Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Antwoord per brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Antwoord per brief

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geachte heer of mevrouw N.W.,

Daar ik maar een paar letters als afkorting heb kunnen ontcijferen, weet ik niet of ik aan een man of een vrouw, aan een jongen of meisje zit te schrijven. U hebt echter verder uw brief getypt, dus die heb ik goed kunnen lezen. En als ik uw vraag ga beantwoorden, dan weet u wel dat ik u bedoel. U hebt me gevraagd om eens een brief te schrijven over Ezau, die een plaats des berouws met tranen zocht, maar die niet vond. En uit de inhoud van geheel uw schrijven, kan ik wel begrijpen hoe u tot die vraag gekomen bent. Ik heb uw brief met aandacht gelezen. Echter heb ik wel begrepen, dat u deze woorden van de apostel opvat zoals velen dat met u doen.

We lezen in Hebreeën 12 : 16 en 17: "Dat niet iemand zij een hoereerder, of een onheilige, gelijk Ezau, die om één spijze het recht van zijn eerstgeboorte weggaf Want gij weet, dat hij ook daarna, de zegening willende beërven, verworpen werd; want hij vond geen plaats des berouws, hoewel hij dezelve met tranen zocht". Ik moet dus wel eerst even beginnen met de betekenis van deze tekst u goed toe te lichten. Als er staat dat Ezau geen plaats des berouws vond, dan wil dat zeggen dat hij bij zijn vader Izak geen berouw vond, als Izak Jakob de zegen van de eerstgeborene had geschonken in plaats van aan hem als zijn eerstgeborene. De kanttekening zegt daar zo met nadruk bij: "Want dit berouw was het dat Ezau met tranen zocht". Hij zocht dus niet tot een waar berouw te komen. Als ik uw brief goed gelezen heb, dan begrijp ik daaruit dat u maar niet een waar schuldenaar voor God kunt worden. Al uw bidden en vragen om daar eens toe te mogen komen, schijnt tevergeefs te zijn. Daar u mij gevraagd hebt om over die tekst iets te schrijven waarin over dat berouw van Ezau wordt gesproken, wil ik proberen om dat te doen. Het mocht voor u en voor anderen nog eens tot enig onderwijs zijn. En het zou groot zijn, als de Heere dat onderwijs zou willen gebruiken om u uit bepaalde strikken te verlossen. De geschiedenis waarop de apostel doelt, is ons bekend. Allereerst moeten we denken aan wat we in Genesis 25 beschreven kunnen vinden. We lezen daar, dat Jakob een kooksel gekookt had en dat Ezau uit het veld kwam en moede was. Ezau heeft tot Jakob gezegd: "Laat mij toch slorpen van dat rode, dat rode daar". En Jakob heeft daarvan gebruik gemaakt met tot hem te zeggen: "Verkoop mij op dezen dag uw eerstgeboorte". Daarop heeft Ezau gezegd: "Zie, ik ga sterven; en waartoe mij dan de eerstgeboorte? " De onverschilligheid van Ezau in betrekking tot de gewichtigste zaken, was uit die woorden van Ezau duidelijk te beluisteren. En het hoofdstuk zegt dan ook: "Alzo verachtte Ezau de eerstgeboorte". Het eerstgeboorterecht hield veel in. De eerstgeborenen ontvingen een dubbel deel in de erfenis van hun ouders. De eerstgeborene werd ook boven zijn andere broeders gesteld. Maar de eerstgeborene deelde ook in de bijzondere patriarchale zegen. In Abraham en zijn zaad zouden alle volken der aarde gezegend worden. De komst van Christus werd alzo in die zegen toegezegd.

Laten we nu maar ineens met enkele woorden zeggen, wat Ezau verachtte. Hij verachtte zijn zaligheid, als hij op zulk een onverschillige wijze heeft gezegd: "Waartoe mij dan de eerstgeboorte? " We weten wel dat Ezau de zaligheid niet zou verkrijgen. Als Rebekka bevrucht was en als de kinderen zich te zamen stieten in haar lijf, dan heeft zij op haar vragen van de Heere ten antwoord gekregen, dat twee volken in haar buik waren en twee natiën zich uit haar ingewand vaneen zouden scheiden; en het ene volk zou sterker zijn dan het andere volk, en de meerdere zou de mindere dienen.

Ik moet dus allereerst weer wijzen op de verwerping van Ezau. Als ik daarover schrijf, zal ik wel weer als een h5rpercalvinist betiteld worden, want men mag nu eenmaal met geen enkel woord meer iets zeggen van verkiezing en verwerping. Maar dan is Paulus ook wel een hypercalvinist geweest, al heeft hij reeds lang voor Calvijn geleefd. In Romeinen 9 heeft hij immers duidelijk geschreven: "Want als de kinderen nog niet geboren waren, noch iets goeds of kwaads gedaan hadden, opdat het voornemen Gods, dat naar de verkiezing is, vast bleve, niet uit de werken, maar uit den Roepende". God heeft soeverein verkoren en verworpen. Die soevereiniteit van God zou men maar moeten verzwijgen. De Heere heeft me echter geschonken, van mijn jonge jaren af, om die soevereiniteit in verkiezing en verwerping hoog te houden, trots al de vijandschap die ik toen ook reeds daarom onderworpen was. En oud geworden zijnde hoop ik tot aan het einde van mijn leven hierin door te mogen gaan. Ik heb ze openbaar zien komen, die hun ergernis aan die leer te kennen gaven. Maar ik heb ook met de ware Kerk des Heeren altijd een nauwe vereniging des harten mogen ervaren als het over die vrije soevereine verkiezing Gods mocht gaan in de prediking en in de gesprekken. De eeuwigheid zal ervoor nodig zijn om God te aanbidden en te bewonderen om die vrije soevereine verkiezing.

Ik weet echter wel welke bezwaren men heeft tegen een prediking waarin men de verkiezing en verwerping niet verzwijgt. Men zou daarmee de verantwoordelijkheid van de mens niet voldoende handhaven. Men zou ook kunnen zeggen dat men dan niet genoeg de mens een rustgrond in zijn eigen werk kan geven. Maar als men de prediking van de verkiezing en verwerping Gods ervan beschuldigt, dat die de verantwoordelijkheid van de mens wegneemt en de mens dus lijdelijk en zorgeloos maakt, dan durf ik toch met vrijmoedigheid te zeggen dat een rechte prediking van de leer der voorverordinering dat niet doet. En juist ook het voorbeeld van Ezau, waar ik nu iets over moet schrijven, doet ons weten dat de mens ten volle verantwoordelijk staat voor de versmading van zijn zaligheid. De apostel stelt met alle ernst Ezau tot een waarschuwend voorbeeld, als hij zegt: "Dat niet iemand zij een hoereerder, of een onheilige, gelijk Ezau, die om één spijze het recht van zijn eerstgeboorte weggaf'. Hij noemt dus ook de hoereerder. Daar zou vooral in deze tijd ook genoeg over te zeggen ofte schrijven zijn. Over de hoererij wordt op heden zeker wel heel lichtvaardig gedacht. En dat ook op godsdienstig terrein, ja in eigen kerkelijk leven. Maar we

moeten nu in het bijzonder even onze aandacht geven aan de versmading van Ezau van zijn eerstgeboorterecht.

De apostel zegt: "Want gij weet, dat hij ook daarna de zegening willende beërven, verworpen werd; want hij vond geen plaats des berouws, hoewel hij dezelve met tranen zocht". Het woord verworpen wijst ons hier niet op de verwerping van eeuwigheid, maar op een verwerping van hem door Izak, daar Izak hem de zegen van de eerstgeborene op zijn ernstig smeken toch niet heeft gegeven. We kennen ook die geschiedenis. Izak voelde zijn einde naderen. Hij riep Ezau en zeide tot hem: "Zie nu, ik ben oud geworden, ik weet den dag mijns doods niet. Nu dan, neem toch uw gereedschap, uw pijlkoker en uw boog, en ga uit in het veld en jaag mij een wildbraad. En maak mij smakelijke spijzen, zoals ik ze gaarne heb, en breng ze mij, dat ik ete; opdat mijn ziel u zegene, eer ik sterve". We weten dat hij Ezau beminde boven Jakob, want het wildbraad was naar zijn mond. Het vlees kant zich altijd tegen de vrije genade en zo ook tegen het soevereine werk Gods in verkiezing en verwerping. Daar moeten die mensen die ons altijd maar beschuldigen van hypercalvinisme ook maar eens goed aan denken. Izak heeft echter aan Ezau de zegen van de eerstgeborene niet mogen geven. Rebekka is tussenbeide gekomen en heeft er wel voor weten zorgen dat Jakob die bijzondere zegen kreeg. En Jakob heeft hierin bedrieglijk moeten handelen. Izak heeft eigenlijk Ezau de zegen van de eerstgeborene gegeven, want hij dacht dat Jakob Ezau was. Maar door de bedriegelijke handeling van Rebekka en Jakob heen, volvoerde God toch Zijn eeuwige raad. Jakob moest de voornaamste zegen krijgen. We weten echter wat er gebeurd is als Ezau van de jacht thuis gekomen is. En nu komt er, waar ik in het bijzonder iets over moet schrijven. Als Ezau nu van zijn vader moest horen dat Jakob de zegen van de eerstgeborene van zijn vader ontvangen had, zo schreeuwde hij met een grote en bittere schreeuw gans zeer; en hij zeide tot zijn vader: "Zegen mij, ook mij, mijn vader". Maar Izak kon hem die zegen niet meer geven. Ezau zocht nu een plaats des berouws, niet een plaats van waar berouw bij God, maar bij zijn vader. Izak moest van hem berouw hebben over het zegenen van Jakob. Dit was het berouw dat Ezau met tranen zocht, zoals de kanttekening ook duidelijk zegt. En al de goede verklaarders zeggen het ons niet anders. U ziet dus wel dat deze tekst nogal eens verkeerd wordt verstaan.

Ezau had geen berouw over zijn zonde, maar over het gevolg daarvan. Uit uw schrijven meen ik bemerkt te hebben dat het uw begeerte is om in een waar berouw en leedwezen over uw schuld eens voor God in te mogen vallen. En zeker, dat is het plekje waar het bij een mens eens zal moeten komen. U hebt me geschreven dat u wel weet uit de prediking dat er vergeving is voor de grootste der zondaren, maar dat uw hart toch ontvankelijk gemaakt moet worden voor de vrije genade, want uit uzelf hebt u geen handen des geloofs. Ook weet u dat de mens zich zo graag voor de eeuwigheid bedriegt. U denkt dus wel anders over onze prediking dan vele anderen dat doen. Die prediking wordt door u er dus niet van beschuldigd, dat er geen Evangelie in is te beluisteren. U kunt echter dat Evangelie zomaar niet aangrijpen. U mist de handen des geloofs.

Nu ben ik ertoe geroepen om u eerlijk te behandelen. Als anderen, vooral in deze tijd, u zo zouden horen spreken of zien schrijven als ik nu uit uw schrijven heb weergegeven, dan zouden ze u dadelijk wel gerust stellen en u doen weten dat u maar had te geloven dat er ook voor u genade is. En zeker, ik heb u daarop ook te wijzen, dat er genade te vinden is ook voor u, zeker ook wel als u er zo bang voor bent dat u een Ezau bent en dat er voor u geen plaats des berouws is te vinden. Ezau heeft geen waar berouw gezocht. Hij heeft er niet het minste berouw over gehad dat hij zijn eerstgeboorterecht verkocht had voor een schotel linzenmoes. Neen, over de verachting van zijn zaligheid had hij geen berouw. Als zijn vader hem niet de eerstgeboortezegen heeft gegeven, heeft hij Jakob gehaat en zocht hij hem te doden. En zo wordt hij ons nu door de apostel tot een waarschuwend voorbeeld gesteld. En zo is die waarschuwing van de apostel dus van een evangelische inhoud. U moet er eens goed over denken wat het betekent, als de apostel zegt: "Dat niet iemand zij een hoereerder, of een onheilige, gelijk Ezau, die om één spijze het recht van zijn eerstgeboorte weggaf". Ditzelfde heb ik u nu ook te schrijven. U bent nog in het kostelijk heden der genade. Uit uw schrijven heb ik bemerkt dat de zaligheid u geen onverschillige zaak is. Dus u bent hierin aan Ezau niet gelijk. En nu zult u door mij niet gepleisterd willen worden met loze kalk, wat ik ook niet hoop te doen. Ik heb er u echter wel op te wijzen wat het ontzettende is geweest van de verachting van Ezau van zijn eerstgeboorterecht. Hij bekommerde zich om zijn zaligheid, maar dan ook om Christus niet. Staat u ook onverschillig tegenover die dierbare Persoon, Die u toch in de rechte prediking altijd als zo onmisbaar voor uw ziel wordt voorgesteld? Och, vraag toch maar of de Heere u op het plekje wil brengen waar u uit uzelf niet kunt komen. Ik mag u dan toch ook wel schrijven dat het een getrouw woord is en alle aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om de zondaren zalig te maken. De apostel zegt: "Van welke ik de voornaamste ben". De man die aan u nu zit te schrijven, heeft dit de apostel nog steeds niet gewonnen kunnen geven. Men kan die man om zijn prediking van verkiezing en verwerping hard en meedogenloos vinden, maar het is weleens zo voor hem geworden, dat hij er niets tegenin te brengen had, als heel de wereld van alle mensen uitverkoren was en hij alleen verworpen. Alle mensen konden nog zalig worden, maar hij niet meer. En dat was rechtvaardig. Ook al was die man voor de uitbrekende zonden bewaard gebleven, hij werd de grootste der zondaren. Maar zou het dan geen wonder voor zo'n man geworden zijn, als hij mocht geloven dat hij een door God gekende en verkorene was en dat ter onderscheiding van zovele anderen, veel beter en waardiger dan hij? Zou hij dan over het wonder van de verkiezing en verwerping kunnen zwijgen? Maar zou hij dan ook kunnen nalaten om aan anderen de weg aan te wijzen die in Christus voor de grootste der zondaren geopend is? Och, u mocht nog eens recht zien waar het bij u hapert. U moet wel schuldenaar voor God worden, zal er plaats in uw hart voor die dierbare Persoon des Middelaars zijn. Maar God is in geen wettische weg door u te bewegen. Dat zult u ook moeten leren verstaan. Ik hoop dat u nog eens een keer echt niet meer weet hoe het moet. U weet nu nog te goed waar het met u komen moet. Vraag of de Heere u leiden, leren en recht ontdekken wil en u op de plaats wil brengen waar u zult moeten komen. Dan schrijft u de Heere niets meer voor. Het eigen werk zit er bij de mens toch altijd nog zo heimelijk tussen. Uw schuld staat God niet in de weg, maar de eigengerechtigheid doet ons zoveel kwaad. Het heeft bij Ezau aan tranen ook nog wel niet ontbroken, want hij zocht een plaats des berouws met tranen. God is echter ook door onze tranen niet te bewegen.

Uit uw schrijven heb ik echter wel bemerkt dat u bang bent voor hetgeen waar Ezau niet bang voor was. Daarom heb ik u graag een antwoord op uw schrijven willen geven, al hebt u daar ook nog wel wat lang op moeten wachten. Het is een gewichtig onderwerp waarover ik nu heb moeten schrijven. Er is veel meer over te schrijven dan dat ik nu heb kunnen doen. Niet alleen voor u is dit schrijven dan ook bedoeld, want de brief wordt ook door vele anderen gelezen. Het woord van de apostel heb ik dan ook niet alleen voor u, maar ook voor anderen te gebruiken, als hij zo ernstig waarschuwend heeft geschreven: "Dat niet iemand zij een hoereerder, of een onheilige, gelijk Ezau, die om één spijze het recht van zijn eerstgeboorte weggaf”.

Dit schreef de apostel aan de gelovige Hebreeën. Het Jodendom in zijn dagen zowel als in Jezus' dagen verkocht ook het eerstgeboorterecht voor een schotel linzenmoes. Men begeerde een aards koninkrijk boven de zaligheid der ziel. O wat was die versmading van die dierbare Zaligmaker toch een verschrikkelijke zaak! Hebt u werkelijk een Zaligmaker voor uw schuldige ziel nodig? Dan mag ik u schrijven dat die Zaligmaker er is. Schrijf God geen paal of perk voor, maar vraag Hem of Hij u als een gans schuldige aan de voeten van die dierbare Zaligmaker zal willen brengen. Lees verder Hebreeën 12 nog maar eens na. Ik hoop dat voor u dan ook zal mogen gelden dat ge niet gekomen zijt tot de tastelijke berg, en het brandende vuur, en donkerheid, en duisternis en onweder, maar tot de berg Sion en de stad des levenden Gods, tot het hemelse Jeruzalem en de vele duizenden der engelen". De Heere zegene daartoe dit gebrekkige geschrijf voor u en ook nog voor anderen.

Hartelijk gegroet en Gode bevolen!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 oktober 2000

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Antwoord per brief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 oktober 2000

De Wachter Sions | 8 Pagina's