Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Terzijde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Terzijde

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Romeinen 9 (3)

”Van wie zegt de profeet dit? " Deze vraag van de kamerling is een belangrijke, telkens bij het lezen van de Schrift. Dat is ook de eerste vraag, wanneer we thans Romeinen 8 opslaan. Romeinen 9 is het onderwerp dat onze aandacht vraagt, naar aanleiding van het onlangs verschenen boekje "Is het wel voor mij? " van dr C. van Sliedregt. Maar hij schrijft zelf, dat Romeinen 9 gelezen dient te worden tegen de achtergrond van Romeinen 8.

Over wie gaat het in Romeinen 8?

Paulus noemt ze degenen die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar de Geest (vers 1). Het zijn zij die door de wet des Geestes des levens in Christus Jezus zijn vrijgemaakt van de wet der zonde en des doods (vers 2). Zo schrijft de apostel dierbare dingen over hen. Hij noemt ze kinderen Gods en mede-erfgenamen van Christus (vss. 16, 17). Zij hebben de eerstelingen des Geestes (vers 23).

Men lette daarbij op dat veelbetekenende woordje "nu" in het eerste vers van Romeinen 8: Zo is er dan nu geen verdoemenis voor degenen die in Christus Jezus zijn. Dat woordje "nu" onderscheidt het leven van de ware Christen van zijn eertijds.

Niet minder belangrijk is het woordje "dan", dat eraan voorafgaat. Het is een concluderend "dan". De apostel trekt met dit woord in Romeinen 8:1 de conclusie van wat hij in de voorgaande hoofdstukken van deze brief heeft geleerd: dat de mens door het geloof in Christus rechtvaardig voor God is en door de Geest van Christus verlost van de heerschappij der zonde. Romeinen 8 laat de baten zien van het geloof, het zalige deel dergenen die in Christus Jezus zijn. Deze laatste uitdrukking voert ons naar Johannes 15, naar wat Christus Zelf gezegd heeft over de ranken die in de ware Wijnstok zijn, verenigd met Hem door het ware geloof Eertijds niet, nu wel.

Over dat volk gaat het in dit hoofdstuk. Van hen zegt de apostel dan in vers 28: En wij weten, dat dengenen die God liefhebben, alle dingen medewerken ten goede, namelijk dengenen die naar Zijn voornemen geroepen zijn. "Die God liefhebben", daarmee beschrijft hij de personen die hij bedoelt, van de menselijke kant. "Naar Zijn voornemen geroepen", dat beschrijft ze van Gods kant.

Nu onderbreken we, om te luisteren naar wat dr. Van Sliedregt naar aanleiding van dit hoofdstuk zegt. De bekering begint met de roeping, zegt hij. De roeping is het, voor ons mensen waarneembare, begin. Ook de christenen in Rome waren geroepenen van Jezus Christus.

Ze worden zelfs geroepen heiligen genoemd (1:6, 7). Dat waren ze geen van allen, maar God riep ze om te geloven in Zijn Zoon en zich te heiligen in Zijn dienst. Daar wil God óns ook hebben. Of vraag jij je misschien af of Hij dat wel wil? Op grond van onze doop mogen wij Hem leren kennen als de roepende God, Die ons op de weg van bekering en geloof wil leiden.

Die weg moeten wij gaan. Dat betekent niet, dat alles dan van een leien dakje gaat. Paulus spreekt over lijden. En dan spreekt hij de gelovigen moed in met Romeinen 8:28. Uit deze tekst blijkt dat de roeping vastzit aan Gods voornemen. Paulus wil met dat woord zekerheid en houvast bevorderen. Hij getuigt verder dat Gods voornemen en roeping nooit losstaan van Jezus Christus (vers 29). Jezus Christus staat in Gods bestemmingsplan in het middelpunt. Hij is in allen de Eerste. Hij is het Hoofd van het lichaam, van de gemeente in haar geheel en ook van elke gelovige. Hoewel Paulus de gelovigen "uitverkorenen Gods" noemt (vers 33), betekent dat niet dat zij van zichzelf zeggen, uitverkoren te zijn. Wel mogen allen weten door God geroepen te zijn. En omdat zij naar Zijn voornemen geroepen zijn, mag de zekerheid van eigen verkiezing in Jezus Christus groeien. Aldus dr. Van Sliedregt (pag. 9 - 11).

Kort samengevat: Wij mogen allen weten geroepen te zijn. Die roeping is volgens vers 28 naar het voornemen Gods. Dr. Van Sliedregt spreekt vervolgens over dat voornemen als over de verkiezing. Men mag dus weten geroepen te zijn met een roeping die voortvloeit uit de verkiezing. En dat is een verkiezing in Christus als het Hoofd van het lichaam, waarin alle gelovigen begrepen zijn.

Bedoelt de apostel dat? Dr. Van Sliedregt kent toch ook het Schriftwoord "Velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren" (Matth. 20:16, 22:14)? Waarom noemt hij dat in zijn boekje nergens? Christus heeft in de gelijkenis van de koninklijke bruiloft gesproken van een koning, die zijn zoon een bruiloft bereid had en zijn dienstknechten uitzond om de genoden ter bruiloft te roepen, en zij wilden niet komen. Wederom zond hij andere dienstknechten uit, zeggende: Zegt den genoden: Zie, alle dingen zijn gereed; komt tot de bruiloft. Maar heel veel van die geroepenen wilden niet komen. En dan eindigt de gelijkenis met die veelbetekenende woorden: Want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren.

Het is dus niet waar, wat dr. Van Sliedregt schrijft, "dat de roeping vastzit aan Gods voornemen". Ja, het is wel waar, maar dan in een heel andere betekenis dan hij het bedoelt. Gelukkig maar Want als het waar zou zijn zoals dr. Van Sliedregt het schrijft, zou de gelijkenis van de koninklijke bruiloft leiden tot volstrekte wanhoop. Geroepen krachtens verkiezende liefde en toch niet gekomen? Dan een onmachtig God, Die Zijn voornemen niet heeft kunnen verwezenlijken. Maar dan ook geen enkel mens die nog zalig zou kunnen worden.

Daarom is het juist tot vertroosting voor mensen die na zulk een gelijkenis zouden zeggen: wie kan dan zalig worden? , dat Christus aan het einde van deze gelijkenis gesproken heeft: Want - en men lette weer op dat woordje; het is een redengevend, oorzaak aanwijzend woord; het geeft antwoord op de vraag wat toch de oorzaak is, dat het zo gegaan is als het gegaan is in de gelijkenis: want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren.

Hoe moeilijk dat ook te begrijpen is, daar is ook een roeping, die niet voortvloeit uit de verkiezing Gods. Daarom spreken de rechtzinnige godgeleerden vanouds van tweeërlei roeping. Meestal worden ze aangeduid met de woorden uitwendig, en inwendig of krachtdadig. Van de uitwendige roeping sprak Christus in de genoemde gelijkenis. Paulus heeft het in Romeinen 8:28 over de roeping naar het voornemen Gods, die krachtdadig is tot zaligheid.

Wie die tweeërlei roeping door elkaar haalt of vereenzelvigt, zoals dr. Van Sliedregt doet, maakt de grootste ongelukken. Dat is nu met recht een "ontsporen", een woord waarmee hij de rechtzinnigen beschuldigt.

Dikwijls wordt gezegd dat het maken van onderscheid tussen de uit- en inwendige roeping afbreuk doet aan de verantwoordelijkheid van de hoorder. Wanneer we beseffen dat dit onderscheid direct teruggaat op dit woord van Christus, zullen we met zo'n gezegde toch wel wat voorzichtiger zijn. Het is waar dat deze leer door zorgeloze en goddeloze mensen misbruikt wordt om hun verantwoordelijkheid voor het gehoorde te ontwijken. Maar dat doet aan de waarheid van deze leer niets af

Beide, de uiterlijke en de krachtdadige roeping, vinden we zo duidelijk in Handelingen 13:44 - 48. Bijna heel Antiochië was samengekomen om het Woord Gods te horen. En dan lezen we dat sommigen Paulus' prediking wederspraken en lasterden, tot wie Paulus en Barnabas zeiden: Het was nodig dat eerst tot u het Woord Gods gesproken zou worden; doch nademaal gij hetzelve verstoot en uzelven des eeuwigen levens niet waardig oordeelt, zie, wij keren ons tot de heidenen. Het was nodig, zeiden de apostelen. Uit die woorden blijkt, dat de uiterlijke roeping die tot deze Joden gekomen was, dus ook was naar het voornemen Gods. Het was nodig, dat wil zeggen: zo wilde God het. Zo moest het geschieden volgens Zijn eeuwige raad. Maar er waren ook anderen in Antiochië, heidenen, die zich verblijdden en het Woord des Hoeren prezen, en dan staat er: er geloofden zovelen als er geordineerd waren tot het eeuwige leven. Daar zien we de vrucht van de krachtdadige roeping naar het voornemen Gods.

De waarheid is toch zo eenvoudig. Een kind kan het begrijpen, neen, niet de verborgenheden van het eeuwig welbehagen Gods, die zijn voor het schepsel ten enenmale niet te bevatten, maar wel de openbaring daarvan in tweeërlei roeping.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 april 1998

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Terzijde

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 april 1998

De Wachter Sions | 8 Pagina's