Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Antwoord per brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Antwoord per brief

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geachte heer W.H. te O.,

Met het plaatsen van een antwoord op uw vraag heb ik maar gewacht tot de lijdensweken. Het zal u misschien al wel opgevallen zijn, dat ik bepaalde brieven doe verschijnen in een tijd waarin die brieven het meest geschikt ter plaatsing zijn. Dat betekent wel dat de vragenstellers soms wel wat lang op een antwoord moeten wachten, maar ik kan nu eenmaal toch ook alle vragen niet gelijk beantwoorden. Wel hebt u me doen weten hoe u denkt over uzelf en over de tijd die we beleven. U hebt me geschreven: De tijd is benauwd en voorts kort en wij onbekeerd. En zo hebt u me ook de wens te kennen gegeven dat ik nog wat gespaard zal mogen blijven om ook nog wat te spreken en te schrijven, wat voor de hoorders en lezers nog ter zaligheid zou kunnen dienen. Nu, ik ben ook steeds nog aan het schrijven geweest en zo heb ik dan ook nogal heel wat klaar liggen ter plaatsing in ons blad. De mensen mogen daarom ook nog wel door blijven gaan om vragen te stellen, opdat ik de tijd die me nog overig is nuttig door zal kunnen brengen, als de Heere me er de kracht nog toe geeft. En of de beantwoording van al de vragen nog in ons blad zal kunnen verschijnen, is ook nog niet gezegd, want wat gaat er in de wereld gebeuren? Gezien uw opmerking over de tijd waarin we leven, dan schijnt u daar toch ook nog wel besef van te hebben. Maar om nu te komen tot uw vraag, dan moet ik de lezers laten weten dat u me een vraag gesteld hebt over wat we kunnen lezen in Lukas 22 : 35-38. In het bijzonder wilt u weten waarom de Heere Jezus Zijn discipelen de raad gegeven heeft om een zwaard te kopen. En als ze zeiden dat er twee zwaarden waren, dan heeft Hij gezegd: "Het is genoeg".

Er zullen wel meer lezers zijn, die hierover weleens hebben nagedacht. We moeten dan ook letten op het gehele verband waarin deze woorden door Christus zijn gesproken. En dan kan ik daar natuurlijk maar iets van aanstippen. Al wat die dierbare Zaligmaker gesproken heeft, was van betekenis. Zo heeft Hij allereerst Zijn discipelen de vraag gedaan: "Als Ik u uitzond zonder buidel en male en schoenen, heeft u ook iets ontbroken? " En dan hebben ze daarop moeten antwoorden: "Niets".

De man die aan u zit te schrijven is er ook nogal eens op uitgezonden zonder buidel en male en schoenen. En dan wel niet in letterlijke zin, hoewel hij uit zijn jonge tijd ook wel weet van armoedige omstandigheden, waarin de Heere wonderlijk uitkomst gaf Maar in de ambtelijke bediening is hij er ook nogal eens op uitgezonden zonder buidel, male en schoenen. Zeker, men moet zijn plicht verstaan wat het onderzoek van Gods Woord betreft. Voor geestdrijverigheid heeft men zich te wachten. We zingen in Psalm 49 : 1: Bij mij in 't hart opmerkzaam overdacht. Maar we zingen dan ook: Ik neig het oor, daar 'k op Gods inspraak wacht. Gods Geest moet ons ter voorbereiding van wat we aan anderen willen gaan voorstellen, in alle waarheid leiden. Maar Hij moet ook de overdachte waarheid in de zin der gedachten doen terug komen. Veeltijds is dat ook door de dienstdoende ouderlingen in het gebed gevraagd, of de Heere de spreker de overdachte waarheid in de zin der gedachten zou willen terugbrengen. Dat is een gepaste bede, want de spreker heeft dat toch ook zo nodig.

Maar dat neemt niet weg, dat men dikwijls op pad moet met de vraag of er nog wel iets terecht zou kunnen komen van het werk wat men voornemens is te gaan doen. Och, wat dat betreft heeft de schrijver van dit antwoord per brief wel heel wat keren op pad moeten gaan zonder buidel en male. Maar als de Heere ons afvraagt, of het ons aan iets ontbroken heeft, dan moeten we ook zeggen: aan niets. Maar dan moeten we ook werkelijk zonder buidel en male op pad gegaan zijn. Daarom heeft de vraag van de Heere Jezus toch wel veel te zeggen die Hij aan Zijn jongeren heeft gesteld. De Heere wil altijd Zijn knechten op dat plekje hebben, dat men goed beseft dat men in eigen kracht niets vermag. Er is ook weleens aan een predikant gevraagd in de consistoriekamer hoe het met hem ging, maar dan kreeg men ten antwoord: "Niet goed, want ik kan het nog te goed". De Heere moet ons ook altijd maar weer in de afhankelijkheid brengen. We willen niet graag afhankelijk zijn. Maar als we het waarlijk mogen zijn en dan erop uit moeten zonder buidel en male, dan doet de Heere het ons echt aan niets ontbreken. Och vriend, zo geeft deze stof ons dan toch wel wat te overdenken. We hebben over God niet te klagen en over onszelf niet te roemen.

Maar nu is de Heere Jezus wat meer gaan zeggen tot Zijn discipelen. Hij heeft gezegd: "Maar nu, wie een buidel heeft, die neme hem, desgelijks ook een male; en die geen heeft, die verkope zijn kleed en kope een zwaard. Want Ik zeg u, dat nog dit, hetwelk geschreven is, in Mij moet volbracht worden, namelijk: En Hij is met de misdadigen gerekend. Want ook die dingen, die van Mij geschreven zijn, hebben een einde". Men moest dus zijn kleed verkopen en een zwaard kopen. Ik meen dat het er u om te doen is, dat ik daar in het bijzonder iets over zal schrijven. Waarom kreeg men nu toch de opdracht om een zwaard te kopen? Moest men dan straks, als Christus gevangen genomen zou worden, het zwaard hanteren? Petrus heeft het gedaan, zoals we weten. Hij sloeg bij de dienstknecht van de hogepriester het rechteroor af En toen heeft Jezus gezegd: "Steek uw zwaard in de schede. Den drinkbeker dien Mij de Vader gegeven heeft, zal Ik Dien niet drinken? " Hij heeft ook nog gezegd: "Keer uw zwaard weder in zijn plaats; want allen die het zwaard nemen, zullen door het zwaard vergaan".

Als antwoord op uw vraag, zou ik nu eerst de kanttekening even willen laten spreken. Als Christus de opdracht heeft gegeven om zijn kleed te verkopen en een zwaard te kopen, dan zegt de kanttekening daarvan: "Met welke gelijkenis Christus de apostelen vermaant, gelijk in een geweldige overval en nood van vijanden een iegelijk bezig is, om zich met zwaarden en andere wapenen te voorzien, om de vijanden tegen te staan; dat zij ook alzo in deze zware aanstaande tijden van vervolging zich moeten voorzien met geestelijke wapenen, om daardoor sterke wederstand te doen. Zie 2 Kor. 10 : 4; E£ 6 : 12; 1 Tim. 1: 18. Hetwelk de apostelen toen niet verstonden dan van de uiterlijke wapenen, gelijk blijkt uit het volgende, vers 38".

Christus heeft dus Zijn discipelen voorbereid op de tijden van vervolging die voor hen aanstaande waren. De Middelaar zou nu moeten gaan lijden en sterven. En daarin moest in vervulling gaan wat van Hem geschreven was. Hij zou met de misdadigers worden gerekend. Och, dat geeft op zichzelf ook weer genoeg te overdenken. Als we de lijdensgeschiedenis nagaan, dan ontsluiten zich bij hemels licht daarin toch zulke diepe en dierbare verborgenheden. En ik wil ook nog wel verraden dat ik daarover de verklaring van Johan Jacob Ulrich nog weleens nagelezen heb. Hij heeft ook zo'n kostelijke verklaring van het hogepriesterlijke gebed dat we in Joh. 17 beschreven vinden.

En weet u waarom ik die verklaring van Ulrich nog weleens nagelezen hebt? Ik heb altijd zo aangevoeld dat die schrijver zo uit zijn hart vandaan die lijdensgeschiedenis heeft mogen verklaren. En dat blijkt als hij iedere keer op zijn verklaring over bepaalde Schriftgedeelten uit de lijdensgeschiedenis zo'n dierbaar gebedje doet volgen. O, dan voelt men de liefde zo aan bij die schrijver tot die gezegende Persoon des Middelaars. Zo besluit hij zijn verklaring van die wonderlijke opdracht van de Heere Jezus om een zwaard te kopen met het gebed: "O waardigste Heiland! mij heeft door Uwe genade tot nog toe in Uw gemeenschap ook niets ontbroken, waarvoor U dank gezegd zij eeuwiglijk. Laat mij ook in het toekomende niets ontbreken, en gun mij alleen maar altijd U, U, die Gij alles de Uwen schat, en eer, en wellust zijt, zo kan mij dan ook nimmer iets ontbreken, maar dan heb ik genoeg, al had ik ook niets ter wereld anders. Zullen er ook tijden van vervolging over mij inbreken, zo ondersteun mij door Uwes Geest kracht, dat ik alles volvreugdig

verdrage, grootmoedig in Uw bloeddruipende voetstappen trede, en mij naar Uw voorbeeld onder de kwaaddoeneren, van welken ik toch waarlijk één ben, daar Gij in tegendeel het alles wel gedaan hebt, gewilliglijk rekenen late, zo zal ik dan ook eenmaal met Uwe heilige engelen en verklaarde zaligen gerekend worden. Amen".

Ik heb nu dit gebedje in die Oud-HoUandse taal zomaar opgeschreven, want ik geloof dat ik die taal toch wel mag verstaan. Voor mij behoeft er echt geen nieuwe en duidelijker verstaanbare taal des Bijbels te komen. Als men die taal der ziel maar mag verstaan, dan is er eten en drinken voor de ziel in te vinden. In de verklaring van de opdracht die Jezus aan Zijn discipelen gaf om een zwaard te kopen, zegt hij niets anders dan wat de kanttekening ervan zegt. Ook Matthew Henry geeft er geen andere verklaring van. Hij merkt op, dat de discipelen moesten weten dat hun allerlei leed en kruis te wachten stonden en dat zij geenszins moesten denken dat zij zulk een stil en gerust leven zouden blijven genieten, als zij tot hiertoe genoten hadden.

Neen, het toneel zou haast veranderen. Zij moesten enigermate met hun Meester, en na Zijn heengaan, ook gelijk Hij, lijden. De dienstknecht is niet beter dan zijn heer. Maar dan merkt Matthew Henry verder toch ook nog op: "Die geen zwaard had, om zich daarmee tegen rovers en moordenaars te beveiligen en verdedigen, zou bevinden dat hij het ten hoogste behoefde en zou te eniger tijd kunnen wensen dat hij een kleed verkocht had en er zich één verzorgd had". Maar dan gaat ook Matthew Henry verder met te zeggen: "Maar het zwaard des Geestes, is het zwaard, waarmede Jezus leerlingen zich moesten voorzien, want Christus, voor ons geleden hebbende, moeten wij ons wapenen met dezelfde gedachten, 1 Petr. 4:1, ons wapenen met de verwachting van kruis en leed, opdat deze ons niet verrassen en met een heilige overgave aan de wil van God in hetzelve, opdat wij het zonder tegenspraak of murmurering opvatten mogen. En dan zullen wij daartoe beter voorbereid zijn dan of wij voor ons kleed een zwaard gekocht hadden".

Als de discipelen gezegd hebben, dat er twee zwaarden aanwezig waren, dan heeft Christus gezegd: "Het is genoeg". Twee zwaarden voor twaalf discipelen, was dat genoeg? Matthew Henry antwoordt op die vraag: "Twee zwaarden zijn genoeg voor dezulken die er niet een enkel behoeven, want God Zelf is het schild, de hulp en het zwaard der Zijnen bij uitstekendheid, Deut. 33 : 29".

De Roomsen hebben een andere verklaring van die twee zwaarden gegeven. Men wil daar de burgerlijke en de geestelijke macht door verstaan. Die macht zou de kerk als bezitster van het apostolaat en vooral de stoel van Petrus ten uitvoer kunnen leggen. Rome heeft zich dus op deze wijze voor de vervolging van de ware Kerk des Heeren op Gods Woord willen beroepen.

Maar neen, zulke zwaarden heeft Christus Zijn Kerk niet gegeven. Rome is de hoer, die dronken is van het bloed der heiligen. Men heeft echter onder een schijn van recht de martelaren ter dood gebracht. De Kerk zou dan die martelingen die lieve Christenen niet hebben aangedaan, maar de burgerlijke macht moest daartoe worden gebruikt. O welk een bedrog! De kerk zou dan een geestelijk zwaard hebben gebruikt, maar het andere zwaard werd dan door de overheid gehanteerd. Maar dan toch in opdracht van de kerk!

We laten echter die Roomse verklaring verder maar rusten. In de hemel zal men het Halleluja zingen, omdat de rook der pijniging van de anti-christ in de hel opgaat tot in alle eeuwigheid, volgens Openbaring 19 : 3. Laten we dus nu maar bij die geestelijke verklaring blijven, zoals we die bij de kanttekening en de goede oude verklaarders kunnen vinden. De Middelaar behoefde door Zijn discipelen met geen zwaard tegen de vijand verdedigd te worden. Dat heeft Hij dan ook Zijn discipelen doen weten, als Hij zeide: "Het is genoeg". Hij heeft Zich gewillig overgegeven in de handen van degenen die Hem gevangen namen. Met de misdadigers moest Hij gerekend worden. Aan het kruis hing Hij tussen twee moordenaars. Hij, Die geen moordenaar was, maar het land was doorgegaan, goed doende en genezende allen die met krankheden of kwalen bezocht waren. Maar het grootste wonder is toch wel, dat Hij die weg uit eeuwige liefde voor Zijn Kerk heeft willen gaan. Voor booswichten en voor moordenaars. Als we onszelf een weinig leren kennen, kunnen we boven die moordenaars die met Hem gekruisigd werden, niet uitkomen. Dan kunnen we, ziende op wat er in ons binnenste huisvest, ook weleens met de profeet Jeremia uitroepen: "O wee mij nu, want mijn ziel is moede vanwege de doodslagers". Dan hebben we echt aan twee zwaarden ook nog niet genoeg. In Kaïn kwam al spoedig na de val openbaar wie de mens door de val geworden is. En daarin zien we dan ook weer de vijandschap tegen dat vrije eenzijdige Godswerk. Die vijandschap leeft in ons aller hart. God houdt wegen met de mens waarin Hij vlees en bloed niet spaart. Laat ik het zomaar ineens zeggen: als het kon zouden we God vermoorden. Voor de vrome eigengerechtige godsdienstige mens is dat wel een beetje te krasse taal. Maar Comrie merkt zo op, dat elke zonde een Godsmoord is. We zullen moeten weten waarom de Zoon van God die diepe vernedering heeft moeten ondergaan. Hij kon Zich niet dieper vernederen dan Zich zo te doen kruisigen tussen twee moordenaars. Maar dat zegt ons dan toch ook wel wie de mens door zijn diepe val geworden is. Men behoeft zich dan ook niet boven dat Jodendom te verheffen dat Hem tot de kruisdood heeft overgegeven. We zijn allen moordenaars ook van Christus.

Niet als vrienden, maar als vijanden zullen we gezaligd moeten worden. Een mens is nergens meer vijandig tegen dan tegen dat ontdekkende werk des Geestes, dat alle wettische eigengerechtige vroomheid van de mens ten enenmale afsnijdt. Maar dit kan nu ook juist het wonder zoveel te groter maken, dat zulke vijanden door het kruis van Christus gezaligd worden. Zou dan die Borg niet dierbaar worden Die zulk een weg van diepe vernedering en van zulk een smartelijk lijden en een vervloekte smadelijke dood voor zulke booswichten heeft willen gaan?

Och geachte vriend, vraag toch maar veel om de nodige zielsontdekking. Het zal niet meevallen voor het vrome vlees, als de Heere door zo'n weg van ontdekking plaats maakt voor de kennis van vrije genade. Maar zo zult u alleen maar aan de weet kunnen komen wat Evangelie is. Men heeft in deze tijd de mond vol van evangelie, maar van de ware zielsontdekking weet men niets. Daarom is men ook vijandig tegen een ontdekkende prediking. Maar ik meen toch met vrijmoedigheid te mogen zeggen, dat de Heere de wegen die voor mijn vlees zo dodend en kruisigend waren, heeft willen gebruiken om me waarlijk het volle Evangelie te doen verkondigen. En dan heb ik daarin de vrome godsdienst altijd tegen me gekregen, maar dan heeft een ware ontdekte ziel daar nog weleens adem onder mogen scheppen.

Men kan de noodzakelijkheid van het bevindelijke ontdekkende werk van Gods Geest willen loochenen, maar buiten zulk een zielsbevinding om zal er voor de kennis van vrije genade geen plaats kunnen komen in het hart. Ik heb u een ruim Evangelie voor te stellen voor een goddeloze, doodschuldige en vijandige zondaar. En als men nu zegt dat dit geen evangelie is, dan weet men toch echt niet wat het zuivere Evangelie is. Ge ziet wel dat ik nu weer Evangelie met een hoofdletter schrijf Ja, want al dat evangelie dat zich thans aandient onder de mensen is geen Evangelie. Een ware ontdekte ziel krijgt het daar benauwd onder. De zwaarden worden haar wel uit de handen geslagen. Zo alleen kan men bij die dierbare Borg terecht tegen Wie het zwaard van Gods gerechtigheid is ontwaakt. Hij liet Zich met de misdadigers aan het kruishout hangen, want als Hij de schuld Zijns volks op Zich nam, bleven er voor Hem ook geen zwaarden ter zelfverdediging meer over. O die dierbare Borg toch! Ik hoop dat u Hem zo moogt leren kennen en dat ge zo aan de voet van het kruis terecht zult mogen komen. Dan zult ge weten dat als het zo is, dat ge dan nog zalig kunt worden. Dan behoeft ge echt niet onbekeerd te blijven, maar dan wordt ge in uzelf recht onbekeerd. En dan kan God de zaligheid aan u kwijt en Jezus kan Zich als de Zaligmaker van zondaren door u doen kennen. Waarlijk, dezulken kunnen niet verloren gaan, want voor dezulken is Jezus in de wereld gekomen en heeft Hij Zich gewillig laten kruisigen.

Vriend, ik moet stoppen. De Heere geve u zo het Evangelie recht te verstaan. Als ik dat van u mag horen, zal het me grotelijks verblijden. Hartelijk gegroet en Gode bevolen!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 maart 1999

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Antwoord per brief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 maart 1999

De Wachter Sions | 8 Pagina's