Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE KRUISWEG VAN EEN OUDE PELGRIM

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE KRUISWEG VAN EEN OUDE PELGRIM

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het boekje met bovenstaande titel is nogal onbekend. De auteur vermeldt zijn naam niet. Mijn persoonlijke indruk bij het doorlezen van dit boekje is, dat ds. P. Los de schrijver ervan is. Hij stond in Leiden en is daar in 1888 overleden, zoals ons jaarboekje in de necrologie van onze oude leraars ons doet zien. Het boekje is in 1910 al uitgegeven door J.J. Groen en zoon te Leiden. Het is het lezen waard en er mochten nog enkele pelgrims die een kruisweg moeten gaan, in de stukjes die we daaruit in ons blad willen plaatsen, troost vinden voor hun ziel.

Voorwoord

Reizigers door een vreemd land, die het aangezicht gewend hebben naar het land, waar geen nacht meer zijn zal, en waar Immanuël het licht, de eeuwige zon is, in Wier licht zich eeuwig zullen verheugen allen, wier lust en leven Hij was in de woestijn des levens.

Afhankelijke schepselen, die op zichzelf niet staan kunnen, en gedurig een stok en staf nodig hebben, om op te leunen en te steunen.

Die nu eens verslagen en verlegen, ja sidderende als een blad, dat van de wind wordt bewogen, zich gans hulpeloos bevinden en dan weer moedig als een jonge leeuw door alle krijgsbenden en zwarigheden doorbreken.

Die op een andere tijd de buit overzien voor hen verworven, terwijl zij te huis bleven en een Ander voor hen streed en overwon.

Die zich arm en behoeftig kennen en niets bezitten, en echter rijker zijn dan al de prinsen en heren der wereld en als rijke bedelaars ruim zijn voorzien van gekregen goed en gekregen klederen.

Bij de wereld zijn zij niet geacht en bij de duivel staan zij in een kwaad blaadje, maar als uitverkorenen Gods hebben zij de engelen als livreiknechten tot hun dienst.

In één woord: aan allen die de stad des verderfs ontvloden en op reis zijn naar de stad die fondamenten heeft, wier Kunstenaar en Bouwmeester God is, draagt de schrijver deze bladzijden nederig en biddend op.

Reeds lang was het zijn begeerte om enige van zijn ervaringen te boek te stellen, ervaringen gedurende de kruisweg opgedaan.

Vraagt gij, lezers, naar het doel? Wel, geen ander dan dat ze strekken mogen tot eer en verheerlijking van die Koning, Die Zijn volk heeft liefgehad met een eeuwige liefde, wat zulk een innige wederliefde in hen doet ontstaan, dat ze niets anders begeren, dan dat de Naam des Heeren verheerlijkt worde.

En dan weten wij, hoewel Hij ze niet nodig heeft, dat die Koning Zijn instrumenten gebruikt, om als vissers en jagers te dienen en ook als bouwers aan de geestelijke tempel.

Nu was onze begeerte, om als zodanig in Zijn hand gebruikt te worden, opdat onze medereizigers nog een hartsterking mochten ontvangen, zich verlustigend in de stralen der goddelijke liefde en door enige droppelen uit de steenrots Christus nieuwe moed mochten grijpen, om met opgerichte hoofde de weg te gaan.

Daartoe zal de Koning Zelf deze bladzijden moeten zegenen en dat Hij zulks doen moge, vragen wij kinderlijk en ootmoedig van Hem, terwijl wij deze onze bede nederleggen in den gelove op Zijn gouden reukaltaar.

En daar de Koning in de schrijver zo veel gebrekkigs en zondigs heeft voorbijgezien en nog nooit trouweloos werd bevonden, om zijn zonden en gebreken op de straten van Askelon te brengen, zo hopen wij dat onze goedgunstige lezers dit voorbeeld zullen navolgen en bedenken dat alle mensenwerk onvolmaakt is.

Vraagt gij naar des schrijvers naam? Zijn naam is bekend in de hemel en die is geschreven op de witte keursteen, die niemand kent, dan die hem ontvangt. Overigens kunt gij zijn naam dikwijls vinden in de oude oorkonden en dan moet hij zeggen dat zijn namen "velen" zijn. Wilt gij hem echter met een naam noemen, welnu noemt hem dan "Kaleb", dan slaat gij zeker niet mis.

En verder heb ik hier niets bij te voegen, dan de bede dat de dierbare en door Christus zo duurverworven Geest de lezing dezer bladzijden zegenen en heiligen moge.

De oude pelgrim.

Uit mijn bidvertrek in november van den jare 1879.

Zonde en genade

"Zo iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelven; en neme zijn kruis op en volge Mij." Matth. 16 : 24. Dat is de grote en ernstige les van Hem, Die het zwaarste kruis gedragen heeft. Op Zijn kruis lag de gehele last des toorns Gods, lag de schuld van dat volk dat van eeuwigheid verordineerd was, om God Drieënig groot te maken, hier in de strijd en eens hiernamaals in triomf Kruisdragen is zwaar voor het vlees. Nu, God heeft de mens ook niet geschapen om kruisen te dragen, maar vrij en moedwillig heeft Adam zich met al zijn nakomelingen van die heerlijke gaven beroofd, die hij bij de schepping had ontvangen; dientengevolge is hij aan alle ellenden en smarten, aan de tijdelijke - en als God er niet aan te pas komt, aan de eeuwige dood onderworpen. Het verbond der werken dat God met Adam had opgericht. Gen. 2 : 16, 17, en in hem met al zijn nakomelingen, die hij als hoofd des Verbonds representeerde of vertegenwoordigde, was verbroken. In dat Verbond gaf God de zaligheid en het behouden van haar in handen van Adam die, naar Gods beeld geschapen. Gen. 1 : 26, in staat was volmaakt te gehoorzamen. De zonde kwam van buiten in. De mensenmoorder, de oude slang gaf der vrouw te eten van de verboden vrucht en zij gaf die ook haar man en hij at. Hij en het ganse menselijke geslacht stortten zich daardoor in de diepe afgrond van ellende, vielen van God zijn liefderijke Schepper af en werden alzo het eigendom van de duivel. Geestelijke blindheid, gevoel hunner naaktheid, besef van

schuld en schrik in de consciëntie, openbaarden zich dadehjk bij het eerste mensenpaar na de overtreding. Adam vluchtte voor God, verborg zich in het dichtst van het geboomte, en eindelijk maakten onze eerste stamouders zich schorten van vijgebladeren. De kinderlijke betrekking tot God de Vader was verbroken en Adam gevoelde dat zijn liefderijke Schepper, zijn rechtvaardige en onomkoopbare Rechter geworden was, en hem naar het rechtvaardig oordeel Gods niets anders dan tijdelijke en eeuwige straffen wachtende waren. Gen. 3.

Dat wij ons verwonderen dat de Heere de mens (dat pronkstuk van de schepping), in wie nu het ganse beeld Gods was verwoest geworden, niet terstond verdelgd heeft van Zijn aangezicht. Maar nee, hoewel van dat heerlijke Godsbeeld niets in de mens was overgebleven, zo had de Heere nochtans hem overgelaten verstand en consciëntie, als eigenschappen der ziel, die de Heere in zijn neusgaten geblazen had. Doch wat de ellende verzwaarde, was dat dat heerlijke verstand was verduisterd en de consciëntie bezoedeld en bevlekt.

Hun held're geest is thans geheel verduisterd; Hun oordeel gans bevangen, niet meer vrij, Hun willen aan de zonde vastgekluisterd. De vrije mens, helaas! in slavernij!

Maar terstond na de val openbaarde zich een straal der goddelijke liefde. God zoekt Adam op!

Onbegrijpelijk wonder! God zoekt Adam op; Adam die voor God gevlucht was en die voor altijd Zijn Schepper zou ontvlucht zijn, wanneer God hem niet had opgezocht.

“Waar zijt gij? " zo klonk de stem Gods in het Paradijs, en met dit woord werd de misdadiger gedagvaard voor de Rechter van hemel en aarde en begon de grote gerechtshandeling tussen God en de mens. De zondaar wordt overtuigd van zijn schuld en het vonnis des doods over Adam en al zijn nakomelingen uitgesproken. God, Die volmaakt is in al Zijn majestueuze deugden en eigenschappen, kan van Zijn recht niet afstaan en hoewel Adam het Verbond heeft verbroken, blijft God bij de strenge eisen van Zijn Verbond en blijft het woord van de Eeuwige van kracht: "Ten dage als gij daarvan eet, zult gij den dood sterven." Maar onder het besef van schuld, beladen met Gods toorn en vloek, openbaart zich een nieuwe straal van Gods liefde! Genade wordt verheerlijkt, het gezegende vrouwenzaad, de Christus wordt gepredikt, en aan Adam en Eva vrijspraak van schuld en straf beloofd; nochtans werd hen verzekerd, dat zij in de wereld verdrukking zullen hebben.

Het was een pronkstuk van de almacht en wijsheid Gods, toen Hij de hemel en de aarde, de zee en al wat er in is, uit niet had voortgebracht, en toen Hij ophield met scheppen was Zijn eigen woord, dat Hij zag dat alles zeer goed was. De grote Bouwmeester had Zijn werk voltooid, doch dat kunstwerk zou niet altijd blijven. Het Paradijs, die schone lusthof werd verwoest; verloren door de zonde van hem, die als een heer gesteld was over het geschapene. Dat aardrijk zou doornen en distelen voortbrengen en in het zweet zijns aanschijns zou de mens zijn brood eten. En deze schone aarde zou eenmaal veranderd worden en nieuwe hemelen en een nieuwe aarde eenmaal daar zijn, waar geen zonde maar eeuwige gerechtigheid wonen zal.

Doch éér nog iets begon te leven, éér nog iets van het geschapene in aanwezen was, was daar de Eeuwige, die God is van eeuwigheid tot in eeuwigheid, bij Wien is een eeuwig heden. Bij Hem, de Heere Heere, Jehovah, de Drieënige God, zijn duizend jaren als één dag en één dag als duizend jaren. In de stilte der eeuwigheid lag al het geschapene vóór Hem, dat slechts wachtte op Zijn woord: "daar zij", en het was er.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 februari 1996

De Wachter Sions | 8 Pagina's

DE KRUISWEG VAN EEN OUDE PELGRIM

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 februari 1996

De Wachter Sions | 8 Pagina's