereed waren, gingen met Hem in tot de bruiloft". De deur werd gesloten. Die werd gesloten achter de wijze maagden. Zij konden nooit meer buiten de zaligheid vallen. Maar de dwaze maagden zagen de deur vóór zich gesloten. Ze hebben nog geroepen: "Heere, Heere, doe ons open!" Maar de Bruidegom heeft geantwoord: "Voorwaar zeg Ik u. Ik ken u niet". De gelijkenis wordt besloten met die waarschuwende woorden: "Zo waakt dan; want gij weet den dag niet noch de ure, in dewelke de Zoon des mensen komen zal". Ik moet mijn brief besluiten. Er is over deze gelijkenis nog wel heel wat te schrijven. Maar leest beiden het genoemde boek van Sheppard er maar over na. We moeten weten hoe we aan de olie zijn gekomen, aan olie die niet ophoudt, maar die de eeuwigheid verduren zal. De Heere gedenke u beiden daartoe. Hartelijk gegroet en Gode bevolen!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 februari 1994

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Antwoord per brief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 februari 1994

De Wachter Sions | 8 Pagina's