Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Terzijde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Terzijde

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Demas

Paulus' tweede brief aan Timotheüs is wel genoemd zijn testament. "De tijd mijner ontbinding is aanstaande" (4:6). Hij heeft deze brief niet geschreven uit de gevangenschap in Rome waarvan melding gemaakt wordt in Handelingen 28, maar uit een latere waarvan de Schrift geen gewag maakt.

In Handelingen 28 had hij twee jaar huisarrest in zijn eigen gehuurde woning, waar hij ieder die tot hem kwam, kon ontvangen. In die tijd heeft hij zijn brieven aan de Filippenzen, de Kolossenzen en aan Filemon geschreven. Daaruit sprak zijn hoop, dat hij weer vrijgelaten zou worden. Blijkens zijn latere brieven 1 Timotheüs en Titus is dat ook gebeurd. Men neemt aan, dat hij toen nog enkele jaren heeft mogen arbeiden, in Macedonië, Klein-Azië, Kreta en Spanje. Maar daarna is hij in Rome weer gevangengenomen, en toen in een echte gevangenis, in de banden. Onesiforus heeft zich Paulus' keten niet geschaamd, maar het kostte hem zeer naarstig zoeken, voordat hij Paulus gevonden had. Deze tweede gevangenschap van Paulus was onder keizer Nero. Vreselijk zijn de vervolgingen van de kerk toen geweest.

Opmerkelijk is echter, dat de apostel in zijn tweede brief aan Timotheüs de vijanden buiten de kerk nauwelijks noemt. Veel erger was, wat hij in deze omstandigheden moest verduren van zijn eigen mensen. Hij was bijna alleen komen te staan. In zijn eerste verantwoording voor de rechter was niemand bij hem geweest, maar zij hadden hem allen verlaten, schrijft hij (4:16). Allen die in Azië waren, hadden zich van hem afgewend (1:15). Hymeneüs en Filetus waren van de waarheid afgeweken (2:17). Alexander de kopersmid had hem veel kwaad betoond (4:14). Alleen Onesiforus en Lukas had hij nog. Dringend vraagt hij Timotheüs dan ook, tot tweemaal toe: Benaarstig u, haastelijk, nog voor de winter, tot mij te komen (4:9, 21).

Paulus had dus aan het einde van zijn leven een zwaar juk te dragen. Maar tegelijk mocht hij er een ruim getuigenis van geven, dat hem een beter lot bereid was. Zijn heilzon was aan het dagen. Hij schreef zijn brief, staande op de grens van de eeuwigheid. Hij wist dat hij tot een drankoffer geofferd moest worden (4:6), maar hij mocht getuigen dat hij de goede strijd gestreden had, en door het geloof spreken van de kroon der rechtvaardigheid die voor hem was weggelegd, en niet alleen voor hem, maar voor allen die Zijn verschijning liefgehad hebben (4:7 en 8). En dan volgt daarop onmiddellijk: Benaarstig u haastelijk tot mij te komen. Want Demas heeft mij verlaten. hebbende de tegenwoordige wereld liefgekregen, en is naar Thessalonica gereisd (4:9, 10).

Over Demas is weinig bekend. Behalve op deze plaats wordt hij nog tweemaal in de Schrift genoemd, in Kolossenzen 4:14 en Filemon, vers 24. Daar doet Paulus de groeten, ook van Demas. Eerder lezen we van hem niet. We kunnen daaruit afleiden, dat hij tijdens Paulus' eerste gevangenschap naar Rome gekomen is, kennelijk uit hoogachting of liefde tot Paulus. Aannemelijk is, dat hij samen met Epafras uit Kolosse gekomen was. Hij was dus een trouwe volgeling der waarheid, die daar veel voor overgehad heeft.

Maar nu had hij de tegenwoordige wereld liefgekregen en was hij naar Thessalonica afgereisd. Dat was een rijke handelsstad, de voornaamste plaats van Macedonië. Dus Demas had gebroken met de dienst des Heeren en zich overgegeven aan het wereldse leven in een grote stad. Waarom naar Thessalonica gegaan en niet in Rome gebleven? Dat was toch ook een door en door losbandige stad? Neen, Demas verkoos ver van Rome te zijn, ver van Paulus, opdat hij diens stem maar niet meer zou horen en de herinnering aan hem spoedig verdwenen zou zijn. Hij wilde helemaal vrij zijn.

Dat is de apostel zeer bitter geweest. We kunnen dat opmaken uit dat ene woordje: "want". Timotheüs, benaarstig u haastelijk tot mij te komen, want Demas heeft mij verlaten. Het Evangelie tot een smaadheid, een spot voor de wereld, ieder loopt weg, zelfs Demas. Doch Paulus denkt daarbij niet aan zichzelf, maar aan Demas. Staande op de grens van de eeuwigheid, waar hij zo-even nog mocht getuigen van zijn hoop op de eeuwige heerlijkheid, heeft Paulus er een indruk van gehad, wat het wezen zou, wanneer het voor Demas eeuwigheid zou worden. Bekoord door de ijdele wereld, ging Demas zijn eeuwig verderf tegemoet. De droeflieid der wereld baart de dood. De apostel heeft gezien wat het zou zijn, indien Demas' geweten eerst voor Gods rechterstoel zou gaan spreken.

Want Demas heeft mij verlaten, hebbende de tegenwoordige wereld liefgekregen, en is naar Thessalonica gereisd. Hoevelen onder ons moeten hetzelfde zeggen? Ouders, broers, zusters, ambtsdragers, leerkrachten. En dat met betrekking tot mensen, jongemensen dikwijls, van wie zij ooit verwachting hadden dat zij met hen in het spoor der waarheid zouden gaan. Ze waren zo gewillig, zo ijverig, ze leerden zo trouw hun catechisatie, wat konden ze vroeger toch ernstig hun psalmversje opzeggen! Wat konden ze in het opgroeien vol vuur de leer der waarheid verdedigen tegenover de dwalingen van onze tijd! Wat waren ze soms zelfs fel in het afwijzen van allerhande wereldse zaken! Wat konden ze als jongen of als meisje soms een treffelijke opmerking maken over een preek die ze gehoord hadden!

En wat gebeurde er toen? Het is vaak niet precies vast te stellen hoe en wanneer. Het gebeurde zo geleidelijk. De verleidingen van de wereld, vrienden die het zo krap niet namen. Het hoeft toch niet altijd zo nauwgezet? Je mag toch ook genieten van het leven? Wat baat toch dat nauwe leven? Een eerste stap werd gezet op de wegen van vermaak en ijdelheid. Eens een keertje mee op zaterdagavond. Iedereen doet het toch, ook uit onze eigen kerk? Eerst klopte het hart nog. Eerst was er nog de onrust. Want er werd nog een stem van achteren gehoord: Dit is de weg, wandelt in dezelve. Maar als naar die stem niet geluisterd wordt, wordt ze op het laatst ook niet meer gehoord. En het slot is, dat men naar Thessalonica gaat en geheel opgaat in de ijdelheid der wereld.

Zijn wij vrij van schuld? Hebben wij voldoende gewaarschuwd? Heeft ons voorbeeld hen met jaloersheid kunnen vervullen? Kan gezegd worden, dat eenzelfde droeflieid als van Paulus ons hart heeft vervuld?

Want Demas heeft mij verlaten, hebbende de tegenwoordige wereld liefgekregen. Dat kan ook nog op heel andere wijze. Hoe kunnen wij opgaan in de dingen van deze wereld! Wij gaan ermee op en we gaan ermee naar bed. Ook al breken wij dan niet openlijk met Paulus en is onze gang niet naar het Thessalonica der wereld, wij zijn dan toch ook niet anders dan Demas. Wanneer we zelfs op Gods dag de aardse beslommeringen niet opzij kunnen zetten.

Maar opmerkelijk, in dit verband schrijft de apostel ineens: Neem Markus mede en breng hem met u, want hij is mij zeer nut tot de dienst. Markus? Zeer nut tot de dienst? Daar had Paulus vroeger wel anders over gedacht. Hij wenste hem toen niet meer te gebruiken, want Markus had hen op de eerste zendingsreis in de steek gelaten. Deze zaak liep zo hoog, dat er zelfs een verbittering door kwam tussen twee knechten Gods; zie Handelingen 15:37 e.v.

Wat er toen later gebeurd is, weten wij niet, maar het is toch weer helemaal goed gekomen met Markus, zozeer zelfs dat Paulus nu schrijft: Hij is mij zeer nut tot de dienst. Anderen liepen weg, maar Markus was nu getrouw. Dezelfde Markus is ook de apostel Petrus tot grote steun geweest en hij is zelfs verwaardigd om een bijbelboek te schrijven.

Als Paulus over Demas schrijft, moet hij aan Markus denken. Heeft ons dat niet iets te zeggen? Er zijn er die Demas zo gemakkelijk kunnen verdoemen. Maar de kanttekenaars hebben dat niet gedaan. Over Demas' gedrag hebben zij heel duidelijk hun mening gegeven: schandelijk! (kanttekening op Kolossenzen 4:14). Maar tegelijk hebben zij bij zijn gang naar Thessalonica op 2 Timotheüs 4:10 voorzichtig aangetekend: "waaruit dan niet volgt, dat hij ganselijk van het geloof zou afgevallen zijn". Een Demas zou nog een Markus kunnen worden.

Dat heeft die eenvoudige vrouw in Noord-Afrika meegemaakt, die door haar zoon op het hart getrapt werd, toen hij alles een schop gaf en zich overgaf aan een zeer zondig, werelds leven. Zestien jaren lang is Monnica voor hem blijven bidden, en een jaar voor haar dood heeft de Heere haar gebed verhoord en genade in het hart van haar kind Augustinus verheerlijkt.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 maart 1996

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Terzijde

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 maart 1996

De Wachter Sions | 8 Pagina's