De wapenrusting Gods
”En aangedaan hebbende het borstwapen der gerechtigheid."
(Efeze 6:14).
204.
En wat doet nu de onheihge? Hij is als sommige lediglopers, die naar de beurs gaan en zich bij de kooplieden voegen, zonder er zaken te doen; of wel, er zaken doen, die hun geen voordeel aanbrengen. Een onheilige heeft geen omgang met God, hij neemt geen notitie van God. Het kan, voorwaar! ook wezen, dat God niet zoveel notitie neemt van hem, om zich genadiglijk aan hem bekend te maken. Zelfs zal iemand, die gewoonlijk heilig voor Gods aangezicht wandelt, maar voor de ene of andere verzoeking is bezweken, zodat hij zich voor het ogenblik verontreinigt, dan ongeschikt zijn om vriendelijke gemeenschap met God te oefenen. "De rechtvaardige, wandelende voor het aangezicht des goddelozen, is een beroerde fontein en verdorven springader, " zegt Salomo, Spreuken 25 : 26; en nog veel meer is hij dit, als hij voor de goddeloze valt en bezwijkt voor zijn verzoeking; want nu is zijn geest troebel geworden. En indien wij het water ener fontein, ofschoon het op zichzelf zuiver en gezond is, niet willen gebruiken als het troebel wordt, maar het eerst zullen laten bezinken, totdat het weder helder is, kan het ons dan verwonderen, dat God geen welbehagen heeft in de plichten, die een Godvruchtige volbrengt, voordat de stroom weer helder is geworden door de vernieuwing van zijn bekering van de zonde? Ten vierde. Heiligheid in haar volle kracht is noodzakelijk voor de ware vrede en de rust der ziel. Ik zeg niet, dat onze vrede gegrond is op de gerechtigheid onzer natuur of op de heiligheid van ons leven, maar wèl, dat onze vrede daar altijd van vergezeld gaat. "De goddelozen, zegt mijn God, hebben geen vrede." Even spoedig kunnen wij de zee altijd effen zien, als een onheilig hart rustig maken. Van waar komt de inwendige krijg in het hart der mensen, waardoor zij het oneens worden met zichzelf? Van waar anders dan van hun boze lusten? Dezen zijn het, die de vrede verstoren en de mens in een voortdurende onrust houden. Naarmate de geest der heiligheid in het hart komt en de scepter van Christus - die "een scepter der gerechtigheid" is - het leven beheerst, naar diezelfde mate zal de onrust hoe langer hoe meer afnemen, totdat de storm eindelijk geheel en al zwijgt; maar dat zal niet wezen voordat wij in de hemel zijn. Daar alleen is volmaakte rust, omdat er volmaakte heiligheid is. Vanwaar die verschrikkingen en angsten, die ze tot een magor missabib maken, een schrik van rondom? Zij waken en slapen, terwijl voortdurend de reuk van het vuur der hel om hen heen is. Ach! het is hun onheilige wandel, het zijn hun onrechtvaardige wegen, die in hun gedachten zijn, gelijk de geest van Johannes de Doper in Herodes' gedachten was. Dit maakt de mensen ontevreden in iedere toestand en in alle omstandigheden, waarin zij zich ook bevinden. Zij kunnen noch het liefelijke smaken van hun genoegens, noch het bittere hunner beproevingen verdragen. Ik weet, dat er middelen zijn om de consciëntie te verdoven, en voor een tijd de gewaarwordingen van een onheilig hart buiten werking te stellen, zodat het zijn eigen ellende niet gevoelt; maar de kracht van dit opium is spoedig vervlogen en dan is de ongelukkige opnieuw aan de foltering blootgesteld, daar hij met toenemende heftigheid door angst en schrik wordt aangegrepen. Ik heb daar onlangs een treffend voorbeeld van vernomen. Er was iemand, die zich aan de drank had verslaafd. Zijn vrienden hielden hem zijn goddeloos bestaan voor ogen en trachtten tot zijn geweten door te dringen door hem te wijzen op de bedreigingen des Woords, maar dan placht hij met evenveel gemak die vermaningen en bedreigingen van zich af te schudden, als Paulus de adder van zijn hand heeft geschud, daar hij steunde op een vermetele hoop op Gods genade in Christus. Na een wijle behaagde het God om hem op het ziekbed neer te werpen, waardoor zijn metgezellen in de boosheid van hem weggeschrikt werden. Toen dezen echter vernamen, dat hij vrolijk en opgeruimd was in zijn krankheid, waagden zij het hem te bezoeken en bevonden dat hij vol van hoop en vertrouwen was op Gods goedertierenheid (waardoor zij nog meer gestijfd werden in hun zondige weg). Eer de man stierf heeft hij echter een gans ander lied leren zingen. Zijn ijdele hoop verdween, zijn schuldig geweten ontwaakte en de ongelukkige, verteerd door de vlammen van zijn vorig goddeloos bedrijf en nu op het punt zijnde van te sterven, riep wanhopig: "O, vrienden, ik had een pleister bereid voor mijn wonden en dacht, dat alles wel was, maar zij blijft niet langer kleven." Zijn schuldig geweten rukte haar even spoedig af, als hij ze er op legde.
Voorwaar, mijn vrienden, gij zult bevinden, dat zelfs het bloed van Christus niet wil kleven aan een ziel, die nog in verbond is met enige zonde of ongerechtigheid. God zal de zodanigen van de hoornen van dit altaar wegrukken, die daar wel heen vluchten, maar die niet weg vluchten van hun ongerechtigheid en Hij zal hen doden in het toevluchtsoord, waarop zij zo vastelijk hebben vertrouwd. Gij kent de boodschap, die Salomo zond aan Adónia: "Indien hij een vroom man zal zijn, daar zal niet van zijn haar op de aarde vallen; maar indien in hem kwaad bevonden zal worden, zo zal hij sterven." Zo lang de boosheid nog een toevlucht in hen vindt, is het tevergeefs, dat de mensen zich onder Christus' vleugelen trachten te verbergen tegen de beschuldigingen van hun geweten. Christus is nooit door God bestemd geworden om de mensen in hun ongerechtigheden te beveiligen, maar om hen van hun ongerechtigheden te verlossen.
Ten vijfde. Heiligheid heeft een machtige invloed op anderen. Als zij met kracht in het leven der Christenen wordt geopenbaard, dan zal zij ook machtig inwerken op de geest der mensen. Het stopt de mond der goddelozen, die maar al te gereed zijn om de godsdienst te smaden, door de onreinheid van des belijders zonde op het aangezicht der belijdenis zelf te werpen. Men zegt, dat de kikvorsen ophouden te kwaken als men met een licht in hun nabijheid komt. Het licht van een heilige wandel hangt als het ware een slot aan de lippen der goddelozen, ja het dwingt ze om in hen God te erkennen. "Laat uw licht alzo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken mogen zien, en uwen Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken, " Mattheüs 5 : 16. Ja meer, dit zou hun niet slechts de mond stoppen, maar een middel wezen om hun hart te openen ten einde Christus en Zijn genade te ontvangen.
Een der redenen waarom in de eerste tijden van het Christendom zulk een menigte van zielen in het evangelienet zijn gekomen, was, dat het Goddelijke der evangelieleer zich openbaarde in het Goddelijke en heilige van het leven der Christenen. Toen Justinus de Martelaar bekeerd was, bekende hij, "dat de heiligheid, die in het leven der Christenen schitterde, en het geduld, waarmede zij zegenvierden over de wreedheid hunner vijanden in de dood, hem tot de gevolgtrekking hebben gebracht dat de leer des evangelies waar was". Ja, zelfs Julianus de Afvallige heeft, hoe snood hij ook was, kunnen zeggen, dat de Christelijke godsdienst zich zo uitbreidde: "omdat de Christenen lieden waren, die allen wèl en niemand kwaad deden". Ik ben ervan overtuigd, en dat wel door droevige ervaring, dat er in onze loszinnige tijd, nu de godsdienst door de veelvuldig voorkomende ergernissen bij de belijders als het ware met het slijk hunner onreinheid wordt bespat, het zeer moeilijk is om iemand in het evangelienet te krijgen.
(wordt vervolgd)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 november 1994
De Wachter Sions | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 november 1994
De Wachter Sions | 8 Pagina's