Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Lijden en heerlijkheid (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Lijden en heerlijkheid (2)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Meditatie

... het lijden, dat op Christus komen zou, en de heerlijkheid daarna volgende.

1 Petrus 1 : 11b

Op de dagen die thans voor ons liggen, hopen we de opstanding des Middelaars te herdenken. Dat was dus de heerlijkheid die voor Hem op het lijden volgde. Door een weg van lijden en sterven moest Christus tot de heerlijkheid komen. Hij sprak daar Zelf van tot de Emmaüsgangers, als Hij tot hen zeide: "Moest de Christus niet deze dingen lijden, en alzo in Zijn heerlijkheid ingaan? ”

Zonder lijden kwam Christus dus niet tot de heerlijkheid. Hij had Zijn hemelse heerlijkheid verlaten om op deze lage aarde door Zijn smartelijk lijden en sterven voor de zonden Zijns volks zulk een dure prijs te betalen. En nu kon Hij niet meer tot Zijn hemelse heerlijkheid komen (met eerbied zij het gezegd), of Hij moest die bittere lijdenskelk hebben gedronken en Zijn ziel uitgestort hebben in de dood. Als Borg had Hij Zich daartoe van eeuwigheid in de verbondssluiting aan de Vader verbonden. Deze verbintenis was niet te verbreken. De hemel kon Hem dus niet meer ontvangen, of Hij moest Zijn zwaarwichtige borgtocht hebben volbracht.

Maar dan ook moest Zijn heerlijkheid volgen op Zijn lijden en sterven. In Johannes 17 horen we Hem zeggen in Zijn hogepriesterlijk gebed: "Ik heb U verheerlijkt op de aarde; Ik heb voleindigd het werk, dat Gij Mij gegeven hebt om te doen; en nu verheerlijkt Mij, Gij Vader, bij Uzelven met de heerlijkheid, die Ik bij U had, eer de wereld was”.

In de opstanding uit de dood moest voor de Middelaar de vrijspraak des Vaders vallen. Hij is dan ook niet alleen opgestaan door Zijn eigen Goddelijke kracht, maar Hij werd ook opgewekt door Zijn Vader. Dat doet die opstanding van zulk een grote betekenis zijn. Die opstanding predikt ons dat de schuld betaald en het recht voldaan is en dat de volkomen overwinning over de macht der hel door Christus is behaald.

Van dit volheerlijke feit van Christus' opstanding geeft ook Gods Geest getuigenis. In een vorige meditatie hebben we gezien hoe de apostel er ons op wijst, dat de profeten door Gods Geest van het lijden van Christus hebben gesproken en geschreven. Maar zo ook hebben zij door diezelfde Geest van de daarop volgende heerlijkheid van Christus getuigenis gegeven. De opstanding van Christus was Oud-Testamentisch ook voorzegd. De discipelen behoefden daarvan dus ook niet onwetend te zijn. En toch waren ze daarvan, zowel als van Zijn lijden en sterven, onwetend.

Maar die Geest is het. Die niet alleen van Christus' lijden en sterven, maar ook van Zijn heerlijkheid getuigt. Hij doet Zijn volk de rijke betekenis daarvan verstaan. Niet alleen overtuigt Hij de zondaar van zijn schuld, maar Hij leidt hem ook tot Christus. Voor Hem maakt Hij plaats in het hart, maar ook ontsluit Hij in die Persoon voor een doodschuldige ziel het leven. Als de opperste Wijsheid horen we Christus zeggen: "Want die Mij vindt, vindt het leven en trekt een welgevallen van de Heere". Aan Zijn opstanding is het leven der Zijnen onafscheidelijk verbonden. Zo horen we Hem in Johannes 14 zeggen: "Want Ik leef en gij zult leven”.

Dood en graf konden Christus niet langer meer gevangen houden. Al lag er ook een zware steen voor het graf en al was er zelfs nog een wacht bij dat graf geplaatst, als de morgenstond van de dag der opstanding was aangebroken, geschiedde er een grote aardbeving en daalde een engel van de hemel af, die de steen afwentelde van de deur des grafs en voor wie de wachters verschrikt zijn weggevlucht. Christus kon van de dood niet langer gehouden worden. De Goddelijke vrijspraak moest vallen. De schuldige zondaar moet vrijuit gaan. Die zichzelf schuldig verklaart, wordt door God niet schuldig verklaard. Het is die dierbare Geest, Die deze verborgenheid van het Evangelie de schuldige zondaar ontsluit. De inhoud van het Evangelie is immers zo verborgen voor de ziel. Uit geheel de Schrift kunnen we het weten dat er een vernederde en een verhoogde Middelaar is. in Wie het leven is te vinden voor een arm verloren zondaar. De Geest van Christus getuigt daarvan in geheel de Schrift. Maar toch is het nodig, dat die Geest in de ziel ervan gaat getuigen dat die Geest in het Woord de waarheid is, 1 Joh. 5:6. Dan wordt een levende Jezus aan de ziel ontdekt. En zo mag men Hem dan ook vinden in de Schrift. Welk een rijk getuigenis heeft die Geest dan toch van die Persoon in geheel de Schrift gegeven!

Hij heeft getuigd van het lijden dat op Christus komen zou, en van de heerlijkheid daarna volgende. In de weken die achter ons liggen, hebben we de Middelaar in Zijn lijdensgangen mogen volgen. Hoe smartelijk en zwaar is toch dat lijden geweest! Maar welk een dierbaarheid wordt daarin toch ook aanschouwd, als het die Geest behaagt om de ziel op die lijdende Borg te doen zien. Dan mag men Hem als die schulddragende Borg aanschouwen, van Wie Jesaja heeft getuigd: "Om de overtreding Mijns volks is de plaag op Hem geweest”.

Op Zijn lijden is echter de heerlijkheid gevolgd. Als Overwinnaar is Hij uit het graf verrezen. En op deze eerste trap van Zijn verhoging zou Zijn hemelvaart volgen. Door die hemelvaart zou Hij tot Zijn hemelse heerlijkheid ingaan. Dan zou Hij verhoogd worden aan de rechterhand Zijns Vaders. Alles ten goede voor Zijn kerk!

Dood, graf en hel zijn door Hem overwonnen. Het eeuwige leven heeft Hij aangebracht. Hem komt de eer toe die Hij na Zijn diepe vernedering heeft ontvangen. De kerk gunt Hem die eer en verblijdt er zich in. Maar de kerk deelt ook in de vrucht van Zijn lijden en heerlijkheid. Reeds bij het eerste gelovig zien op Hem, Die als de koperen slang in de woestijn verhoogd is, wordt ervaren dat er genezing onder Zijn vleugelen is. Dan zwijgt een vloekende wet onder dat verzoendeksel. De schuldige zondaar wordt uit genade zalig. Hij heeft de eeuwige dood verdiend, maar ziet in die Middelaar zich de weg tot het eeuwige leven geopend. Dat is de weg van vrije genade. Gods Geest geeft de ziel kennis van die weg. Zo ontdekt Hij ze de verborgen inhoud van het Evangelie.

Maar door het toepassend werk van die Geest mag het ook op Gods tijd Paasfeest voor de ziel worden. Dan zal men de opgestane Levensvorst evenals de discipelen

Meditatie vervolg

na een smartelijke scheiding mogen wederzien. En dan zullen ook de Schriften voor de ziel geopend worden, zodat men zal mogen zien hoe de Geest van Christus door geheel die Schrift heen heeft getuigd van het lijden dat op Christus komen zou en van de heerlijkheid daarna volgende. Dan zal men Christus mogen leren kennen in de kracht van Zijn opstanding.

De Heere geve ons om zo eens Paasfeest te mogen vieren. De Paasdagen mochten eens niet vruchteloos aan ons voorbijgaan. Geestelijk doden mochten de stem des Zoons Gods eens horen, want die gehoord hebbende zullen zij leven. Maar ook mocht Hij Zich als opgestaan uit de dood aan de ziel Zijns volks willen openbaren, gelijk Hij aan Zijn discipelen deed. Dan zal de steen van het graf worden afgewenteld, de wacht moeten vluchten en zullen de gesloten deuren geopend worden. Dan wordt het waarlijk Paasfeest voor de ziel. En op zulk een Paasfeest zal er ook een hemelvaartsdag kunnen volgen. Christus heeft er Maria Magdaléna op gewezen, dat een meerdere heerlijkheid Hem stond te wachten. "Raak Mij niet aan", zo sprak Hij tot haar, "want Ik ben nog niet opgevaren tot Mijn Vader; maar ga henen tot Mijn broeders, en zeg hun: Ik vare op tot Mijn Vader en uw Vader, en tot Mijn God en uw God". Dat is dus de heerlijkheid die volgde op Christus' lijden. De laatste trap van Zijn verhoging moet Hij nog bereiken. Dat zal bij Zijn wederkomst zijn. Ook van die heerlijkheid van Christus heeft Gods Geest getuigd. Maar die Geest is het dan ook. Die naar die heerlijkheid de kerk doet verlangen, want de Geest en de bruid zeggen: "Kom! En die het hoort, zegge: Kom! Die deze dingen getuigt, zegt: Ja, Ik kom haastiglijk, Amen. Ja, kom, Heere Jezus!" Amen.

(D.W.S. 1969)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 april 2000

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Lijden en heerlijkheid (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 april 2000

De Wachter Sions | 8 Pagina's