Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hopende en Uitziende

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hopende en Uitziende

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Romeinen 8 : 16 en 17

Dezelve Geest getuigt met onzen geest, dat wij kinderen Gods zijn.

En indien wij kinderen zijn, zo zijn wij ook erfgenamen, erfgenamen Gods en medeërfgenamen van Christus, zo wij anders met Hem lijden, opdat wij ook met Hem verheerlijkt worden.

HOPENDE: De apostel spreekt dus nu over de grote weldaad van de aanneming tot kinderen. God is niet alleen met Zijn volk door Christus weer verzoend, maar Hij wil Zich ook als een liefderijk Vader in Christus doen kennen. Ja, Hij wil de vrijmoedigheid schenken om tot Hem als Vader in Christus te naderen. Er is in het 15e vers gezegd, dat men door de Geest der aanneming tot kinderen mag roepen: Abba; Vader! De aanneming tot kinderen vindt plaats in de wedergeboorte. Daar moeten we allereerst aan vasthouden. Die aanneming tot kinderen vindt dus niet pas plaats als men tot de gelovige verzekering van zulk een weldaad komt. In Galaten 4 zegt de apostel zo duidelijk: "Doch ik zeg, zo langen tijd als de erfgenaam een kind is, zo verschilt hij niets van een dienstknecht, hoewel hij een heer is van alles". En ook staat er dan even verder: "En overmits gij kinderen zijt, zo heeft God den Geest Zijns Zoons uitgezonden in uw harten. Die roept: Abba, Vader!" Al is men dus nog onder voogden en verzorgers gesteld, men is toch een kind. En overmits men een kind is, zo zendt God Zijn Geest uit. Die doet roepen: Abba, Vader! En nu worden wij er ook weer op gewezen, dat de Geest met onze geest getuigt, dat wij kinderen Gods zijn.

UITZIENDE: Ik ben het volkomen met u eens, als u zegt, dat men al een kind wordt door een nieuwe geboorte. En die nieuwe geboorte vindt ook niet pas plaats, als men van zijn kindschap verzekerd wordt. In een groot huisgezin zijn er toch kleine kinderen zowel als grote kinderen. Maar al kan het kleinste kind nog geen vader zeggen, zo is het toch ook een kind. Maar nu worden we hier gewezen op dat dierbare werk van Gods Geest, waardoor men mag leren verstaan wat het is, een kind van God te mogen zijn. In het gewone natuurlijke leven beseft een klein kind nog niet wat het is een vader en moeder te hebben, ja zelfs een rijke vader en moeder te hebben en alzo straks te mogen delen in een grote erfenis. In het geestelijke leven is het niet anders. Als men een kind wordt, wordt men juist een buitenstaander. Men behoort niet tot het geestelijk huisgezin. Men is zonder God in de wereld. Er is een gelukkig volk op aarde, maar daar behoort men niet bij. God is voor de schuldige zondaar een vertoornd God. Dat is wat anders dan een liefderijk Vader. Maar nu wordt hier over de Geest Die de zondaar van zijn schuld heeft overtuigd, als een Geest der aanneming tot kinderen gesproken. En dan als van een Geest Die de vrijmoedigheid geeft om God als Vader aan te roepen. In de tekst wordt ook het woord Abba gebruikt. Dat woord Abba betekent in de Sjrrische taal Vader. De kanttekening wijst erop, dat de apostel dit woord hier gebruikt, omdat het een woord is vol genegenheid. Er wordt in tot uitdrukking gebracht, dat het niet een leraar of meester is, die men ook wel vader noemde, maar een eigen vader of een vader die een kind als zijn eigen kind heeft aangenomen, die men zo als vader aanspreekt. En dan wordt aan de benaming Abba, de benaming Vader nog toegevoegd, om nog meer tot uitdrukking te brengen, hoe deze Vader een Vaderlijke liefde heeft tot Zijn kinderen. Zo lezen we ook in Marcus 14 : 36, dat Christus heeft gezegd: "Abba, Vader, alle dingen zijn U mogelijk; neem deze drinkbeker van Mij weg; doch niet wat Ik wil, maar wat Gij wilt". Het was Christus' veelbeminde Vader, Die Hem als Zijn Voedsterling nu aan die uiterste benauwdheid overgaf O, die verlating van Christus door de Vader is toch wat geweest! En die verlating moest de Borg nu ondergaan, opdat gevallen en verdoemelijke Adamskinderen tot kinderen Gods zouden kunnen worden aangenomen en de vrij­ moedigheid zouden ontvangen om God als hun Vader aan te roepen. Maar het is door de Geest dat zij deze vrijmoedigheid ontvangen om die God als hun Vader aan te roepen. Dat is het wat de apostel hier ons nu juist met nadruk laat weten.

HOPENDE: De uitroep Abba; Vader, onderscheidt dus geen kinderen van de dienstknechten, want een dienstknecht kon zijn meester wel vader noemen, zoals u zoeven hebt opgemerkt, maar hij kon niet op een zelfde wijze vader zeggen als de kinderen. En dit geeft ons nu ook weer veel te overdenken, want we moeten niet uit het oog verliezen dat de apostel in deze zendbrief steeds bezig is om de rechtvaardigmaking des zondaars zonder de werken te verklaren. Het is geen dienstknecht, zoals de oudste zoon in de ons bekende gelijkenis, die door God gerechtvaardigd wordt. Die oudste zoon horen we zeggen: "Zie, ik dien u nu zovele jaren en heb nooit uw gebod overtreden, en gij hebt mij nooit een bokje gegeven, opdat ik met mijn vrienden mocht vrolijk zijn”.

UITZIENDE: Nu u dit voorbeeld aanhaalt, wil ik gelijk toch even opmerken, dat ik van verschillende 'rechtzinnige' leraars heb gehoord, dat ze de oudste zoon ook nog niet buiten de zaligheid hebben willen sluiten. Ik heb het trouwens wel met mijn eigen ogen gelezen, dat men schreef: "Of die oudste zoon nog tot bekering is gekomen, weten we niet". Ja, sterker nog, men heeft wel een hele preek gehouden over de bekering van de oudste zoon. Men heeft daar dan mee willen beweren, dat een uitwendig godsdienstig mens nog zowel als een goddeloos mens in de uitleving tot bekering kan komen. Maar dat heeft de Heere Jezus met die gelijkenis dan toch niet bedoeld. Hij heeft met die gelijkenis de farizeeërs en de schriftgeleerden op het oog gehad, die de opmerking wisten te maken: "Deze ontvangt de zondaars, en eet met hen". Maar het is mij dan toch onbegrijpelijk, dat een gehele gemeente met instemming zit te luisteren naar een preek waarin de oudste zoon erbij gepreekt wordt, terwijl God het Abraham heeft doen weten dat hij naar de stem van zijn vrouw moest luisteren, als zij zeide: "Drijf deze dienstmaagd en haar zoon uit; want de zoon dezer dienstmaagd zal met mijn zoon, met Izak, niet erven”.

HOPENDE: Bij zulke zogenaamde rechtzinnige leraars zal de zoon der dienstmaagd wel nooit buiten de deur gezet zijn. De apostel verbindt hier de weldaad van de aanneming tot kinderen aan de weldaad van de rechtvaardigmaking van een goddeloze zondaar. De verloren zoon kon niet zeggen dat hij de vader zovele jaren gediend had. Hij had al het goed zijns vaders met hoeren doorgebracht. Maar het is wat voor die verloren zoon geweest, als hij het zich niet meer waardig heeft gekeurd om een zoon genaamd te worden en als hij aan het vaderhart gedrukt werd en door de vader werd gekust en toen vader mocht zeggen. Aan die gelijkenis moeten we nu toch wel in het bijzonder denken als we onze aandacht geven aan de woorden van de apostel die we vinden in Romeinen 8 : 16 en 17. En nu zegt de apostel zo, dat het de Geest is. Die met onze geest getuigt dat wij kinderen Gods zijn. Het moet beleving worden om te weten wat dat heeft te zeggen. De derde Persoon in het Goddelijk Wezen is het Die zich afzonderlijk door de ziel doet kennen. We horen daar zo weinig over. Kennis van de Persoon des Middelaars is er maar weinig meer te vinden, maar kennis van de Persoon des Geestes nog minder. Maar die Geest is het Die het einde aan het begin vastmaakt. Hij is het Die de Zondaar overtuigt van zijn schuld en alzo van stonde aan in de levendmaking intrek neemt in het hart. Maar Hij wil Zich ook doen kennen door de ziel in Zijn Persoon en werk. Geheel de Goddelijke leiding met de gekenden des Heeren is een leiding des Geestes. Maar o, wat baart het een verwondering in de ziel, als men daar licht over mag krijgen! Dan ziet men dat het die Geest was Die aanvankelijk in de overtuiging van de schuld Zijn werk deed, maar dat het ook die Geest was. Die plaats maakte voor de kennis van Christus in de ziel. Hij was het Die de ziel in de nood der verlorenheid tot de uitroep bracht, of er nog een middel was om de welverdiende strafte ontgaan en wederom tot genade te komen. Hij was het Die Christus ontdekte aan de ziel. Hij was het Die de ziel in een heilige ware bekommering bracht om zich Christus' eigendom te mogen weten. Maar Hij was het ook Die de ziel tot de omhelzende daad des geloofs bracht, waardoor men weten mocht op grond van

Christus' gerechtigheid voor God rechtvaardig te zijn en een erfgenaam des eeuwigen levens. Maar die Geest wil nu ook verzekeren van het geestelijk kindschap. Hij getuigt met onze geest, zoals de apostel zegt. Men mag zelf de merktekenen van het geestelijk kindschap in de leiding des Geestes met zich aanschouwen. Zo wordt alle twijfel dienaangaande weggenomen en dat geeft de vrijmoedigheid om te roepen: "Abba, Vader!" Dan deelt men ook in de Vaderlijke liefde. Daar wordt men als door verslonden. Maar dan zal men ook weten wat het zeggen wil om een erfgenaam te mogen zijn. De volgende keer hopen we daar aan de hand van het volgende vers ook nog wel iets van te mogen zeggen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 maart 1995

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Hopende en Uitziende

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 maart 1995

De Wachter Sions | 8 Pagina's