Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Antwoord per brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Antwoord per brief

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geachte heer N.N. te N.,

Het is nu toch ook wel lang geleden dat u mij uw vraag gesteld hebt. U hebt mij een vraag gedaan over de vrijsteden die God aan Israël gegeven had voor de niet moedwillige doodslager. In het bijzonder worden uw gedachten beziggehouden met de dood van de hogepriester, als ik uw schrijven goed begrepen heb. De doodslager die iemand niet moedwillig had gedood, mocht naar de vrijstad vluchten en moest daar blijven tot de dood van de hogepriester. Nu hebt u wel lang op antwoord moeten wachten, maar het zal ook wel gebeurd zijn dat zo'n niet moedwillige doodslager lang moest wachten op de dood van de hogepriester. Met het plaatsen van het antwoord op uw vraag heb ik maar gewacht op de lijdensweken. En dan in het bijzonder op de tijd van de overdenking van de dood van Christus als de grote Hogepriester.

In mijn antwoord op uw vraag zou ik het hefst maar willen stilstaan bij de dood van Christus als de tegenbeeldige Hogepriester. Er is over wat ons van de vrijsteden beschreven staat, natuurlijk nog wel heel wat op te merken. En u zult wel begrijpen dat ik daar ook wel over gesproken heb in de tijd dat ik het Woord in de prediking nog uit mocht dragen. Ik kan nu in dit antwoord dat ik u wil geven op uw vraag, geen preek gaan schrijven. Maar liefst wil ik me ook onthouden van bepaalde opmerkingen over dit onderwerp, die alleen maar verwarring kunnen geven in onze gedachtegang. Als ik uw schrijven aan mij goed begrepen heb, is door verschillende opmerkingen die verwarring bij u ook niet uitgebleven.

We behoeven er niet aan te twijfelen dat met de wet van de vrijsteden schaduwachtig naar Christus is heengewezen. De kanttekening wijst ons daar ook op, want als er gezegd wordt dat men in de vrijstad moest blijven tot de dood des hogepriesters, die men met de heilige olie gezalfd had, dan merkt de kanttekening daarover op: "Zijnde alzo een voorbeeld van de Messias, onze Hogepriester en Zaligmaker Jezus Christus, Die door Zijn dood het handschrift onzer zonden uitgewist en ons met God verzoend heeft". En verder wijzen al de goede verklaarders daarop.

Wel is nodig dat ik er in dit schrijven op wijs, dat de vrijsteden geen ontkoming konden bieden voor de moedwillige doodslager. Duidelijk wordt ons gezegd dat de moedwillige doodslager zeker moest gedood worden. De Heere heeft het na de zondvloed in het verbond met Noach al duidelijk gezegd, dat wie des mensen bloed vergiet, zijn bloed ook door de mensen vergoten zal moeten worden. Had ons land zich ook maar aan de wet van de doodstraf gehouden. Er zou dan ongetwijfeld niet zoveel bloedvergieting plaatsvinden als nu het geval is. Zelfs ongelovige mensen gaan het wel inzien dat de doodstraf er zou moeten zijn voor hen die zich aan doodslag schuldig maken. Waar het heengaat met een land en volk, als de overheid zich niet aan Gods wetten houdt, is in deze tijd dus wel duidelijk te zien.

Nadrukkelijk is in de wet voor de vrijsteden bepaald: "En gij zult geen verzoening nemen voor de ziel des doodslagers, die schuldig is te sterven; want hij zal zekerlijk gedood worden". Matthew Henry merkt hierover op: "Al wilde de doodslager de rechters of de bloedwreker alles geven wat hij bezat, om verzoening te doen voor zijn misdaad, zulks zou nochtans niet helpen. De vrijkoping of verlossing van het leven is te kostelijk dan dat hetzelve door aardse schatten zou kunnen teweeggebracht of diergelijke lossing kunnen of mogen aangenomen worden. Aangaande degenen die op hun goed vertrouwen, en op de veelheid huns rijkdoms roemen, niemand van hen zal zijn broeder immermeer kunnen verlossen. Ps. 49 : 7 en 8”.

Deze opmerking geeft ons gelijk al genoeg te overdenken. De verlossing onzer ziel is ook te kostelijk dan dat die door goud of zilver zou kunnen worden verkregen. Maar wij zijn toch geen moedwillige doodslagers? Mijn antwoord moet op deze vraag zijn, dat we dat inderdaad wel zijn. In het paradijs zijn in ons verbonds­ hoofd al Gods geboden al door ons overtreden. Daar zijn we in opstand gekomen tegen onze Maker. Maar daar hebben we onszelf ook in een geestelijke doodstaat gebracht en ons de tijdelijke en eeuwige dood onderworpen. En met al onze dadelijke zonden betonen we steeds dat we de dood verkiezen boven het leven. Zo zijn we dus niet anders dan moedwillige doodslagers. En zo worden we ook door de bloedwreker achtervolgd, zonder daar iets van te gevoelen ofte beseffen. We denken vrij te zijn, maar we zijn niet vrij. De dood kan ons elk ogenblik als een schuldeiser overvallen. Zo gaat de zich verhardende zondaar zijn eigen weg, totdat hij zich in het eeuwig verderf neerstort. In het vlieden van de niet moedwillige doodslager zien we ons echter duidelijk voorgesteld wat er geschiedt als de Heere de blinde zielsogen opent van de mens die Hij tot de eeuwige zaligheid wil brengen. Die ziet zich van stonde aan door de bloedwreker achtervolgd. Zijn zonden worden hem voor ogen gesteld en hij ziet hoe zijn leven tot op heden niet anders is geweest dan een leven buiten God. Al zijn zonden zijn niet anders geweest dan overtredingen van Gods heilige wet. Die wet verklaart hem schuldig aan al Gods geboden. Zo wordt men dan ook door de wet als een bloedwreker achtervolgd. Elk ogenblik kan het zwaard van Gods gerechtigheid die schuldige zondaar treffen. Er wordt echter ook een innerlijke smart gekend over de zonden waardoor men zijn Maker onteerd en beledigd heeft. En het langer voortleven in die van God gescheiden staat wordt ook voor de ziel een onmogelijke zaak. Is het niet de droefheid naar God, die een onberouwelijke bekering tot de zaligheid werkt? Zou zulk een mens dan nog langer gerust die weg kunnen gaan die men tot hiertoe bewandeld heeft?

Zo zien we in de niet moedwillige doodslager eigenlijk een zich niet verhardende zondaar voorgesteld. En nu had de Heere vrijsteden gegeven voor de niet moedwillige doodslager. Die vrijsteden had God gegeven in de verschillende delen des lands. Men behoefde dus niet ver te gaan om in die vrijsteden te komen. Maar voor iemand die zich door de dood achtervolgd zag, was het toch altijd nog ver genoeg. Als de dood ons op de hielen zit, is er voor ons niet veel ruimte van leven meer. We worden dan ook niet met rust gelaten. Men zegt ook wel, dat er op de weg naar de vrijsteden borden waren aangebracht met het opschrift: Miklat! Miklat! Vliedt! Vliedt! En uit wat we in Deuteronomium 19 over de vrijsteden kunnen lezen, kunnen we opmaken dat ook de wegen bereid en dus goed begaanbaar moesten worden gemaakt voor de niet moedwillige doodslager. O, die wonderlijke zorg des Heeren toch over degenen die Hij doet vluchten uit de stad des verderfs! Daar zal men later wat van mogen zien. Satan heeft getracht de ziel tot wanhoop te brengen. Aan moordenaars op de weg naar Sichem ontbreekt het ook niet. Dat lezen we in Hosea 6 : 9. Daar wordt over het gezelschap der priesters gesproken, die moorden op de weg naar Sichem. Sichem was ook een vrijstad. Zijn er priesters die op de weg naar Sichem moorden? O ja, daar is ook genoeg van te zeggen. Men kan onder predikers terechtkomen die wel een ruim Evangelie hebben, maar niet voor een mens die door de bloedwreker achtervolgd wordt. Ook kan het zijn, dat men onder predikers komt, die alleen maar harde woorden hebben voor een in waarheid verbrijzelde ziel. Zulke predikers weten alleen maar met de wet te wreken. Maar die in de vrijstad mogen komen, die zullen er komen. Die wil de Heere ook brengen onder zulke predikers die hun roeping verstaan, zoals die in Zondag 31 van onze Catechismus ons zo klaar wordt voorgesteld. Die weten het hemelrijk door de prediking des Evangelies te ontsluiten en toe te sluiten. Voor een buitenstaander wordt het hemelrijk ontsloten, door die de weg te wijzen die in de vrijstad is te vinden.

Maar hoe kwam men nu in die vrijstad? We lezen dat de vergadering moest richten tussen de slager en de bloedwreker. Buiten het recht om kwam men in de vrijstad niet. Door een rechte weg moest men dus uit de hand van de bloedwreker worden bevrijd. Hoe is Gods Woord ons toch in alles tot lering. Waar ik in het bijzonder in deze brief op wil wijzen, is de heenwijzing naar Christus die we ook in die wet van de vrijsteden kunnen vinden. Als de vrijstad niet geopend werd voor de niet moedwillige doodslager, dan moest hij de bloedwreker in de handen vallen. Het recht moest echter aan het licht brengen of men een niet moedwillige doodslager was. God handelt naar recht in alles wat Hij doet. Maar hierin blinkt ook Zijn goedheid uit. De wet die de Heere gaf voor de vrijsteden die er onder Israël moesten zijn, was

een wet die ook van Zijn goedheid getuigde. In Zijn algemene voorzienigheid Het Hij ook Zijn trouwe zorg gaan over zulke gevallen als die in die wet werden voorgeschreven, opdat de niet moedwillige doodslager niet met de dood gestraft zou worden. Och, de in waarheid zich schuldig kennende zondaar zal weten dat God geen onrecht doet in het straffen van de zonden, want hij is van de goedheid Gods ten volle overtuigd. De smart is dan ook zo groot, daar hij tegen een goeddoend God gezondigd heeft. Maar zo valt men dan ook zo hartelijk en oprecht het recht des Heeren toe.

Maar zou het dan geen wonder zijn, dat de Heere hem de ongerechtigheid niet toe wil rekenen? Er is een vrijstad voor een doodschuldige zondaar. Daarin doet de Heere Zijn goedertierenheid op een bijzondere wijze uitblinken, zonder aan het recht iets tekort te doen. Daar worden we in de wet aangaande de vrijsteden die er moeten zijn, ook wel op een bijzondere wijze op gewezen. En daar wil ik nu ook in het bijzonder de aandacht voor vragen, want ik zou deze briefin ons blad willen doen verschijnen als we de dood van de grote Hogepriester overdenken. We weten wel dat de niet moedwillige doodslager in de vrijstad veilig was, maar die niet mocht verlaten vóór de dood van de hogepriester.

Wat ons dit te zeggen heeft, kunnen we allen wel begrijpen. Altijd maar weer is er in de geschiedenis van Israël en ook in de wetten die de Heere aan Israël gaf, gewezen op Hem Die eenmaal komen zou om in Zijn lijden en sterven aan het eisend recht Gods tot verlossing van de doodschuldige zondaar te voldoen. Ik moet u en de lezers dan ook nu in de gedachten op de kruisheuvel Golgotha brengen. Dat is het voornaamste waarop we in de wet voor de vrijsteden worden gewezen. Er zijn verschillende dingen die in deze wet ons tot lering kunnen zijn in betrekking tot het geestelijk leven en de weg die de Heere daarin met Zijn volk houdt. Wat dat betreft heb ik dan ook al wel op het voornaamste gewezen. Maar ik onthoud me toch ook liever van allerlei opmerkingen die ons alleen maar in verwarring kunnen brengen. We kunnen van alles wat we in de Schrift kunnen lezen, wel een weg van bekering willen maken naar ons model. Maar het voornaamste verliezen we dan toch wel uit het oog. De niet moedwillige doodslager die in de vrijstad ontkoming vond, moest weten dat de dood van de hogepriester noodzakelijk was tot zijn volkomen vrijheid. Dus zo werd hij dan naar de dood van de grote Hogepriester heengewezen die tot de volkomen verlossing van de schuldige zondaar zou zijn, of hij het begreep of niet.

De hogepriester onder het oude verbond was een schaduwbeeld van Hem. Welk een heilig en hoogwaardig ambt bekleedde die hogepriester. Hij was ook eigenlijk tot een grote zegen voor het land. Hij was de vertegenwoordiger van een schuldig volk, die de schuld van het volk droeg en daarover verzoening zocht voor het aangezicht des Heeren. Als die hogepriester stierf, moest dat dan ook wel een oorzaak van droefheid zijn, maar voor de niet moedwillige doodslager was die dood een oorzaak van blijdschap, want hij mocht dan de vrijstad verlaten. Dan was hij dus eigenlijk pas waarlijk vrij. Zo had die wet aangaande de vrijsteden dus wel heel wat te zeggen. Dat wordt weinig recht verstaan. Men weet dan alleen maar van een vluchten naar de vrijstad, maar men weet er niet van wat het is om in de vrijstad nog een gevangene te zijn.

Ik heb gezien dat ik over dit onderwerp al meerdere keren in vorige jaren geschreven heb, wat dan ook wel de reden is waarom ik u nu ook wat lang op antwoord heb doen wachten. Maar ik wil dan ook nu in het bijzonder de aandacht vestigen op de dood van Christus als de grote tegenbeeldige Hogepriester waardoor in het bijzonder de behoudenis van de Kerk des Heeren is aangebracht, want die Kerk wordt verlost door dat eniggeldend kruisrantsoen. Alles daar buiten moet ons als grond van behoudenis voor onze ziel ontvallen. Aan het kruis heeft Christus de schuld Zijns volks volkomen weggedragen. Geen bloedwreker kon na des hogepriesters dood zijn gram nog halen op de niet moedwillige doodslager, zonder zichzelf daarmee schuldig te stellen. Alle beschuldigers van de Kerk worden door de kruisdood van Immanuël de mond gestopt. Wie zal er nog beschuldiging kunnen inbrengen tegen de uitverkorenen Gods? "God is het. Die rechtvaardig maakt. Wie is het, die verdoemt? Christus is het. Die gestorven is; ja, wat meer is. Die ook opgewekt is. Die ook ter rechterhand Gods is. Die ook voor ons bidt”.

Och, hoe weinig ware geloofskennis is er toch veelal nog te vin-den van een gekruiste Christus. En hoe getuigt die kruisdood toch van Zijn eeuwige liefde tot Zijn bruidskerk. Nauwelijks zal iemand voor een rechtvaardige sterven; want voor de goede zal mogelijk iemand ook bestaan te sterven. Maar God bevestigt Zijn liefde jegens ons, dat Christus voor ons gestorven is, als wij nog zondaars waren. Rom. 5 : 7 en 8. O, welk een eeuwige Goddelijke liefde, ook bij de Vader vandaan, heeft zich in de dood des Middelaars geopenbaard! Het voorhangsel des tempels is bij de dood van Christus gescheurd van boven tot beneden. Men kon nu vrij inblikken in het binnenste heiligdom. Daar sprak God eenmaal per jaar van vrede en verzoening tot de voorbeeldige hogepriester. Dat zou Hij nu niet meer doen. De grote tegenbeeldige Hogepriester was door de voorbeeldige hogepriester des doods schuldig verklaard. Geen voorbeeldige hogepriester behoefde er meer te sterven, opdat de niet moedwillige doodslager in een volkomen vrijheid zou worden gesteld. Als vrucht van de dood van de tegenbeeldige Hogepriester gaat de schuldige zondaar vrijuit. God de Vader is volkomen bevredigd als de Handhaver van het recht door het offer van Zijn Eigen geliefde Zoon. Niets minder kon Zijn toorn stillen dan de dood van Hem Die van eeuwigheid Zijn Voedsterling en alzo al Zijn vermaking was.

De Oud-Testamentische wet van de vrijsteden kon op zichzelf ook geen volkomen vrijheid bieden aan de niet moedwillige doodslager. Daarop werd dan ook gewezen in die bepaling dat men de vrijstad niet mocht verlaten, of de hogepriester moest gestorven zijn. Daarom gebeurde het ook wel dat de niet moedwillige doodslager al stierf in de vrijstad voordat de hogepriester gestorven was. De vrijstad wees ook wel naar Christus heen, maar de dood van de hogepriester wees in het bijzonder op de noodzakelijkheid van Zijn borgtocht. Daar hebben velen blijkbaar geen erg in. Ze hebben het alleen maar over de vrijstad. Ze zijn wel door de bloedwreker achtervolgd, maar ze schijnen die bloedwreker nog niet goed te kennen. Als er geen rechte kennis van de wet is, kan er nooit een rechte kennis van Christus zijn. De wet doet ons weten hoe schuldig, hoe boos, hoe verdorven, hoe vijandig en hoe vloek- en doemwaardig we zijn. Maar die wet verschoont ons niet, zelfs niet om onze boetvaardigheid. Christus is de enige Toevlucht voor de boetvaardige ziel. Die tot Hem komt, zal Hij geenszins uitwerpen. Zo is alleen de ware rust te vinden voor een vermoeide ziel, die door de wet niet met rust gelaten is en in alle eigen wettisch werk geen rust heeft kunnen vinden.

Och, waarde vriend, aan wie ik zit te schrijven, ik heb begrepen wat u tot uw vraag gebracht heeft over die vrijsteden. Men maakt het met allerlei mooie opmerkingen die men hierover weet te maken, waarlijk wel erg ingewikkeld met een bekeringsgeschiedenis die men weet voor te stellen aan de hand van de wet van die vrijsteden, terwijl men niet schijnt te weten waar die wet hoofdzakelijk op wees. Maar zo kan men ook nog wel een hoog bekeerd mens worden met veel bevinding, maar buiten des Middelaars gezegende borgtocht om. Aan de dood van de Middelaar is toch voor de Kerk zoveel verbonden, waarop de wet van die vrijsteden wees. De niet moedwillige doodslager kon weer terugkeren naar zijn eigen stad van inwoning en kon de plechtige godsdienstoefeningen weer waarnemen zoals tevoren. Van de gemeenschap Gods die daardoor middellijk geoefend werd, was men dan ook niet langer meer verstoken. Door de dood van Christus worden degenen die verre waren, weer nabij gebracht. Zo mogen ze weer delen in hun vorige bezittingen en in al die bijzondere voorrechten die aan die vrijheid verbonden zijn. Ja, ze krijgen veel meer terug dan dat ze kwijtgeraakt waren. Als vrucht van Christus' dood ontvangen ze genade voor genade. Zo mogen ze de eeuwige liefde des Vaders smaken in de ontsluiting van dat binnenste heiligdom des hemels. Ja, de liefde van een Drieënig God doet zich hierin kennen, dus ook de liefde van die dierbare Persoon des Geestes, Die het Goddelijke werk verzegelt aan het hart. U ziet dat hierover dan nog wel heel wat te schrijven is, want hierin ligt de eeuwigheid opdat we behouden worden. O, hoe valt dan toch alles weg buiten dat eniggeldend kruisrantsoen. Zo wenst men dan ook met de apostel in niet anders te roemen dan in het kruis van onze Heere Jezus Christus. Hier blijft geen roem over in het schepsel, ook niet in zijn bekering. Maar ik moet nodig afbreken. De Heere geve ons zo die bepaling van die vrijsteden en van de dood des Hogepriesters recht te verstaan. Dan zullen we recht een Goede Vrijdag kunnen hebben. Hartelijk gegroet en Gode bevolen!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 april 2000

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Antwoord per brief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 april 2000

De Wachter Sions | 8 Pagina's