Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verslag van de bidstond te Barneveld op 20 juni 1995, voorafgaande aan de Particuliere Synode, gehouden op 21 juni 1995

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verslag van de bidstond te Barneveld op 20 juni 1995, voorafgaande aan de Particuliere Synode, gehouden op 21 juni 1995

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het geheel gevulde kerkgebouw te Barneveld ging ds. J. Roos, praeses van de vorige Synode, de avond vóór de Synodevergadering voor in de bidstond.

Ds. Roos had als tekst voor deze bidstond Jesaja 1 de verzen 8 en 9:

"En de dochter van Sion is overgebleven als een hutje in den wijngaard, als een nachthutje in den komkommerhof, als een belegerde stad. Zo niet de HEERE der heirscharen ons nog een weinig overblijfsel had gelaten, als Sódom zouden wij geworden zijn; wij zouden Gomórra gelijk zijn geworden".

Naar aanleiding van deze tekstwoorden bepaalde ds. Roos zijn talrijk gehoor bij:

”De Kerk des HEEREN als een overgebleven nachthut”.

en stond hij achtereenvolgens stil bij:

1. Haar ellendige toestand door de HEERE omschreven;

2. Haar Goddelijke bewaring door Sion beleden.

Ds. Roos ving zijn predikatie aan met op te merken dat we nog weer in een bidstond voor de te houden Synode bijeengekomen zijn in de weg van 's Heeren inzettingen en dienst. Maar wie van ons zal de Heere in oprechtheid kunnen dienen? Wie zal bedeeld mogen zijn met de ware kinderlijke vreze? Wij kunnen onszelf niet recht onderzoeken. Daarom vroeg David in Psalm 139 "Doorgrond mij, o God! en ken mijn hart; beproef mij, en ken mijn gedachten. En zie of bij mij een schadelijke weg zij; en leid mij op den eeuwigen weg.”

De Heere ziet wel wat in de schuilplaatsen van ons hart leeft. Hij zal zeer nauwkeurig te werk gaan in het zoeken van wie Hem vreest. We hebben onszelf te onderzoeken, maar we kunnen onszelf niet onderzoeken. Maar de Heere zal Jeruzalem met een lantaarn doorzoeken. Wie van ons zal dan op goede gronden kunnen zeggen dat de ware vreze Gods voor hem geen vreemde zaak is. God zal zondaren zoeken. Maar al het gedichtsel van de gedachten van des mensen hart is te allen dage alleenlijk boos. Hiervan is niet één uitgezonderd, geen leden, geen ambtsdragers. De leraar vraagt: Is het dan geen wonder dat in deze tijd van verval nog een bidstond mag gehouden worden? En dat de Heere Zijn erfenis nog niet geheel uitgeroeid heeft? Ds. Roos gebruikte het beeld uit Jesaja 65: Gelijk wanneer men most in een tros druiven vindt, men zegt: Verderf ze niet, want er is een zegen in; alzo zal Ik het om Mijner knechten wil doen, dat Ik hen niet alle verderve.

De Heere heeft, hoe klein ook. Zijn erfenis nog onder ons gelaten. Het is Zijn eeuwig vrij machtig welbehagen dat wij niet verdorven zijn. Er mag nog een overblijfsel zijn in deze donkere tijd.

Vervolgens ging ds. Roos over tot de behandeling van zijn eerste hoofdgedachte: "Haar ellendige toestand door de HEERE omschreven”.

De Heere vergelijkt Sion in Psalm 68 met de berg waar de Ark des Heeren was. In Psalm 132 lezen we: Want de HEERE heeft Sion verkoren. Hij heeft haar begeerd tot Zijn woonplaats. En in Psalm 87 lezen we: Zeer heerlijke dingen worden van u gesproken, o stad Gods! De berg Basan sprong op van vijandschap tegen dat Sion, dat van God begeerd was tot Zijn woning. Maar in onze tekst geeft de Heere getuigenis hoe Hij Sion ziet als een nachthut. Dat was er van Sion overgebleven. Sion is als een hutje in de wijngaard, als een nachthutje in de komkommerhof De wijngaard was als het ware verwoest. Alleen een nachthutje was er nog van overgebleven. Zo'n kleine berg. Sion wordt ook vergeleken bij een belegerde stad. Dit ziet op de strijd, zowel van buiten, als ook van binnen waar wel de grootste vijand zit. Sion is omringd door vijanden, maar is ook een bewaarde stad. De leraar vraagt: Wat is er van Gods Kerk in Nederland overgebleven? De Heere heeft hier toch Zijn vuur- en haardstede gehad in de tijd van de Reformatie? Echter is het als in Psalm 80: de zwijn uit het woud heeft hem uitgewroet en het wild des velds heeft hem afgeweid. Er zijn zo veel leraren geweest in diverse plaatsen. Nu is Neerlands Kerk overgebleven als een hutje. De Kerk in Nederland is verduisterd geworden door de vele dwalingen. Er gaat geen geur en smaak meer van uit. De wereldgelijkvormigheid is ook in onze gemeenten zo doorgedrongen. En wat voor wetten worden er niet door onze overheid uitgevaardigd? De Heere laat de mens aan zichzelf over om de maat vol te zondigen. Wat een vreemde godsdiensten zijn er niet in Nederland? Nochtans heeft de Heere nog een overblijfsel naar de verkiezing der genade in ons vaderland. Hij houdt nog een nauw oog op Zijn Kerk. Er is nog een hutje in de verwoeste wijngaard. Maar over het algemeen is de dood zo in de pot, dat wil zeggen: in het hart. Men durft zo veel te doen zonder schaamrood te wor­ den. Het geraamte is er nog, maar de Geest is zo geweken. De leraar vraagt: Hoe staan wij er persoonlijk tegenover? Er zijn vele zonden, ook onder ons. Er zijn veel hulpverleners. Maar men kan het werk schier niet meer aan. Echter heeft de Heere nog niet alles weggeraapt. Waarom? Niet omdat wij een bidstond houden. Maar naar Zijn eeuwig welbehagen.

Ds. Roos staat vervolgens stil bij de tweede hoofdgedachte: Haar Goddelijke bewaring door Sion beleden. "Zo niet de HEERE der heirscharen ons nog een weinig overblijfsel had gelaten, als Sódom zouden wij geworden zijn; wij zouden Gomórra gelijk zijn geworden." En dat niet alleen door de hagel van vuur en sulfer, maar in het eeuwige vuur. Hier vernemen wij een schuldbelijdenis van een schuldig Sion, voor wie het een wonder is, dat zij nog niet als Sódom zijn omgekeerd geworden. Zij was niet verteerd, hoewel zij nog meer had gezondigd als Sódom. Opnieuw vraagt de leraar: Waarom is het dan dat de Heere ook nü het overblijfsel nog niet heeft verteerd? Hij wijst op Gods almacht: De engel des HEEREN legert Zich rondom degenen, die Hem vrezen, en rukt hen uit. Ook op 's HEEREN vrijmacht, waarvan de apostel Paulus in Romeinen 11 getuigt: Alzo is er dan ook in dezen tegenwoordigen tijd een overblijfsel geworden, naar de verkiezing der genade. De HEERE heeft Zijn Kerk liefgehad met een eeuwige liefde en daarom is er ook nü in déze tegenwoordige tijd nog een overblijfsel geworden, naar de verkiezing der genade. Als een hutje in de wijngaard, als een nachthutje in de komkommerhof, ais een belegerde stad. "Gelijk de eik en gelijk de haageik, in dewelke na de afwerping der bladeren nog steunsel is, alzo zal het heilige zaad het steunsel daarvan zijn." (Jesaja 6 : 13b). En zo zal er altijd een overblijfsel zijn, ook in onze tijd, tot het eind der dagen toe: "En zie. Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld. Amen." (Mattheüs 28 : 20). Ook toen was het een klein hoopje, een klein kuddeke, tot wie de Heere sprak: "Vrees niet, gij klein kuddeken." Ds. Roos sprak de wens uit, dat we als een schuldig volk daar mochten komen waar de Heere in het 18e vers van spreekt: "Komt dan, en laat ons te zamen rechten, zegt de HEERE; al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol." God komt om Zijn recht. Sion zal door recht verlost worden en door ontdekkend genadelicht moeten zeggen zelf de schuldige te zijn. De Heere gebruikt Zijn heilige wet om de mens in zijn schuld te zetten. Ds. Roos sprak ook onze jeugd, onze kinderen, ernstig aan. Ook voor hen geldt dit. Geen mens kan voor God bestaan. Allen zijn we melaats van de hoofdschedel af tot de voetzolen

toe. Loth woonde in Sódom, maar werd door de beide engelen uit Sódom gehaald. Hij moest haasten en vluchten uit Sódom. Zoar werd hem aangewezen. In plaats van eeuwig verloren, werd hem een weg tot zijn behoudenis aangewezen. O diepte des rijkdoms, beide der wijsheid en der kennis Gods! Hoe ondoorzoekelijk zijn Zijn oordelen, en onnaspeurlijk Zijn wegen! Het is alleen Gods eeuwig welbehagen dat Hij schuldigen opheft uit het stof. Ds. Roos wijst op de Middelaar van het Genadeverbond. Hem moest het zwaard van Gods gerechtigheid treffen en in de plaats van de schuldige zondaar. Ds. Roos acht het een wonder dat wij niet verteerd zijn. En dat enkel opdat God aan Zijn eer zal komen. Het is de HEERE der heirscharen Die ons nog een weinig overblijfsel heeft willen laten. Een wonder is het als we nog bewaard zijn gebleven om de zonde van Sodom uit te leven. Maar Sion leeft door ontdekkend genadelicht de zonde in. Dan kan de weg naar Zoar wel zijn aangewezen. En er kan veel gezien zijn in de Persoon van de Middelaar. Maar nu ook wedergekeerd te zijn; in Gods gemeenschap volkomen hersteld te worden. Een vrije toegang tot God te hebben. En het getuigenis des Geestes te mogen ontvangen dat God geen zonden ziet in Zijn Jakob en geen overtredingen in Zijn Israël. Nadat nog is gezongen van Psalm 68 het 8e vers wendde ds. Roos zich eerst tot ds.

F. Mallan die hij op een hartelijke wijze toesprak in verband met de bijzondere omstandigheden waarin de gemeenten verkeren, waaraan ds. Mallan zo nauw is verbonden en die hij zo vele jaren reeds heeft mogen dienen. De ambtelijke arbeid is zeer veel en wordt steeds bezwaarlijker doordat de jaren des ouderdoms zich ook doen gelden. Ds. Roos wenst zijn ambtsbroeder in zijn ouderdom de gunst en de nabijheid des Heeren toe, en spreekt de hartelijke wens uit dat de Heere hem voortdurend zal willen ondersteunen en hem ook de krachten die nodig zijn zal willen geven. Tenslotte spreekt ds. Roos nog een zeer ernstig toepasselijk woord tot de schare toehoorders.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 juli 1995

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Verslag van de bidstond te Barneveld op 20 juni 1995, voorafgaande aan de Particuliere Synode, gehouden op 21 juni 1995

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 juli 1995

De Wachter Sions | 8 Pagina's