Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Adventsbede (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Adventsbede (2)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Meditatie

Och, dat Gij de hemelen scheurdet, dat Gij nederkwaamt. Jes. 64: la.

Geliefde lezer, De vorige keer hebben we overdacht hoe het volk Israël naar Babel was gebracht om hun zonden. Doch de Heere had ook daar nog een overblijfsel naar de verkiezing der genade, dat schuldenaar voor God mocht worden, en genade en ontferming af ging smeken: "Och, dat Gij de hemelen scheurdet, dat Gij nederkwaamt." Dat volk uitte hiermee zijn adventsbede, namelijk om de komst des Heeren tot hun verlossing. In deze bede lag behalve de begeerte om de komst van Christus tot zaligheid, ook de verzuchting om verlossing uit de grote tijdelijke nood. In deze meditatie willen we bij dit laatste stilstaan.

De Heere heeft een volk op aarde, die het 'och' uitroept, vanwege de grote nood waarin men verkeert, waardoor men zijn zielsbegeerte te kennen geeft om bezocht te worden met de Opgang uit de hoogte (Luk. 2 : 78). Deze bede zal niet alleen beoefend worden in de weken waarin we Christus' komst in het vlees overdenken, maar voor heel het leven. De reden daarvan is, dat de Heere Zijn volk altijd in wegen van druk en kruis leidt, hetzij dit geschiedt om hun zonde, ofwel om hen te beproeven.

De woorden van onze tekst geven ons te kennen, dat de Heere Zijn volk de les zal leren om het alleen van Hem te verwachten, met afzien van zichzelf en alle schepselen. Wat kan de hemel als van koper zijn, wanneer de Heere zwijgt ten tijde dat de vijanden hen gedurig plagen. Het lijkt dan alsof de Heere hen verlaten heeft, en geheel-aan zichzelf heeft overgegeven. De catechismus noemt de vijanden van Gods volk doodsvijanden, en wel de duivel, de wereld en hun eigen vlees.

Het oogmerk van deze vijanden is om hen van Christus af te houden en om te brengen. En deze strijd is niet maar voor een ogenblik, maar onophoudelijk, zolang als men op aarde verkeert. Het volk in Babel is wat bespot en gehoond omdat men toch de God van Israël bleef dienen, en de goden van Babel niet wilde aanbidden. Alle pogingen hebben zij aangewend om hen tot andere gedachten te brengen. Doch hoe meer zij hen verdrukten, hoe meer men tot de Heere om uitkomst riep.

En zo zal het ook met het geestelijk Israël zijn in de verdrukking op aarde, zodat men gaat uitroepen: "Och, dat Gij de hemelen scheurdet, dat Gij nederkwaamt!" We zien als het ware hoe de verdrukte Israëliet in Babel zijn handen en ogen ten hemel ophief, en smekend onze tekstwoorden uitriep voor het aangezicht des Heeren, Onze geachte kanttekenaren schrijven daarbij: "Het is het gebed der kerk, dat God Zijn hulp uit den hemel zou willen doen blijken, tot verderf hunner vijanden en tot hunner verlossing." De vijanden van het volk Israels konden hen wel naar Babel verbannen, maar waren niet in staat deze adventsbede uit hun hart te bannen. En dat geldt ook voor deze tijd. De vijanden van Gods Kerk kunnen haar wel plagen en verdrukken, maar ze kunnen de adventsbede om 's Heeren komst tot haar verlossing niet uit haar hart weren. Wat ziet het er dan toch slecht uit voor haar verdrukkers wanneer zij tot God om hulp roept vanwege het gedane onrecht. Zie, wanneer zij tot God gaat roepen omdat zij als weerloze schapen staan tegenover het gebrul van haar doodsvijanden, dan zal de Heere zorgdragen dat zij niet om zal komen. Hoeveel voorbeelden zijn er niet vanuit Gods Woord te noemen, waarin we kunnen zien hoe het verdrukte volk des Heeren aan de zijde Gods mocht vallen en de zaken kwijt mocht raken in de Heere, zodat Hij Zelf uit de hemel de strijd aanbond met hun vijanden. Zie, hoe de koning Hizkia de brieven van Sanherib, de koning van Assyrië, heeft uitgestald voor het aangezicht des HEEREN, zijn handen heeft uitgebreid ten hemel, en gezegd: "O HEERE, God Israels, Die tussen de cherubs woont. O, HEERE, neig Uw oor en hoor, doe HEERE, Uw ogen open en zie, en hoor de woorden van Sanherib, die dezen gezonden heeft om den levenden God te ho-nen" (2 Kon. 19 : 15, 16). Hij uitte dezelfde adventsbede als de verdrukte Kerk in Babel. Heeft de Heere het gebed van Hizkia om uitkomst verhoord en Jeruzalem verlost? Ja, de Heere heeft de hemel geopend en kwam neder om Jeruzalem te verlossen, door middel van de engel des HEEREN. Deze sloeg in het leger van Assyrië honderd en vijf en tachtig duizend soldaten dood. Zo scheurde of opende de Heere de hemel en kwam neder om Zijn glorie en macht te openbaren tot verdelging van Zijn vijanden en tot verlossing van Zijn Kerk. Zie, al diende de koning van Babel de Heere om Zijn volk te beproeven, nochtans heeft de Heere Babel om zijn werken gestraft (Jer. 50 : 18). Het is niet eender wat de mens doet. De Heere duldt het gedane onrecht aan Zijn kerk niet. Toen het volk des Heeren in Babel dit gebedje deed, zag het er slecht uit voor de vijanden, daar men niet alleen om verlossing smeekte, maar ook zijn vijanden bij de Heere aanklaagde. Zolang Gods volk zelf nog strijdt en alle pogingen aanwendt om zichzelf te bevrijden, dan komt de Heere niet over om hen te verlossen.

Doch indien men uitgewerkt en uitgestreden raakt, en de zaak in de hand des Heeren mag kwijtraken, dan is het niet langer hun strijd meer, maar is de strijd des Hééren. Dan moet de vijand het verliezen, en geldt het:

"Daar heeft de vijand boog en schild En vuur'gepijlen op verspild."

O, dan betoont de Heere, dat Hij van Zijn zaak en Kerk afweet, en dat Hij, de God des hemels én der aarde, opstaat tot haar verlossing en tot straf van haar onderdrukkers. Gods Kerk begeert met deze adventsbede niet alleen de verlossing uit moeilijke omstandigheden, maar zoekt de eer Gods! Zie, indien het om de Naam en zaak des Heeren gaat, en men mag aan de zijde des Heeren vallen, dan is men geen vreemdeling van deze adventsbede: "Och, dat Gij de hemelen scheurdet, dat Gij nederkwaamt." De Heere doet dan geen half maar heel werk, door op haar in gunst van boven neer te zien, en verlossing te zenden vanuit Zijn hemels heiligdom. Dan mocht David door sterke benden dringen, en kon Daniël in de leeuwekuil en de drie jongelingen in de vurige oven verkeren, omdat zij de wetenschap hadden dat het om de eer van Gods grote Naam ging.

Meditatie vervolg

Wanneer de Heere daar dan de blijken van geeft, dan krijgen zij te meer krediet op God, eren Hem met lofgezangen, en roepen in verwondering uit:

”Hoe groot, hoe urees'lijk zijt G' alom, Uit Uw verheven heiligdom, Aanbiddelijk Opperwezen! 't Is Isrels God, Die krachten geeft. Van Wien het volk zijn sterkte heeft: Looft God; elk moet Hem vrezen."

Mocht de Heere ons deze adventsbede schenken, opdat we voor tijd en eeuwig­ heid Hem benodigen zouden, en sterkte in Sions eeuwige Koning vinden.

Zegene de Heere deze meditatie aan de harten van jong en oud, daar we weten dat er zoveel ellende onder ons is als gevolgen van de zonde! Ja, opdat we Hem mochten nodig hebben voor tijd én eeuwigheid.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 december 1996

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Adventsbede (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 december 1996

De Wachter Sions | 8 Pagina's