Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Antwoord per brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Antwoord per brief

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geachte heer N.N. te T.,

Uw naam heb ik niet goed kunnen ontcijferen, maar wel de plaatsnaam. Ik meen hieruit te begrijpen dat u liever niet ziet dat ik de voorletters van uw naam vermeld. Het gaat ook uiteindelijk om de vraag die u me hebt gesteld. U bent in het bezit gekomen van de Catechismusverklaring van Johannes d' Outrein. Dat is een Catechismusverklaring in vragen en antwoorden, dus geen Catechismusverklaring die in de kerk kan worden gelezen. Maar bij het lezen van die Catechismusverklaring voor uzelf, bent u gekomen tot de behandeling van de 19e zondagsafdeling. In die 19e zondagsafdeling wordt ook naar de troost gevraagd die er voor de ware Christen is te vinden in het leerstuk van de wederkomst van Christus om te oordelen de levenden en de doden. U laat me weten dat u de verklaring van de 19e zondagsafdeling, als het over de wederkomst van Christus gaat, daar die verklaring zo hoogst ernstig is, met indruk voor uzelf gelezen hebt. Toch is er iets in die verklaring dat u wel enige bedenking heeft gegeven. De vraag wordt in deze verklaring gesteld: "Hoe lang dat oordeel duren zal? " En dan wordt er ook nog gevraagd: "Wel, wordt dit oordeel niet overal bepaald tot een dag? " En het antwoord daarop is: "Ja toch. Maar het kan in bedenking komen. 1. Of het woord dag dan niet genomen wordt (gelijk meermaals) in een ruimere betekenis voor een tijd. 2. Of men zich niet in dezen moet herinneren, dat bij God een dag is als duizend jaren. 3. En wanneer men al leest van zekere dag des laatsten oordeels, dat daardoor verstaan wordt de dag, op welke dat oordeel zal beginnen, maar niet dat het op een dag voltrokken zal zijn". De vraag wordt dan verder nog gedaan: "Van wat oordeel zijn dan sommige godgeleerden? " En het antwoord is: "Dat het laatste al vrij lang, mogelijk vele jaren duren zal, om een iegelijk, in het bijzonder rekenschap af te vorderen van alles wat hij in het vlees gedaan of nagelaten zal hebben". En dan wordt de vraag gedaan: "Wat is uw oordeel daarvan? " En het antwoord daarop is: "Dat men in dezen niets bepalen kan. De Heilige Schrift echter schijnt meest van een dag te spreken. Het is waar, dat duizend jaren voor en bij God zijn als een dag. Doch ook dat een dag bij Hem is als duizend jaren. En dat God in één dag doen kan hetgeen ons zou kunnen toeschijnen, pas in duizend jaren te kunnen geschieden. Doch, gelijk gezegd is, wij bepalen ons in dezen niet volstrektelijk. Te min, omdat wij niet weten of en hoe, in en na de voleinding der wereld, de dagen zullen gerekend of afgemeten worden". De vraag die u me nu stelt, is deze: "Als het laatste oordeel aanbreekt, dan is het toch eeuwigheid en daar is geen sprake meer van tijd? "

Als ik deze vraag van u moet beantwoorden, moet ik beginnen met in te stemmen met uw opmerking, dat het na de laatste dag geen tijd meer zijn zal. In Openbaring 10 : 6 lezen we dat de engel, die Johannes zag staan op de zee en op de aarde, zijn hand ophief naar de hemel. "En hij zwoer bij Dien, Die leeft in alle eeuwigheid. Die den hemel geschapen heeft en hetgeen daarin is en de aarde en hetgeen daarin is, en de zee en hetgeen daarin is, dat er geen tijd meer zal zijn". De kanttekening geeft hierover toch ook verschillende opmerkingen weer. De kanttekening zegt, dat enigen dit verstaan van de tijd, die door de loop des hemels wordt afgemeten in dagen, maanden en jaren, welke tijd met het einde der wereld zal eindigen. Ook kan het betekenen, zoals de kanttekening erop wijst, dat er geen tijd van bekering meer zal zijn. Het heeft immers ook wel heel wat te zeggen, als de engel dit zo zwoer bij Dien Die leeft in alle eeuwigheid. Dit zegt ons dat men met ernst daarop acht zal moeten geven.

Er is in ieder geval geen sprake meer van een tijd zoals wij die nu kennen. Zodra als Christus op de wolken des hemels verschijnt, staan alle klokken stil. Het is dan eeuwigheid geworden. Toch is het d' Outrein alleen niet, die de gedachte is toegedaan geweest dat het laatste oordeel een lange tijd in beslag zal kunnen nemen. Ds. Kersten schrijft hier ook over in zijn verklaring van de Gereformeerde dogmatiek. Hij geeft zijn eigen mening duidelijk weer, als hij zegt: "Het te vellen oordeel zal geen langdurig proces doorlopen, gelijk sommigen voorstelden". En dan wijst hij ook op Brakel die schrijft dat het laatste oordeel niet maar voor een tijd van één of enige uren zal zijn, gelijk sommigen zich verbeelden; maar dat het al zeer lang zal duren en of het duizend jaren of twee, langer of korter zal duren, als het werk zoveel vereist, daar zal geen haast zijn. Ook Hillenius was van een zelfde gevoelen. Dr. Steenblok spreekt in zijn verklaring van de Gereformeerde dogmatiek ook van één bepaalde dag waarop het oordeel zal geveld worden.

De vraag is nu door u mij voorgelegd, om hier eens wat over te schrijven. Laat ik beginnen met even neer te schrijven wat ds. Kersten hierover in zijn toelichting op de dogmatiek geschreven heeft. Hij schrijft: "Doch met al deze berekeningen denkt men maar al te zeer, dat God ten enenmale gelijk een mens is. Hij zal echter de bliksemstralen Zijner alwetendheid door de consciëntiën der voor Zijn troon gedagvaarden schieten en in één moment alle zonden hun voor ogen stellen en Zijn rechtvaardig vonnis vellen. Enig voorbeeld van die openbaring aller zonden draagt elk door God de Heilige Geest overtuigd zondaar in zich, gelijk de Schrift meldt van de Samaritaanse vrouw. Hoewel Christus slechts één harer zonden noemde, ging hiervan in één enkel ogenblik zoveel overtuigende kracht uit, dat deze vrouw klaarlijk overreed werd, dat voor Hem, Die met haar sprak, niets verborgen was en zij uitriep: "Komt, ziet een Mens, Die mij gezegd heeft alles wat ik gedaan heb; is Deze niet de Christus? " Ds. Kersten gaat dan verder met op te merken: "Welnu, zo zal in de dag des oordeels op veel klaarder en geheel volmaakte wijze de alwetende Rechter in één moment des tij ds alle zonden van alle mensen, klein en groot, hun voor ogen stellen en hun consciëntiën, in dit leven zo menigmaal op de mond geslagen, zullen volkomen moeten beamen wat tegen hen wordt ingebracht, alsook het rechtvaardige van het vonnis der goddelozen. Nochtans zal niet één hunner God rechtvaardigen, zodat de consciëntie zijn zal als een knagende worm in het helse vuur".

U vraagt nu mijn oordeel hierover. Ik moet dan beginnen om erop te wijzen dat het hier niet één van de grondstukken van de leer der waarheid of der zaligheid geldt. De genoemde oude schrijvers zou ik niet graag van onrechtzinnigheid willen beschuldigen. Dat zouden ds. Kersten en dr. Steenblok hierom ook niet hebben willen doen. Men mag hier dus zijn eigen gedachten over hebben. Welnu, ik heb reeds geschreven dat we niet meer over dagen, maanden of jaren kunnen spreken na de grote oordeelsdag. Het is dan eeuwigheid geworden. Maar de genoemde oude schrijvers hebben toch wel aan een zekere tijdruimte gedacht. En u weet dat ik mijn leermeesters zeer hoog heb staan, maar dat ik ook de oude schrijvers hoog heb staan. Ja, ik heb in het bijzonder onze belijdenisgeschriften in hoge achting. Ik heb de gewoonte om jaarlijks op oudejaarsavond artikel 37 van onze Nederlandse Geloofsbelijdenis te laten voorlezen. De inhoud daarvan is zeer indrukwekkend. We lezen in dat artikel zo opmerkelijk: "En alsdan zullen persoonlijk voor deze grote Rechter verschijnen alle mensen, zowel mannen als vrouwen en kinderen, die van het begin der wereld af tot het einde toe geweest zullen zijn, verdagvaard zijnde door de stem des archangels en door het geklank der Goddelijke bazuin. Want al degenen, die gestorven zullen wezen, zullen uit de aarde verrijzen, de zielen tezamen gevoegd en verenigd zijnde met haar eigen lichaam, in hetwelk zij zullen geleefd hebben. En aangaande degenen, die alsdan nog leven zullen, die zullen niet sterven, gelijk de anderen, maar zullen in een ogenblik veranderd, en uit verderfelijk onverderfelijk worden. Alsdan zullen de boeken (dat is, de

consciëntiën) geopend en de doden geoordeeld worden naar hetgeen zij in deze wereld gedaan zullen hebben, hetzij goed of kwaad. Ja, de mensen zullen rekenschap geven van alle onnutte woorden die zij gesproken zullen hebben, die de wereld niet dan voor kinderspel en voor tijdverdrijf acht; en dan zullen de verborgenheden en geveinsdheden der mensen openbaarlijk voor allen ontdekt worden. En daarom is de gedachtenis dezes oordeels met recht schrikkelijk en vervaarlijk voor de bozen en goddelozen, en zeer wenselijk en troostelijk voor de vromen en uitverkorenen; dewijl alsdan hun volle verlossing volbracht zal worden, en zij aldaar zullen ontvangen de vruchten des arbeids en der moeite, die zij zullen gedragen hebben; hun onnozelheid zal van allen bekend worden; en zij zullen de schrikkelijke wrake zien, die God tegen de goddelozen doen zal, die hen getiranniseerd, verdrukt en gekweld zullen hebben in deze wereld; dewelke overwonnen zullen worden door het getuigenis hunner eigene consciëntiën, en zullen onsterfelijk worden, doch in zulker voege, dat het zal zijn om gepijnigd te worden in het eeuwige vuur, hetwelk de duivel en zijn engelen bereid is".

Er zal dus recht gedaan worden. Dat laat dit artikel ons duidelijk weten. Er wordt van Gods kinderen in dat artikel gezegd, dat hun onnozelheid van allen bekend zal worden en dat zij de schrikkelijke wrake zullen zien, die God tegen de goddelozen doen zal, die hen getiranniseerd, verdrukt en gekweld zullen hebben in deze wereld. Ik ben het met ds. Kersten en dr. Steenblok eens, als zij hebben gesteld dat er maar een enkel ogenblik voor nodig is om een mens al zijn ongerechtigheden voor ogen te stellen. In de grote oordeelsdag zal er ook geen rechtszitting plaatsvinden waarin er nog bewijzen van schuld moeten worden bijgebracht en er dus nog enige tijd voor nodig zal zijn om de schuld van de gedagvaarde duidelijk aan het licht te brengen, zoals dat hier op aarde in een rechtszitting geschiedt. Als zo die rechtszitting plaats moest vinden, dan zou het einde er niet van te vinden zijn, want al de mensen die geleefd hebben van het begin der wereld af en die er dan op die grote oordeelsdag nog in het leven zullen zijn, zijn ontelbaar in getal. Toch spreekt het me altijd aan, als er in het genoemde artikel van onze Nederlandse Geloofsbelijdenis het woord persoonlijk wordt gebruikt. Daarom heb ik dat ook onderstreept. Mijn gedachten gaan dan ook nog verder. Christus als de Zoon van God heeft eenmaal voor Pilatus gestaan als een gedagvaarde, die van het verwekken van oproer werd beschuldigd. En ook heeft Hij voor Kajafas gestaan als een grote boosdoener tegen wie allerlei beschuldigingen werden ingebracht. Maar uiteindelijk werd Hij om Zijn getuigenis van dat Hij Gods Zoon was des doods schuldig verklaard. De hogepriester heeft er zelfs zijn klederen om verscheurd en gezegd: "Hij heeft God gelasterd; wat hebben wij nog getuigen van node? Zie, nu hebt gij Zijn godslastering gehoord. Wat dunkt ulieden? " Ze hebben daarop eenparig geantwoord: "Hij is des doods schuldig".

Waarom wijs ik u in dit antwoord dat ik u op uw vraag geef, op Christus als Voorbeeld. Wel, ik kan niet anders denken, of waar Hij in de staat van Zijn diepe vernedering zo voor Pilatus en Kajafas heeft gestaan als een grote boosdoener en ook zo door hen als des doods schuldig is verklaard, het toch straks bij de laatste trap van Zijn verhoging Hem tot een zeer grote verheerlijking zal strekken, als deze Pilatus en Kajafas zichtbaar voor aller ogen voor Hem in het gericht gesteld zullen worden. Dan zal Hij anders tegenover hen staan als toen Hij als een beschuldigde en als een grote boosdoener voor hen gestaan heeft in het wereldlijke en kerkelijke gericht. In de volle glans van zijn Goddelijke heerlijkheid zal Hij dan gezeten zijn op Zijn troon die Hij op de wolken des hemels zal hebben gevestigd en dan keren de rollen om, want dan zullen Pilatus en Kajafas als grote misdadigers voor Hem in het gericht geplaatst worden. En dan zal Hij over hen het oordeel vellen. Dat zal vreselijk voor hen zijn. Maar het zal een rechtvaardig vonnis zijn. Ik kan niet anders denken of zo zal dat toch in dat grote gericht eens plaatsvinden. En zou daar de verloste Kerk zich niet onuitsprekelijk in verheugen? Zou men die dierbare Persoon die eer niet van harte gunnen?

Nu voelt ge misschien wel aan, dat ik voor mezelf niet zo de gedachte toegedaan ben, dat alle goddelozen en verworpenen massaal zullen geoordeeld worden. Wat de Persoon des Middelaars betreft, ik kan niet anders denken of er zal voor aller ogen een duidelijke wedervergelding geschieden voor het onrecht Hem aangedaan. Maar ik kan dan ook niet anders denken of ditzelfde zal ook voor Zijn volk gelden, waar artikel 37 van onze Nederlandse Geloofsbelijdenis toch ook wel duidelijk op wijst, als er gesproken wordt over de onnozelheid die door God aan het licht gebracht zal worden. Er kan hier op aarde zoveel onrecht geschieden. Gods kinderen kunnen vals beschuldigd en veroordeeld worden. Ze moeten daarin ook de voetstappen van hun grote Meester drukken. En het komt hier op aarde ook niet altijd aan het licht dat men onschuldig is. In het grote oordeel in de dag der dagen zal echter die onschuld wel aan het licht komen. En dan wordt er wraak geoefend over degenen die Gods kinderen dat onrecht hebben aangedaan. Daar zal niet veel tijd voor nodig zijn, want daar zal men zich niet meer kunnen verontschuldigen. In één ogenblik zal dus dit alles geschieden. Er wordt ook in het genoemde artikel van onze Nederlandse Geloofsbelijdenis nog gezegd, dat de verborgenheden en geveinsdheden der mensen openbaarlijk voor allen ontdekt zullen worden.

Nu kom ik nog weer even terug op de dag des oordeels waarover in de Schrift gesproken wordt. Er zal inderdaad een dag zijn waarop Christus op de wolken des hemels verschijnen zal. Ik wijs u op Handelingen 17 : 31, waar we lezen: "Daarom dat Hij een dag gesteld heeft, op welken Hij den aardbodem rechtvaardiglijk zal oordelen door een Man; Dien Hij daartoe geordineerd heeft, verzekering daarvan doende aan allen, dewijl Hij Hem uit de doden opgewekt heeft". Als die dag echter aanbreekt, houdt de tijd gelijk op, zoals ik u schreef Als men nu stelt dat God op één dag geheel de wereld zal oordelen, dan blijft men toch nog aan een dag vasthouden, terwijl er dan van geen dag meer sprake is. Dus hoelang zal het oordeel duren? We kunnen over geen tijd meer spreken. Maar ik kan dan toch ook niet aan een enkele dag denken.

Het zal de eer van de Koning Die als Rechter oordelen zal verhogen, als Hij Zijn voeten zal zetten op de nek van al Zijn vijanden en van al de vijanden Zijns volks. En Zijn volk zal met het oordeel volkomen instemmen, al zou het zijn in het verdoemen van eigen vlees en bloed. Het hallelujah zal door de wolken des hemels schallen van degenen die aan Christus' rechterhand zullen staan, als zij het rechtvaardig vonnis zullen zien en horen vellen over al Christus' vijanden en hun vijanden.

Ik heb ook van een oude leraar gehoord, wiens naam ik nu niet zal noemen, die een godzalige vader had gehad, die hem in de tijd dat hij zich nog in de wereld uitleefde, ernstig heeft gewaarschuwd, maar naar wiens waarschuwingen en vermaningen hij toen niet wilde luisteren. Maar hij droomde op een nacht dat de grote oordeelsdag was aangebroken. Hij zag Christus op de wolken des hemels verschijnen en hij werd aan Christus' linkerhand geplaatst. Hij stond daar al sidderende, totdat voor hem het ogenblik was aangebroken dat hij voor Christus' rechterstoel moest verschijnen. En toen kreeg hij ineens zijn vader in het oog, die aan Christus' rechterhand mocht staan. Christus velde het veroordelende vonnis over hem en toen keek hij wanhopig naar zijn vader. En toen zag hij dat zijn vader instemde met dat oordeel. Daarna werd hij wakker en de Heere gebruikte dit tot zijn waarachtige bekering. Hij is een onder Gods volk geacht leraar geworden. Dat kreeg die leraar dus zo in de droom te zien. En och, laten we toch maar met ernst denken aan de woorden van de apostel, die in 2 Kor. 5 zegt: "Want wij allen moeten geopenbaard worden voor den rechterstoel van Christus, opdat een iegelijk wegdrage hetgeen door het lichaam geschiedt, naar dat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad".

U hebt mij naar mijn mening gevraagd. Nu, die heb ik u nu geschreven. Ik heb dit in alle bescheidenheid gedaan, met alle achting voor mijn leermeesters en ook voor de oudvaders. Het zal er maar op aankomen, dat we ook op goede gronden met het besluit van artikel 37 van onze Nederlandse Geloofsbelijdenis zullen mogen instemmen: "daarom verwachten wij dien groten dag met een groot verlangen, om ten volle te genieten de beloften Gods, in Jezus Christus onze Heere". Hartelijk gegroet en Gode bevolen!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 september 1994

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Antwoord per brief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 september 1994

De Wachter Sions | 8 Pagina's