Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Antwoord per brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Antwoord per brief

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geachte heer N.N. te N,

U hebt me gevraagd om eens iets te schrijven over wat we lezen in Genesis 3 : 24. Daar lezen we: "En Hij dreef den mens uit en stelde cherubs tegen het oosten des hofs van Eden, en een vlammig lemmer des zwaards, dat zich omkeerde, om te bewaren den weg van den boom des levens". Het is dus de geschiedenis van de val des mensen in het paradijs waar ik iets over zal moeten schrijven. Als ik uw schrijven aan mij goed gelezen heb, dan heeft het u heel wat te zeggen gehad dat de mens door God verdreven is uit dat paradijs waarin de Heere de mens geplaatst had om dat te bouwen en te bewaren. In uw brief hebt u geschreven dat u aanneemt dat ik daar wellicht eens over gepreekt zal hebben.

Over die tekst heb ik niet bij mijn weten ooit een preek gedaan, maar over de val des mensen in het paradijs moet eigenhjk in elke preek gesproken worden. En bij het leiden van begrafenissen komt men er ook als vanzelf toe om de oorzaak van de dood aan te wijzen, die te vinden is in onze diepe val. En nu is er over die geschiedenis en dus ook over het leerstuk van de val des mensen wel heel wat op te merken. Dat kan ik nu, zoals u zult begrijpen, in deze enkele brief niet doen. Maar als ik u goed begrepen heb, dan is het uw bedoeling dat ik wat zal schrijven over wat het ons te zeggen heeft, als we lezen dat God de mens uit het paradijs verdreven heeft.

Ik moet dan wel beginnen met erop te wijzen, dat ons zo opmerkelijk wordt gezegd dat de Heere cherubs heeft geplaatst tegen het oosten des hofs met een vlammig lemmer des zwaards, dat zich omkeerde, om te bewaken de weg van de boom des levens. Dus de mens is niet alleen uit het paradijs verdreven, maar de weg naar de boom des levens werd voor de mens afgesneden. En dat juist heeft ons heel wat te zeggen. Er waren twee bijzondere bomen door de Heere in de hof geplaatst. Er was de boom des levens en de boom der kennis des goeds en des kwaads. Dat wijst er ons op dat de Heere een verbond met de mens gesloten heeft. Het woord werkverbond vinden we in de Bijbel niet, maar wel doet de Bijbel ons duidelijk weten dat er zulk een verbond geweest is. God regeert de mens verbondsgewijze. De sluiting van het verbond der werken met Adam hield heel wat in. Daar de Heere de mens verbondsgewijze regeert, moeten we aannemen dat de mens er nooit buiten dat verbond geweest is. Maar dat de Heere dat verbond gelijk met de schepping met de mens gesloten heeft, wat mogelijk was daar Adam nooit kind geweest is, maar als een volassen mens door God geschapen is.

Die verbondssluiting van de mens hield heel wat in. De Heere wilde in vriendschap en gemeenschap met de mens leven. Daarin was ook de hoogste gelukzaligheid voor de mens te vinden. En waar de mens zo goed en recht uit de handen van zijn Schepper is voortgekomen, daar vond hij er ook al zijn verlustiging en vermaak in om zo tot eer van zijn Schepper te leven en in Zijn zalige gemeenschap te mogen verkeren. Dus ligt het dan ook voor ons vast dat de mens zelf ook het verbond met God gesloten heeft. Hij kon die verbondssluiting niet weigeren, daar het zijn hoogste lust en vermaak was om te doen wat God behagelijk was. En zo is de mens ook nooit buiten die verbondssluiting geweest. Wel is het een verkeerde uitdrukking als men zegt dat de mens in dat verbond geschapen is. Brakel zegt echter dat de mens geen ogenblik buiten dat verbond geweest is. Maar dat betekent toch dat de mens ook zelf het verbond met God gesloten heeft. Als we daar niet aan vasthouden, dan kunnen we ook niet spreken over een verbondsbreking. Als er geen wederzijdse verbondssluiting is, kan er van geen verbondsbreking sprake zijn. Maar dat is nu het ontzettende van de val des mensen geweest, dat de mens ontrouw geworden is en het verbond met zijn Maker moedwillig verbroken heeft.

Waarom stond er nu een boom des levens in de hof? Wat had die boom te betekenen? Wel, die boom wordt in het ons bekende vragenboekje van Hellenbroek een sacrament van het werkverbond genoemd, daar die boom de waarheid van Gods belofte verzegelde, dat de mens het eeuwig onverliesbaar leven zou ontvangen, als men het verbond met God niet verbreken zou. Er was dus niet alleen een bedreiging met straf, maar ook een belofte van het leven. Het eeuwige leven was voor de mens verbonden aan het doen van de wet. In het werkverbond was het de ingeschapen wet in het hart van de mens waaraan God het leven verbond. Daar dit het eeuwige leven was, betekende dat ook een onverliesbaar leven. Was de mens in het proefgebod staande gebleven, dan had hij nooit meer kunnen zondigen en zou men nooit meer van God hebben kunnen afvallen. Voorname oude godgeleerden gaan dan ook van de gedachte uit dat er een proeftijd zal zijn geweest. Daar wordt ons verder in de Schrift niets van vermeld, maar het ligt wel voor de hand dat de belofte van het leven in vervulling zou gaan, als de mens de proef had doorstaan. Maar we weten wat er is gebeurd. Eva heeft zich door de duivel door middel van de slang doen verleiden en ze heeft van de verboden boom gegeten. We lezen niet dat ze toen iets gewaar geworden is. De duivel heeft ook wel geweten dat het op de val van Adam aankwam en door Eva moest hij dan ook Adam tot de val zien te brengen. En het is ook zeer opmerkelijk dat als Adam gegeten heeft van de verboden boom, dat we dan lezen: "Toen werden hun beider ogen geopend, en zij werden gewaar, dat zij naakt waren”.

Dat is een gewaarwording geweest! Het is toch zo nodig dat we in ons leven ook eens tot zo'n gewaarwording zullen komen. Onze blinde zielsogen moeten geopend worden. Adam en Eva hebben zich de dood gegeten aan de verboden boom. Niet alleen waren ze nu de tijdelijke dood onderworpen, maar ook de eeuwige dood. Die eeuwige dood stond tegenover het eeuwige leven dat op het doen van de wet beloofd was. Maar ook stortte de mens door het eten van die boom zich in een geestelijke dood. De val van de mens is niet anders en niet minder geweest dan een opstand tegen God en een zich losrukken van God.

Ik schreef zoeven over de gelukzalige staat van de mens vóór de val. Het is met geen woorden te zeggen hoe heerlijk die staat was waarin God de mens had gesteld. Men was versierd met Gods beeld, bestaande in kennis, gerechtigheid en heiligheid. Men mocht de Allerhoogste recht kennen en men was ook rechtvaardig en heilig zoals God rechtvaardig en heilig is. Er was geen zonde. Och beste vriend, het is nog niet lang geleden dat de schrijver van deze brief er weer eens een diepe indruk van heeft gehad, hoe heerlijk de mens gestaan heeft in een staat waarin geen zonde was. God kan als de vlekkeloos Heilige en als de Goedheid Zelf, ja als een God Die enkel liefde is, met de ongerechtigheid niet de minste gemeenschap hebben. De apostel Johannes zegt in 1 Joh. 3 : 4: "want de zonde is de ongerechtigheid". In het Grieks staat er anomia, wat de betekenis heeft van onwettigheid. De zonde is dus met het recht in strijd en met overtreding van de wet die een wet der liefde is. Een God Die enkel liefde is, wat Hij in Zijn wet tot uitdrukking brengt, kan geen liefdeloosheid dulden. Ik heb daarom weleens gezegd en zal dat ook wel hebben geschreven, dat er boven de hel geschreven staat dat God liefde is. Als een God vol liefde kan hij de liefdeloosheid niet verdragen.

Maar dat zegt ons nu ook dat de mens in de staat der rechtheid van ogenblik tot ogenblik van Gods goedertierenheid was omringd en volop in de liefde van zijn Schepper mocht delen. Welk een gelukzaligheid was dat toch! Hoe verschrikkelijk is daarom ook de val van de mens geweest. Daardoor is de mens een hater van God en zijn naaste geworden, wat al dadelijk in het verwijt van Adam ten opzichte van zijn vrouw openbaar kwam. Er was geen liefde meer en zo was de staat waarin hij zich nu gebracht had een rampzalige staat. Nu was de mens van de gemeenschap van zijn Schepper gescheiden. Er kwam nu slaafse vrees in de plaats van de kinderlijke vrees. Als God in de hof kwam, moest de mens van Hem vandaan vluchten. Hij kon voor God niet meer bestaan. De vijgeboombladeren waarmee de mens zich bedekt had, konden hem geen bedekking geven voor de gramschap des Almachtigen.

Toch is in het komen van God in de hof de eenzijdige liefde bij God vandaan tot de gevallen mens openbaar gekomen. Hij zocht de mens weer op, die nooit meer in waarheid naar zijn Schepper gevraagd of gezocht zou hebben. En Hij deed die mens zich schuldig kennen. En we weten ook hoe de Heere toen dat veelbeteke-

nende woord tot de slang heeft gesproken, dat een belofte voor Adam en Eva inhield. Daar is de belofte gedaan van de komst van Christus in het vlees, als tot de slang gezegd werd: "En Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar Zaad; Datzelve zal u den kop vermorzelen, en gij zult het de verzenen vermorzelen”.

Daar openbaarde de Heere aan Adam en Eva het verbond der genade en Hij deed ze ook dadelijk daarin overgaan. Kwam dat nu ineens zomaar in het hart van God op om nu nog een weg ter zaligheid te ontsluiten voor de gevallen mens? Neen, dat lag van eeuwigheid al in het Goddelijk besluit. In welk besluit? In het besluit dat we het verbond der verlossing of de raad des vredes noemen. Is dus het verbond der genade van dat verbond der verlossing los te zien? Neen, dat is in wezen een en hetzelfde verbond, waarom we ook kunnen spreken over het verbond der genade van eeuwigheid. Dat is van eeuwigheid met Christus gesloten Die de Borg en Middelaar is van dat verbond, maar daar Hij in die verbondssluiting van eeuwigheid Zijn uitverkorenen heeft vertegenwoordigd, is Hij ook het Hoofd van dat verbond. Zo openbaarde God nu aan die schuldige mensen na de val die eeuwige vrije verkiezing waarin zij begrepen mochten zijn. O, welk een wonder voor Adam en Eva. Maar wat voor hen te wonderlijk was om te geloven, dat hebben zij toch mogen geloven. Adam heeft dat geloof geopenbaard, als hij zijn vrouw Eva heeft genoemd. Ze was de moeder aller levenden. Tegenover de dood kwam nu het leven te staan. En dat in Hem die de tweede Adam, het tweede Verbondshoofd is. Eva heeft dit ook mogen geloven en ervaren en dat geopenbaard bij de geboorte van Kaïn, als ze heeft gezegd: "Ik heb een man van den HEERE verkregen”.

Gevallen mensen kunnen nog zalig worden. Gevallen engelen niet. Ik heb het de laatste tijd nogal eens gezegd bij het dopen van de kinderen, dat de mens het maar nooit goed kan overnemen dat het rechtvaardig is dat Adams zonde ons wordt toegerekend. Adams zonde wordt ons echter niet toegerekend omdat hij onze vader is, want de kinderen worden zomaar niet gestraft om de zonden van hun ouders. Adams zonde wordt ons toegerekend omdat hij ons verbondshoofd is. Dat kunnen we echter ook niet rechtvaardig vinden. Daarin zien we ook weer dat er een Gods-daad aan de mens gebeuren moet om God als onze Schepper recht en gerechtigheid toe te schrijven. Maar ik heb dan ook in mijn toespraak tot de doopouders er tegelijk op gewezen dat het eigenlijk gelukkig te noemen is, dat uit kracht van de verbondssluiting de zonde van Adam aan al zijn nakomelingen toegerekend wordt. Waarom kunnen de gevallen engelen niet zalig worden? Wel, zij zijn niet in een verbondshoofd gevallen. Elke engel viel persoonlijk voor zichzelf en de andere engelen bleven ook op een zelfde wijze staande. Maar waar de engelen niet in een verbondshoofd begrepen waren en dus ook niet in een verbondshoofd zijn gevallen, kon er ook geen overdracht van schuld zijn van het ene verbondshoofd op het andere verbondshoofd. O, dat wonder waar de apostel van spreekt, als hij zegt: Want waarlijk. Hij neemt de engelen niet aan, maar Hij neemt het zaad Abrahams aan.

Zo was er voor de gevallen mens dus nog een verbondsbelofte. Maar nu kom ik tot de vraag die u me gesteld hebt. Met de belofte die de Heere aan Adam en Eva heeft gedaan, werden ze toch verdreven uit de hof van Eden. Die uitdrijving uit de hof van Eden heeft ons heel wat te zeggen. En zoals u me hebt doen weten, hebt u daar wat van aangevoeld. De mens heeft zich buiten de gunst en de gemeenschap van zijn Schepper gezondigd. In de hel zal het ten volle blijken wat het zeggen wil, dat de mens voor eeuwig door de zonde van zijn Schepper gescheiden ligt. Maar daar wordt door degenen die zalig worden hier in dit leven bevindelijk wat van ervaren. En de bevindelijke kennis daarvan is nodig, om te weten wat er heeft moeten gebeuren om de mens weer in de gemeenschap van zijn Schepper te herstellen en een eeuwige zaligheid deelachtig te doen worden.

Daarom zegt het ons ook zoveel, als de Heere cherubs heeft geplaatst tegen het oosten des hofs van Eden, en een vlammig lemmer eens zwaards, dat zich omkeerde, om te bewaren den weg van den boom des levens. We moeten er goed op letten dat er zomaar niet alleen gesproken wordt over een uitdrijven van de mens uit Edens hof, maar over een bewaren van de weg van de boom des levens. De weg tot de boom des levens werd afgesloten. Er was geen weg meer in het verbroken werkverbond tot het leven voor de gevallen mens te vinden.

Maar dan zegt het ons ook heel wat als er cherubs geplaatst werden aan de ingang van de hof om het te verhinderen dat men nog het leven zou zoeken door te eten van die boom des levens. Wat zijn cherubs? Het behoeft ons toch niet gezegd te worden dat er ook andere engelen zijn. De cherubs zijn dus engelen van andere engelen onderscheiden. Michael is een archangel of aartsengel en Gabriel kon zeggen dat hij voor God staat. Er zijn verder ook serafijnen die zoals Jesaja 6 ons doet weten de heiligheid Gods uitroepen. Maar de cherubs worden ons beschreven als bewakers van het recht Gods. Dat recht Gods moet gehandhaafd worden tegenover de gevallen mens in het straffen van de zonde. Zo heeft het ons ook veel te zeggen, als er cherubijnen waren geplaatst boven het verzoendeksel op de ark in het binnenste heiligdom. In die ark lagen de tafelen der wet. Die cherubijnen tuurden op het verzoendeksel, begerig om in te blikken in die verborgenheid dat een wet die de schuldige zondaar moet vervloeken, onder dat verzoendeksel geen vloekspraken deed horen. En op die ark stonden die cherubs ook niet met een uitgetrokken zwaard.

Maar bij de ingang van de hof van Eden stonden ze met een vlammig lemmer des zwaards. Adam en Eva wisten nu wel dat ze uit de hof verdreven waren en dat ze niet meer behoefden te proberen om in die hof te gaan en van die boom des levens te eten. Maar Adams nageslacht moest ook weten dat de weg naar de boom des levens afgesneden was. De verkorenen Gods uit het geslacht van Adam zullen dat ook wel bevindelijk aan de weet komen. Dit doet me nu terwijl ik zit te schrijven denken aan wat we in de Christenreize van Bunyan kunnen lezen. Wereldwijze heeft Christen de weg gewezen naar het huis van de heer Wettisch in het dorp Zedelijkheid. In dat dorp Zedelijkheid woonden vele fatsoenlijke, brave en zeer deugdzame mensen. Daar kon Christen een stil en rustig leven leiden en zo op de eeuwige zaligheid aangaan. Het is Christen echter niet gelukt om in dat dorp Zedelijkheid te komen. Toen hij dichtbij die heuvel was gekomen die hij moest passeren om in dat dorp Zedelijkheid te komen, schoten er bliksemstralen uit die heuvel en Christen vreesde daardoor dodelijk getroffen te worden.

Nee, in een weg van wettisch werk is nooit de zaligheid meer door ons te verkrijgen. De verkorenen Gods zullen echter zeker de zaligheid verkrijgen. En dat niet buiten de wet om, maar door een rechte weg. Het eeuwige leven blijft verbonden aan het doen der wet. Maar och, vriend, dit doet ons nu denken aan wat er gebeurd is, als Christus als de tweede Adam moest herstellen wat de eerste Adam door zijn bondsbreuk had misdreven. Christus moest het hemelse paradijs voor de Zijnen ontsluiten. Maar dan moest Hij die cherubs passeren. En wat is er toen gebeurd? Toen is het vlammig lemmer des zwaards op Hem neergedaald. Maar zo is de weg naar het hemels paradijs door Hem voor de door God ter zaligheid verkoren Kerk ontsloten. Nu is Christus Zelf de Boom des levens in het midden van de straat in het hemelse paradijs, zoals we in Openbaring 22 beschreven kunnen vinden. Hij heeft de wet volmaakt gehoorzaamd en de vloek der wet weggedragen.

Welk een zaligheid staat nu toch de Kerk te wachten in het hemels paradijs! Een zaligheid waarvan de voorsmaken in dit leven gekend worden. Maar dan ook door degenen die het zullen weten hoe de weg in een verbroken werkverbond voor eeuwig afgesneden is. En toch verkrijgt men de zaligheid op een eerlijke en rechte wijze, niet in de schending van de wet, maar in volkomen overeenstemming met de eis van die heilige wet. De Heere had er dus wel wat mee voor als Hij cherubs plaatste bij de ingang van de hof van Eden om te bewaren de weg van de boom des levens. Hij wees daarin al heen naar die enige weg waardoor de gevallen zondaar weer tot het leven komt. En dan tot het eeuwige onverliesbare leven in de gemeenschap van zijn Schepper. Die zaligheid zal nog veel groter zijn dan de zaligheid die Adam en Eva in het aardse paradijs in de gemeenschap van hun Schepper mochten smaken. Men zal weten uit welk een grote nood en dood men verlost geworden is. Eeuwig zal men Christus als de Boom des levens mogen aanschouwen en van de vrucht van die boom ten volle verzadigd worden. Als ik daar zo over zit te schrijven, ga ik daar ook nog naar verlangen. U ook? Och, de Heere geve ons om zo eens recht te verstaan wat de betekenis van die woorden is die we in Genesis 3 : 24 kunnen vinden en waar ik op uw verzoek nu iets over heb mogen schrijven. Hartelijk gegroet en Gode bevolen!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 juli 2000

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Antwoord per brief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 juli 2000

De Wachter Sions | 8 Pagina's