Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hopende en Uitziende

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hopende en Uitziende

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Romeinen 8 : 24 en 25

Want wij zijn in hope zalig geworden. De hoop nu die gezien wordt, is geen hoop; want hetgeen iemand ziet, waarom zal hij het ook hopen?

Maar indien wij hopen hetgeen wij niet zien, zo verwachten wij het met lijdzaamheid.

HOPENDE: De apostel geeft in Romeinen 8 zeer hoog op van de zaligheid die God Zijn volk uit genade deelachtig maakt. Hij spreekt over de zaligheid in dit leven en over de zaligheid na dit leven. Men mag hier de eerstelingen des Geestes al deelachtig zijn. Dat is geen geringe zaak. De vorige keer hebben we daar al iets van mogen zeggen. Maar er wordt gezegd, dat zij die de eerstelingen des Geestes hebben, toch nog moeten zuchten. Daaraan zijn de ware kinderen Gods dus te kennen. Ze behoren tot de lieden die zuchten, zoals we daarover ook kunnen lezen in Ezechiël 9. Men heeft over het algemeen niet zoveel op met zulke zuchtende mensen. Men moet een blijmoedig Christen zijn. Dat men de eerstelingen des Geestes deelachtig is en toch tegelijk een zuchter is, dat kan men niet begrijpen. Maar Gods Woord zegt het ons toch in de stof die we overdenken, dat zij die de eerstelingen des Geestes mogen bezitten, zuchtende door het leven gaan. Zuchten moet men in zo'n wereld die in het boze ligt en waarin de ongerechtigheid vrij spel gekregen heeft. Zuchten moet men onder al dat ijdel geroem van een Christendom dat van geen zuchten en kermen weet. Maar zuchten moet men ook in die kerker van dat Godevijandige vlees, zoals we de vorige keer al met elkaar hebben besproken. Maar toch zijn deze zuchters nu juist niet zonder verwachting. Ze verwachten de aanneming tot kinderen, zoals die in de grote oordeelsdag hun staat te wachten in de verlossing van het verderfelijke lichaam. Maar nu zegt de apostel waarom ze nu zo zuchtende moeten verwachten. We lezen in de tekst die we nu even willen overdenken: "Want wij zijn in hope zalig geworden”.

UITZIENDE: Het valt me zo op, dat de apostel niet zegt dat we zalig zullen worden, maar dat we in hope zalig zijn geworden. De kerk is dus al zalig in dit leven. Zou men niet zalig zijn, als men de eerstelingen des Geestes in zich om mag dragen? De beginselen van het eeuwige leven worden hier in dit leven al gesmaakt. Ik vind het altijd zo kernachtig, als onze Catechismus in zondag 22 spreekt over de zalige opstanding en het eeuwige leven, dat er dan zo wordt gezegd: "Dat, nademaal ik nu het beginsel der eeuwige vreugde in mijn hart gevoel, ik na dit leven volkomen zaligheid bezitten zal". Die in de hemel komen, komen op geen onbekende plaats, zomin als ze in de hel op een onbekende plaats zouden komen. Er reizen er velen op de hemel aan, want als men de overlijdensadvertenties in het dagblad leest, dan gaan er meer naar de hemel dan naar de hel. Maar zo'n opmerking mag ik niet maken, want men mag niet zo liefdeloos oordelen. Nu, ik hoop geen ongunstig oordeel uit te spreken over iemand die ik niet gekend heb en van wie men verwacht dat die de eeuwige heerlijkheid is ingegaan. Ik wil alleen maar te kennen geven dat het me veel te denken geeft, als er meer behouden schijnen te worden dan dat er verloren gaan. En dat terwijl de Heere Jezus heeft gezegd, dat velen geroepen zijn, maar weinigen uitverkoren. En ik mag het toch ook als mijn mening te kennen geven, dat ik er bang voor ben dat er velen naar de hemel gaan, die de beginselen van de eeuwige vreugde hier niet hebben gesmaakt, maar dan ook niets hebben geweten van de angsten der hel en van de banden des doods.

HOPENDE: De apostel spreekt hier over een hoop. En mijn naam is nu juist Hopende. Maar ik geloof dat ik niet zomaar aan die naam gekomen ben. Het is voor mij eens buiten hoop gewor­ den. Toen kon iedereen nog zalig worden, maar ik niet meer. Het is werkelijk beleving geworden:

En alle hoop mij gans ontviel, Daar niemand zorgde voor mijn ziel.

Als er niet anders is dan schuld en verdoemeniswaardigheid aan de zijde van de mens, daar is er niet op de eeuwige gelukzaligheid te hopen. Al degenen die zonder grond daarop hopen, zijn altijd nog te goed voor de hel gebleven. Ze hebben een hoop die zich grondt op hun eigengerechtigheid. Maar de ware hoop grondt zich op de vrije genade Gods in Christus. Och, er zijn er wat die niet zonder hoop zijn, maar waar grondt die hoop zich op? Men hoopt nog wel bekeerd te worden voor het sterven, maar men verstaat de vrije genadeleer niet, die ons doet weten dat God gevonden wordt van degenen die naar Hem nooit hebben gevraagd en gezocht en dat Hij een mens voorbijgaat als men daar gans walgelijk ligt op het vlakke des velds. Zo openbaart zich eenzijdige liefde bij God vandaan. En zo wil God die mens die in zijn geestelijke doodstaat ongevoelig van zijn diepe ellende was, die ellendige staat doen zien waarin men door de zonde verkeert. Dan ziet men zich voor eeuwig van God en van Zijn gunst gescheiden. En dat rechtvaardig. Dat leert men overnemen. Maar zou het dan geen wonder zijn, als de Heere zulk een mens doet geloven dat men voor een eeuwige zaligheid mag zijn bestemd? Dat verwekt in de ziel een ware levende hoop. Maar dat is dan ook een hoop die zich richten mag op de barmhartigheid Gods, zoals God die bewijst op grond van een bevredigd recht door het offer dat door de Zoon van God als Borg in de plaats van doodschuldigen voor de zonden is gebracht. Och, er is over die hoop nog wel wat te zeggen. We hebben daar ook al over gesproken aan de hand van het 5e hoofdstuk. Die zalig worden, zullen weten waar de zaligheid in bestaat. Ze zullen weten waarin die zaligheid eeuwig zal bestaan. Maar hier worden de voorsmaken daarvan genoten. Maar hoe verzekerd dat men ook mag zijn geworden van die toekomstige zaligheid, men zal het hier toch nooit verder kunnen brengen dan in hope zalig te zijn. De volle zaligheid is de kerk voor na dit leven bereid. Die volle zaligheid bezitten we hier dus nog niet. De apostel voegt er dan ook nog zo aan toe: "De hoop nu die gezien wordt, is geen hoop; want hetgeen iemand ziet, waarom zal hij het ook hopen? " Het is waar, dat die hoop een gegronde hoop mag zijn en dat men reeds in hope zalig is, maar toch zegt die hoop ons ook, dat de twijfelingen en de bestrijdingen in dit leven niet uitblijven. De hoop is niet altijd even levendig. In het gewone dagelijkse leven weten we wel wat een hoop is. We hopen op iets waarvan we nog niet zoveel zekerheid hebben of we het wel verkrijgen zullen. En nu hebben we al wel besproken met elkaar dat de hoop waarover de apostel spreekt een gegronde hoop is, maar de zaak waarop men hoopt, is zo groot, dat men er niet altijd even zeker van kan zijn, dat men zal verkrijgen hetgeen waarop men hoopt.

UITZIENDE: Daarom wordt het woord hoop hier toch ook niet voor niets gebruikt. Er is nog van geen aanschouwen sprake. Daarom zegt de apostel ook: "De hoop nu die gezien wordt, is geen hoop; want hetgeen iemand ziet, waarom zal hij het ook hopen? " Het is hier op aarde een leven door het geloof en niet door aanschouwen. En nu is het geloof een vaste grond der dingen die men hoopt, zoals de apostel ons leert in Hebreeën 11. Er kan dus geen ware hoop zijn buiten het geloof om, maar toch is de hoop van het geloof onderscheiden. Het geloof eigent zich de beloofde goederen toe en alzo mag men die al in het geloof bezitten, maar de hoop strekt zich uit naar wat men in de toekomst nog verwacht. Maar daarom hebben we over die hoop toch niet gering te denken. In Bunyans Christenreize wordt het zo treffend beschreven, hoe in de doodsjordaan de hoop het hoofd van Christen nog boven water houdt. Maar in de hemel zal er die hoop niet meer zijn. Daar zal men God in Zijn heerlijkheid eeuwig mogen aanschouwen. Dus daar behoeft men niet meer te hopen. Maar hier op aarde is er dat aanschouwen nog niet. Daarom zal men het niet verder kunnen brengen dan in hope zalig te zijn. En het wonder van het zalig worden wordt steeds groter. De weg wordt toch zo nauw die men hier in dit leven heeft te gaan.

En toch laat de apostel er ook nog op volgen: "Maar indien wij hopen hetgeen wij niet zien, zo verwachten wij het met lijdzaamheid". De hoop steunt wel op onwankelbare gronden. Vandaar is er toch een verwachting. Maar een verwachten met lijdzaamheid. De kerk gaat door een weg van strijd, verdrukking en beproeving op de eeuwige heerlijkheid aan. En die heerlijkheid is zo groot, dat er gezegd wordt dat het oog het niet heeft gezien en het oor het niet heeft gehoord en het in het hart des mensen niet is opgeklommen wat God bereid heeft dien die Hem liefhebben. Het is eigenlijk te groot om te geloven dat zulk een zaligheid te wachten staat. En men gaat echt niet als zo'n voorbeeldig en godzalig mens op die zaligheid aan. Hoe dichter dat men erbij komt, hoe verder dat men voor eigen waarneming ervan af staat. Het zal een strijden zijn om in te gaan door de enge poort.

HOPENDE: Och vriend, het zal toch zo'n eeuwig wonder zijn, als men tot die zaligheid zal mogen komen. Maar toch verwachten we die met lijdzaamheid, want de hoop steunt toch niet op onzekere gronden. De vaste ankergrond van die hoop is toch te vinden in het binnenste heiligdom waar de Voorloper voor ons is ingegaan. We moeten echter nu ons gesprek weer afbreken.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 mei 1995

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Hopende en Uitziende

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 mei 1995

De Wachter Sions | 8 Pagina's