Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De geheiligde kennis van en het vurig verlangen naar Christus (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De geheiligde kennis van en het vurig verlangen naar Christus (2)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Meditatie

Want ik weet: mijn Verlosser leeft, en Hij zal de laatste over het stof opstaan; en als zij na mijn huid dit doorknaagd zullen hebben, zal ik uit mijn vlees God aanschouwen; Denwelken ik voor mij aanschouwen zal, en mijn ogen zien zullen, en niet een vreemde; mijn nieren verlangen zeer in mijn schoot

Job 19 : 25-27.

Geliefden, Vorige week hebben we overdacht hoe de beproefde Job gelovig mocht weten dat zijn Verlosser leefde. O, wat een zalig voorrecht voor Job om door de toepassing des Geestes Christus gelovig te mogen mijnen, zodat hij in de grootste nood zijn betrouwen op deze Goël mocht stellen. Zie, daar ziet nu al Gods volk naar uit om Christus te mogen mijnen als hun Zaligmaker. In elke geloofsoefening is een 'mijnen', doch het is een nadere daad, om Christus bewust mijn Zaligmaker te mogen noemen. Doch vergeet niet dat de zware verdrukkingen en helse aanvechtingen daartoe moesten bijdragen. Hoe blijkt het toch duidelijk in het leven van Job dat alle dingen, ook de tegenheden en satans vuistslagen moesten medewerken ten goede. Satan kwelde en folterde zijn ziel om hem tot wanhoop te brengen en zijn God te vervloeken. Doch hoe meer satan zijn hels venijn uitbraakte om Job te vernielen, hoe meer Christus de balsem van Zijn liefde in zijn gewond hart liet vloeien om hem te versterken. We horen Job belijden dat hij Christus door het geloof mocht kennen als de opgestane Levensvorst, Die voor hem was nedergedaald ter helle. Onze catechismus spreekt ervan in de 44e vraag en antwoord: "Opdat ik in mijn hoogste aanvechtingen verzekerd zij en mij ganselijk vertrooste, dat mijn Heere Jezus Christus ( ) mij van de helse benauwdheid en pijn verlost heeft."

We kunnen in het leven van Job zien, dat Gods volk de grote Herder der schapen ook hierin moet volgen. Ja, zij zullen als door de hel gaan, en geen vreemdelingen blijven van satans vreselijke aanvallen en helse kwellingen. Een ieder van Gods volk zal weten wat satans aanvechtingen zijn, hoewel er verschil is tussen aanvechtingen en aanvechtingen. Job heeft kennis gemaakt met de hoogste aanvechtingen, zodat zijn ziel zwaar en ondraaglijk gefolterd werd door satans vuistslagen, helse uitbrakingen, en vurige haat. Doch het ergste voor Job was, dat de Heere Zijn aangezicht verborg. Als gevolg daarom had Job vreselijke ziele-angsten en benauwdheden, verkeerde hij in een akelige verlatenheid en stikdonkere duisternis, en had wanhopige en troosteloze gedachten. Had de Heere Job niet Vaderlijk ondersteund en Zijn liefdesarmen onder hem gehouden, hij zou als door de mazen van satans zeef heengevallen zijn in het eeuwig verderf. Doch vrienden, dit kon in der eeuwigheid niet gebeuren! God de Vader had hem van eeuwigheid liefgehad en verkoren in Christus, zodat hij begrepen lag in het bundelke der levenden. Christus zou ook voor hem op aarde komen om hem te verlossen van de heerschappijvoerende kracht van zonde en satan. Zie, het behaagde de Heilige Geest om het Paaslicht van Christus opstanding in zijn ziel te laten schijnen. Nu de hel hem aangrijnsde, en zijn vrouw hem aanporde om God te vervloeken en de hand aan zichzelf te slaan, nu openbaarde de hemel zich in zijn ziel. De hellemacht tandenknarste, doch Jobs mond ging open, en we horen hem in verwondering en triomf uitroepen: "Want ik weet, mijn Verlosser leeft." Wat vermag het ware geloof toch alles!

Dan komt ook de hoop aan het woord. Hoor, wat hij belijdt: "En als zij na mijn huid dit doorknaagd zullen hebben, zal ik uit mijn vlees God aanschouwen." De hoop van Job werd verlevendigd, zodat dood en graf geen verschrikking voor hem waren. Het Paaslicht mocht zijn zielsoog verlichten en zijn hart verwarmen, zodat hij het nut van Christus' offerande en Zijn dood aan het kruis mocht ontdekt krijgen. Zie, de hoop werd verlevendigd, waardoor hij ten eerste mocht verstaan dat de verschrikking van het graf was weggenomen. De dood is een koning der verschrikking en de laatste vijand, doch Job kreeg te geloven, dat Christus door Zijn opstanding de dood verslonden had tot overwinning. Ten tweede mocht hij verstaan dat de vloek van het graf was weggenomen en Christus zijn graf had geheiligd. Wat een weldaad! Vrienden, indien we dit een ogenblik met Job mogen geloven, dan is ons oog op die dierbare Middelaar geslagen; dan is de vreze des doods weggenomen, en kunnen we met Job getuigenis geven van de hoop die in ons is. Ten derde mocht Job weten dat hij op zou staan ten jongste dage, zodat hij beleed: "Zal ik uit mijn vlees God aanschouwen." Deze vernieuwde hoop veroorzaakte zieleblijdschap. Job mocht Christus door het geloof aanschouwen en met zijn hart gelovig omhelzen. Hierdoor was hij hemelsgezind, en mocht hij de hemelse blijdschap proeven en smaken.

Ziet u, dat de hemelse blijdschap niet zonder de kennis van Christus kan zijn? Alhoewel de omstandigheden voor Job hetzelfde waren gebleven, en hij zijn kinderen en bezittingen niet terug had, nochtans mocht hij de HEERE tot zijn algenoegzaam Deel hebben. Daarom kon Job het zware kruis dragen, en zag hij over dood en graf heen, en riep hij uit: "Zal ik uit mijn vlees God aanschouwen." Ziet u, dat God te aanschouwen de hemel voor Job was? Vervolgens zegt hij: "En mijn ogen zien zullen en niet een vreemde." Nee, naar Jobs belijdenis zou hijzelf God aanschouwen, en zou de Heere niet een Vreemde voor hem zijn.

Dit geldt nu voor al Gods volk, die Hem hier alreeds in Zijn Goddelijke deugden hebben leren kennen, en Christus naar de mate des geloofs in beginsel ontdekt hebben gekregen. Het zal toch zulk een wonder zijn als zij Hem bij vernieuwing ontdekt mogen krijgen, ja, dan roepen zij met Paulus uit: "Opdat ik Hem kenne, en de kracht Zijner opstanding" (Fil. 3 : 10a). Nadat Job zijn geloof en hoop heeft laten spreken, uit hij in zijn belijdenis ook zijn liefde tot Christus: "Mijn nieren verlangen zeer in mijn schoot." Wanneer geloof en hoop levendig zijn, kan de liefde en genegenheid tot Christus niet uitblijven. Het geloof is door de liefde werkzaam (Gal. 5 : 6). Daardoor verlangde hij zeer naar die dag waarin hij de volle gemeenschap met Christus mocht deelachtig worden. We hebben van Socrates gelezen, dat hij zich verblijdde toen hij stierf.

Meditatie vervolg

omdat hij de grote mannen als Homerus en Hesiodus hoopte te zien. Doch Job mocht zich verheugen en verzekerd zijn Christus als zijn Zaligmaker in Zijn heerlijkheid te zien. Zal Gods volk dan alleen Christus zien, en niet de andere bruiloftsgasten die er zijn? Jazeker! Zij zullen aanzitten met Abraham en Izak en Jakob in het koninkrijk der hemelen (Matth. 8 : 11). Doch wat zouden de bruiloftsgasten zijn indien de Bruidegom Zelf niet aanwezig is? Vervolgens zullen zij met de engelen samenwandelen in de hemelse galerijen (Zach. 3 : 7). Maar wat zouden de engelen voor ons zijn, indien wij geen deel hebben aan Christus, de Verbondsengel? Nee, de hemel zou werkelijk geen hemel zijn. De smart van Maria Magdaléna werd niet weggenomen toen zij engelen bij het ledige graf zag, en zo zou het ook in de hemel zijn zonder Christus. Doch haar ziel werd hemelsgezind toen de levende Jezus Zich aan haar openbaarde, en zo zal het straks eeuwig zijn in Zijn gemeenschap. Paulus zegt niet dat wij met de engelen zullen zijn, maar: "En alzo zullen wij altijd met den Heere wezen" ilThess. 4-.17).

Zie, dat is het toppunt van de gelukzaligheid van Gods volk. Hoe vreselijk dan, zo wij de dag van de wederopstanding des vleses zonder Goël tegemoet gaan. We zullen Hem dan ook aanschouwen, maar o vreselijk, met afgrijzing zullen we uitroepen: "Bergen, valt op ons, heuvelen bedekt ons."

We wensen onze lezers van harte toe de geheiligde kennis van en het vurig verlangen naar Christus. En u die hiervan geen vreemdelingen zijt, hoewel zwaar beproefd en verdrukt, weet dat u straks altijd bij uw Heere mag zijn. Ds. S. Simonidus zegt dat het woord 'altijd' in kwade zin het bitterste en in goede zin het zoetste woord is in de Bijbel. Weet dan:

"Wel hem die Gij hebt uitgelezen. Dat hij bij U zij, Heer'! Die ook altijd bij U mag wezen. Zonder te scheiden meer."

(Ps. 65 : 2, F. Datheen).

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 mei 1999

De Wachter Sions | 8 Pagina's

De geheiligde kennis van en het vurig verlangen naar Christus (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 mei 1999

De Wachter Sions | 8 Pagina's