Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Goede Vrijdag - Pasen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Goede Vrijdag - Pasen

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Meditatie

Moest de Christus niet deze dingen lijden, en alzo in Zijn heerlijkheid ingaan'? Lukas 24:26.

Goede Vrijdag - Pasen. Over beide gedenkdagen spreekt onze tekst. Als opgestaan uit de dood heeft Christus Zich aan Zijn ware volgelingen geopenbaard. Ook aan de Emmaüsgangers. En tot die Emmaüsgangers heeft Hij deze woorden gesproken, waaraan we in deze meditatie onze aandacht willen schenken. Het moeten waarover Christus sprak, gold Zijn sterven en ook Zijn opstanding. Welk een onwetendheid kwam er bij de Emmaüsgangers zowel als bij de andere volgelingen van Christus dienaangaande openbaar. Het was alsof Christus nimmer daarover met hen gesproken had. Toch waren de Emmaüsgangers en de discipelen en vrouwen begenadigde mensen. Als deze mensen echter nog zo onwetend waren van de noodzakelijkheid van Christus' sterven en opstanding, hoe onwetend moet de mens in zijn natuurstaat daarvan dan wel niet zijn.

We overdenken nu in deze dagen het sterven en de opstanding van de Middelaar. Uit de Schrift kunnen we het allen weten wat er op Golgotha en wat er in de morgenstond van de dag der opstanding is geschied. We leven nu onder het Evangelie der vervulling. Het is waar, velen weten nu ook in ons land niet meer wat er op de Christelijke feestdagen wordt herdacht. Het is wat dat betreft zeer droevig met ons land en volk gesteld.

Maar als lezers van ons kerkelijk blad zullen we toch zeker nog wel weten wat op deze dagen door ons wordt herdacht. Moet ons dan nog gezegd worden dat het noodzakelijk was dat Christus sterven zou en ook opstaan uit de dood? Moeten we niet met blijdschap de heilsfeiten herdenken die op deze dagen onze aandacht vragen? Jezus kwam toch in de wereld om voor zondaren te lijden en te sterven en om ook voor hen het leven aan te brengen? Maar verstaan we nu ook wel iets van dat moeten waarover Christus tot de Emmaüsgangers sprak?

Uit de Schrift konden de Joden ook wel weten dat er een Messias komen zou, niet om een aards koninkrijk op te richten, maar om voor de zonden van gevallen Adamskinderen de dood in te gaan en daarna ook uit de dood te verrijzen. We hebben alleen maar te denken aan wat door de mond van de profeet Jesaja daarvan was voorzegd in het 53e hoofdstuk van zijn profetie. Maar zulk een Messias die met zulk een doel in de wereld kwam, begeerde het Joodse volk toch niet. Dat is tijdens Zijn omwandeling op aarde wel duidelijk gebleken. En nu waren Zijn oprechte volgelingen door Hem zo liefderijk aangaande de noodzakelijkheid van Zijn sterven en opstanding onderwezen. En toch hebben ook zij Zijn profetisch onderwijs niet recht verstaan. Het moest alles eerst werkelijkheid worden wat Hij ze daarvan voorzegd had. We weten wat er bij de gevangenneming is gebeurd. "En zij Hem verlatende, zijn allen gevloden", zo meldt ons de Evangelist. Toch waren ze door een oprechte liefde aan Hem verbonden. Ze hebben zich dan ook niet voorgoed van Hem afgekeerd en zijn niet naar de Joodse raad gegaan om hun schuld te erkennen en zich nu verder weer bij hun eigen volk te voegen, daar ze zich toch zo in Hem bedrogen hadden gezien. Neen, er is een grote droefheid bij hen geweest. In de vroege morgenstond van de dag der opstanding zien we de vrouwen naar het graf gaan om Zijn lichaam te balsemen. Een wenende Maria Magdalena kon niet meer het ledige graf verlaten. Ook Petrus en Johannes zijn naar het graf gegaan. En verder zaten de discipelen met gesloten deuren bij elkaar.

En in ons teksthoofdstuk zien we twee mensen met elkaar van Jeruzalem naar Emmaüs gaan, sprekende met elkaar over al die droeve dingen die er hadden plaatsgevonden. Als Jezus Zich bij hen heeft gevoegd en hen gevraagd heeft wat redenen het waren die zij zo wandelende met elkaar verhandelden, dan hebben zij tot Hem gezegd: "Zijt Gij alleen een vreemdeling te Jeruzalem, en weet niet de dingen, die dezer dagen daarin geschied zijn? " En als Hij gevraagd heeft welke dingen dat waren, dan hebben zij gezegd: "De dingen aangaande Jezus de Nazaréner, Welke een Profeet was, krachtig in werken en woorden, voor God en al het volk". Hij was door de overpriesters en oversten overgeleverd tot het oordeel des doods en was gekruisigd. En dan hebben ze gezegd: "En wij hoopten, dat Hij was Degene Die Israël verlossen zou. Doch ook benevens dit alles is het heden de derde dag, van dat deze dingen geschied zijn". Zelfs waren ze nog ontsteld door wat ze van sommige vrouwen hadden vernomen, die vroeg in de morgenstond aan het graf geweest waren en een gezicht van engelen gezien hadden, die gezegd hadden dat Hij leefde, maar Hem zagen zij niet.

Maar nu is Christus gaan zeggen: "O onverstandigen en tragen van hart om te geloven al hetgeen de profeten gesproken hebben! Moest de Christus niet deze dingen lijden, en alzo in Zijn heerlijkheid ingaan? " Christus' woorden zijn altijd zo vol betekenis geweest. Hij heeft nooit een woord te weinig ofte veel gezegd. Maar in het woordje moeten dat door Hem werd gebruikt, ligt alleen al zoveel verklaard. Dat moeten wijst ons op Gods eeuwige en onveranderlijke raad. God heeft een Kerk verkoren tot de zaligheid. Maar die Kerk moest ook door een rechte weg tot de zaligheid komen. Daartoe heeft de Zoon van God Zich van eeuwigheid in de Raad des Vredes al Borg moeten stellen voor degenen die vrij en soeverein tot de zaligheid verkoren zijn. Zij zouden ook gevallen Adamskinderen zijn. Ze waren ook door hun zonden voor eeuwig strafwaardig. God kan Zijn recht niet krenken. De Kerk wordt dan ook eerlijk zalig. Maar dan was er ook geen andere weg tot verlossing van een eeuwige straf, of de Zoon van God moest mens worden en voor hen lijden en sterven. Geen engel, geen Archangel zelfs, dus ook geen Michael en ook geen Gabriel kon de weg gaan, die tot hun verlossing noodzakelijk was.

O welk een wonder is het toch, dat we met Goede Vrijdag overdenken! Daar hing de Zoon van God aan het kruis, als de grootste boosdoener, tussen twee moordenaars, want Hij is met de misdadigers gerekend. "Moest de Christus niet deze dingen lijden? " We hebben Zijn smartelijk lijden in de weken die achter ons liggen overdacht. Maar op Golgotha hing Hij ook onder het allersmartelijkste lijden aan het kruis, lijdend ook naar de ziel onder de verlating Zijns Vaders. Hij is ter helle

Meditatie vervolg

neergedaald. Dit moest geschieden, omdat de mens zo diep gevallen is en door zovele dadelijke zonden zich niet anders dan de eeuwige verdoemenis kan waardig maken. Echter is het nooit te vatten dat de Zoon van God, Die de Schepper van hemel en aarde is, tegen Wie ook de zonden zijn bedreven, in de plaats van die zondige mens heeft willen gaan staan.

O wonder aller wonderen, nooit te vatten! Maar het zal alleen recht een wonder kunnen worden voor de ziel door een weg van ware schuldontdekking. Dan moet de schuldige zondaar weten dat hij de allerhoogste Majesteit door de zonden heeft beledigd en onteerd. Hij moet weten Wie God is als de almachtige Schepper, als de vlekkeloos Heilige, Die met de minste zonde geen gemeenschap kan hebben en Zijn gerechtigheid moet handhaven in het straffen van de zonden. Dan moet zo'n zondaar toch voor eeuwig verdoemd worden. God brengt hem tot de erkenning dat hij zich niet anders en niet minder heeft waardig gemaakt. Maar o wonder, als zulk een zondaar eens een oog krijgt voor die Persoon Die voor zulke doemwaardige zondaren aan het kruis gehangen heeft. En dat opdat de schuldenlast ook alleen aan de voet van het kruis maar weg zou kunnen vallen.

Is het al eens Goede Vrijdag voor ons geworden? Het is waar, de discipelen moch­ ten nauw aan die Persoon verbonden zijn. Ze hebben ervaren dat bij Hem de woorden des eeuwigen levens waren. En toch waren ze nog zo onwetend van de noodzakelijkheid van Zijn verzoenend sterven. Zulk een volk is er nog. Dat volk ziet er naar uit, dat het nog eens Goede Vrijdag voor hun ziel zal mogen worden. En och, ze kunnen het veeltijds toch maar niet zien, dat die pijnlijke weg van gemis en ontdekking nodig is om ze tot de kennis te brengen van de noodzakelijkheid van de kruisdood van Immanuël, opdat ze zullen mogen weten dat ze daardoor de verzoening met God hebben mogen vinden. De Middelaar heeft aan het kruis uitgeroepen: "Het is volbracht!" Daar wijst dat moeten ons op. "En alzo in Zijn heerlijkheid ingaan? " Op Zijn sterven moest Zijn opstanding volgen. Hij past de door Hem verworven zaligheid ook toe. Zijn ware volgelingen zochten een dode Jezus, maar zij vonden een levende Jezus. Hij is de Emmaüsgangers bekend geworden in de breking des broods. Het is Paasfeest voor hen geworden. De ziel kan bij Goede Vrijdag niet blijven staan. Maar op de Goede Vrijdag zal ook zeker het Paasfeest volgen. Dan zal een levende Jezus Zich aan de ziel openbaren. "En hun ogen werden geopend, en zij kenden Hem", zo lezen we van de Emmaüsgangers. Ze zijn gelijk weer teruggegaan naar Jeruzalem. En als ze daar in het midden van de discipelen waren, verscheen Jezus Zelf ook weer in hun midden, maar heeft Hij ook hun verstand geopend, opdat zij de Schriften verstonden. "Moest de Christus niet deze dingen lijden, en alzo in Zijn heerlijkheid ingaan? "

Hij zou ook ten hemel varen. Daar heeft Hij Zijn discipelen ook op voorbereid. En als het Pinksterfeest zou zijn geworden, zouden ze pas recht en ten volle de inhoud verstaan van de woorden die Hij nu tot de Emmaüsgangers gesproken heeft. O dat Goddelijke moeten, waar de eeuwigheid van zal gewagen tot Gods eer en Zijns volks zaligheid.

Hebben wij al iets van dit moeten leren verstaan? Het zal door een zelfde weg als die de discipelen hebben moeten gaan, voor ons alleen maar recht Goede Vrijdag en Paasfeest kunnen worden. Och, dat deze dagen toch zomaar niet aan ons voorbij mochten gaan, zonder dat de feiten die we herdenken voor ons rechte betekenis hebben gekregen!

We moeten onze meditatie nodig afbreken. Arme mens, die misschien nog wel op een godsdienstige wijze, door op deze dagen naar de kerk te gaan, de heilsfeiten zogenaamd herdenkt, maar verder misschien in wat zinnelijk genot deze dagen doorbrengt. Dit is een weg waarin er ook van een moeten sprake is, want deze weg kan niet anders dan op een eeuwige rampzaligheid uitlopen. Bedenk nog wat tot uw eeuwige vrede dient!

De Heere geve Zijn volk ook nog eens een gezegend herdenken van wat op de komende dagen onze aandacht vraagt, opdat het waarlijk nog eens Goede Vrijdag en Paasfeest voor ons zal mogen zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 maart 1997

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Goede Vrijdag - Pasen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 maart 1997

De Wachter Sions | 8 Pagina's