Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Terzijde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Terzijde

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Censurabel (2)

Wat is nu eigenlijk censurabel? We hebben in een eerste artikel over dit onderwerp gewaarschuwd voor een gevaar dat ons bedreigt wanneer we deze vraag stellen. Inderdaad, er is onderscheid tussen zonde en zonde. Niet iedere zonde is censurabel, in die zin dat die onder de kerkelijke censuur brengt. Maar dat mag nooit leiden tot de gedachte, dat er bepaalde zonden zouden zijn waar we in de praktijk van het kerkelijke leven met alle macht tegen zouden moeten optreden, en dat andere zonden blijkbaar wat minder erg zouden zijn en dat we die wel door de vingers zouden mogen zien. Elke zonde is altijd een aantasting van de hoge majesteit Gods. Van alle zonden in woorden en werken zal de mens rekenschap moeten afleggen voor Gods rechterstoel, ja, zelfs ook van al de zonden in onze gedachten. Zo gemakkelijk kan door een verkeerde praktijk van kerkelijke censuur de gedachte postvatten, dat het allemaal wel in orde is, zolang men maar geen censurabele zonde bedrijft.

Dit vooropgesteld hebbende, stellen we dan nu concreet de vraag: Welke zonde stelt dan bloot aan de kerkelijke censuur?

Onze catechismus zegt er in het algemeen dit van, in Zondag 31, dat censurabel zijn 'degenen die onder de Christelijke naam onchristelijke leer of leven voeren'. De kerkorde omschrijft het in artikel 72 zo: 'Wanneer iemand tegen de zuiverheid der leer, of vromigheid des wandels zondigt’.

Wij laten nu de tucht over de leer rusten en beperken ons tot de tucht met betrekking tot de levenswandel. Censurabel zijn dan, eenvoudig gezegd, 'degenen die onder de Christelijke naam onchristelijke leer of leven voeren', zij die zondigen tegen de 'vromigheid des wandels’.

Het is niet wenselijk, dat de kerk een lijst van censurabele zonden opstelt. Wij zouden dan een reglementenbundel krijgen, waardoor het geestelijke karakter van het opzicht en de vermaning door de kerkenraad verloren zou gaan. Wel kan er incidenteel aanleiding zijn, dat een kerkelijke vergadering tegen een bepaald gedrag of een bepaalde opvatting een speciale waarschuwing doet uitgaan en uitspreekt dat zoiets onder ons niet gevonden zou mogen worden. Dat zal met name het geval zijn wanneer het gaat om nieuw opkomende zaken, waarover uiteraard geen direct verbod in de Schrift te vinden is, en ook niet teruggegrepen kan worden op de praktijk van vorige geslachten.

Maar de gedachte blijve levend onder ons, dat door elke zonde in woorden of werken wij onszelf voorwerp maken van ambtelijke vermaning.

Die ambtelijke vermaning, hoe belangrijk is die! Het hoeft niet altijd plechtstatig. Het kan soms in alle eenvoudigheid: Joh, zeg, wat je daar deed, of zei, dat kan zo toch niet! En gelukkig is het dan nog heel dikwijls zo, ook in onze tijd, dat zo'n woord doel treft, omdat het aansluiting vindt bij een consciëntie daarbinnen. En men laat het voortaan na.

Echter, zo is het niet altijd. Artikel 76 van de kerkorde stelt dan: 'Zo wie hardnekkiglijk de vermaning des kerkenraads verwerpt, insgelijks die een openbare of anderszins een grove zonde gedaan heeft, ' dan komt het tot de kerkelijke censuur.

Belangrijk is daarbij of het om een zonde gaat die aanleiding geeft tot 'openbare ergernis' (een uitdrukking uit artikel 72). Daardoor is het namelijk een zaak van de hele gemeente geworden. Denk aan de droevige tuchtzaak in Korinthe waarover Paulus schreef, 1 Korinthe 5, 2 Korinthe 2, en onderzoek de kanttekeningen.

Daarbij willen we wijzen op twee factoren die van gewicht zijn.

De kerkenraad dient goed te onderzoeken wat de oorzaak is van de openbare ergernis. Ergernis kan er namelijk ook zijn, wanneer iemand afwijkt van een algemeen heersende opvatting, afwijkt van wat de andere mensen doen, terwijl men toch niet kan zeggen dat zijn opvatting of gedrag zonde is tegen de wet Gods. Hij kan afwijken van een (plaatselijke) gewoonte, of in strijd handelen met wat de traditie voorschrijft, of ingaan tegen wat toch in de grond der zaak niet anders is dan een menselijke inzetting.

Ook mag een kerkenraad dan niet stellen: Wij hebben het zus of zo ingesteld, en wie zich daar niet aan houdt, maakt zich mitsdien schuldig aan overtreding van het vijfde gebod.

De kerkenraad moet dus niet te snel afgaan op het begrip 'openbare ergernis'. De zaak die de ergernis heeft opgeroepen, moet waarlijk zonde zijn tegen de wet Gods.

Anderzijds kan het weleens gewenst zijn, dat de kerkenraad in die andere gevallen, waarin dus op zichzelf niet gesproken kan worden van een overtreding van Gods gebod, toch aan de persoon in kwestie vraagt, rekening te houden met de gevoelens van anderen, naar de regel die Paulus stelde in Romeinen 14 en 1 Korinthe 8. 'Daarom, indien de spijze mijn broeder ergert, zo zal ik in eeuwigheid geen vlees eten, opdat ik mijn broeder niet ergere, ' 1 Korinthe 8:13. Wie daar dan niet van weten wil en eigen gedrag doorzet, handelt wel in strijd met de wet der liefde.

In de tweede plaats dienen wij als het om openbare ergernis gaat, goed te zien, wat een zonde tot een ergerlijke zonde maakt. Wanneer is een zonde ergerlijk? Ons antwoord daarop is: dan, wanneer de zonde heerschappij voert.

Wij nemen ergernis dan niet in de vervlakte betekenis die het in het huidige spraakgebruik heeft gekregen. Wij spreken tegenwoordig van ergerlijk als iets waaraan andere mensen zich ergeren = ergens boos om worden, er schande van spreken. Maar de betekenis van het woord ergernis in de Bijbel is altijd: aanstoot geven, anderen tot zonde verleiden, meetrekken op het slechte pad.

Het woord ergernis of aanstoot (Grieks: skandalon) betekent een steen of iets dergelijks dat in de weg ligt, waaraan men zich stoot, en waardoor men ten val gebracht wordt (kanttek. op 1 Joh. 2:10). Het woord aanstoot beduidt somwijlen een droefheid die men heeft over hetgeen iemand onbehoorlijk doet, maar hier beduidt het een vrijmoedigheid, die iemand neemt om te doen gelijk een ander, hoewel hij gevoelt dat de ander kwalijk doet (kanttek. op 1 Kor. 8:9). Daarom is het ergernis geven in de gemeente zo erg, omdat men door zijn slechte voorbeeld anderen tot zonde verlokt. Iemand ergeren is in het bijbelse spraakgebruik hem tot zondigen verwekken of brengen (kanttek. op Matth. 5:29), iets doen, spreken of leren, waardoor hij een ander tot zondigen of afval beweegt (kanttek. op Matth. 18:6). Zie ook Romeinen 14:13 en 21.

Bij de toepassing van de censuur gaat het dus niet alleen om het behoud van de zondaar (dat wel in de eerste plaats), maar tegelijk ook om het heil van de hele gemeente. Zie nog Openbaring 2:6, 14 - 15, 20 - 23.

Samenvattend, wat is dus censurabel?

1) Het gaat dan om een grove zonde tegen enig gebod des Heeren. (Die uitdrukking 'grove zonde' wordt bij herhaling gebruikt in de kerkorde-artikelen die over de kerkelijke tucht gaan, zie artt. 76, 79, 80)

2) Het geeft ergernis.

3) Er is sprake van verwerping van de vermaning en van hardnekkige volharding.

Over de wijze waarop de censuur geoefend moet worden, handelen we nu niet. De ambtsdragers dienen daarbij over veel wijsheid te beschikken, duurzame zelfkritiek en grote liefde. Ontbreekt dat laatste, dan staat reeds bij voorbaat vast, dat de censuur haar doel, het behoud van de zondaar, voorbij zal schieten.

De censuur zal steeds geestelijk geoefend dienen te worden, met vermijding van alle werelds machtsvertoon. Nooit mag de indruk gewekt worden, dat men bezig is de conscintie te dwingen tot aanvaarding van min of meer willekeurige leefregels, die in de grond der zaak onder het oordeel van Christus vallen 'lerende leringen die geboden van mensen zijn’.

Het streven zal te allen tijde moeten zijn, betrokkene ervan te doordringen, dat het de kerkenraad te doen is om het heil van een kostelijke ziel. Inzonderheid in deze ambtelijke arbeid worde zo iets zichtbaar van wat de apostel deed betuigen: Want de liefde van Christus dringt ons.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 september 2000

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Terzijde

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 september 2000

De Wachter Sions | 8 Pagina's