Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Terzijde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Terzijde

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ezra en Nehemia

Er is een oud verhaal, dat telkens weer terugkomt, wanneer het gaat om het gebruik der middelen. Het is het verhaal van het verschil tussen Ezra en Nehemia. Ezra schaamde zich om van de Perzische koning een heir en ruiters te begeren om hem en zijn medereizigers te beschermen tegen de vijand op de reis naar Jeruzalem. Hij verzocht het van de Heere, of Hij hen en hun kinderkens en al hun have veilig zou willen geleiden (Ezra 8:21 - 23). Nehemia echter, in gelijke omstandigheden, vroeg de koning om een geleide (Nehemia 2:7 - 9). Wat Ezra niet durfde, vanuit zijn tere conscientie, dat mocht Nehemia met vrijmoedigheid doen, en we kunnen ook nergens lezen dat de Heere dat in Nehemia heeft afgekeurd. Zo luidt het verhaal. Met andere woorden: daarin moeten wij elkander vrij laten. Nehemia moet Ezra niet beschuldigen van onverantwoordelijk gedrag, en Ezra moet Nehemia niet veroordelen als zou deze vlees tot zijn arm stellen. Het is dan wel eenvoudig in te denken, hoe de toepassing dan vervolgens wordt gemaakt in de richting van vaccinatie, verzekering en dergelijke zaken.

Dit verhaal is al te vinden in een boekje dat bijna honderd jaar geleden verscheen. En het keert telkens weer terug, vooral ten tijde van een epidemie van de een of andere besmettelijke ziekte. De bedoeling waarmee men het vertelt, is meestal, dat Nehemia ten voorbeeld gesteld wordt.

Het is ontegenzeggelijk waar, dat twee kinderen Gods tot uiteenlopende beslissingen kunnen komen. De een heeft er geen bezwaar tegen om van een bepaald middel gebruik te maken, terwijl de ander dat niet durft te doen. Dan zal het er maar op aankomen, hóe men het doet en hóe men het nalaat. Hetzij dan dat gijlieden eet, hetzij dat gij drinkt, hetzij dat gij iets anders doet, doet het al ter ere Gods, zeide de apostel in de kwestie van het eten van wat in het vleeshuis verkocht was. Die daar eet, die eet zulks den Heere, want hij dankt God; en die niet eet, die eet zulks den Heere niet, en hij dankt God. En al wat uit het geloof niet is, dat is zonde. Maar dat kan natuurlijk niet betekenen, dat het middel er niet toe doet. Hoe belangrijk ook de gesteldheid des harten is waarmee men van een bepaald middel gebruik maakt, het kan onmogelijk alleen de gesteldheid des harten zijn, waaraan de daad beoordeeld wordt. Vooronderstelling daarbij is, dat het middel waar het om gaat, in zichzelf geoorloofd is. Het doel heiligt de middelen niet, en de gesteldheid des harten ook niet. Het is onmogelijk, de Heere te danken voor middelen die in zichzelf slecht zijn. Zulke middelen zijn altijd ongeoorloofd.

Maar hoe zit het nu met Ezra en Nehemia. Is het verhaal dat we boven hebben weergegeven, juist? Wanneer we de Schrift nauwkeurig lezen, klopt het niet.

Er is veel, dat gelijk loopt in de geschiedenis van Ezra's gang naar Jeruzalem en die van Nehemia, veertien jaar later. Ezra en Nehemia waren allebei hoge ambtenaren van de Perzische koning Arthahsasta. Van Nehemia weten wij dat zeker. Hij was schenker aan des konings hof, een hoge functie. Van Ezra leiden de meeste uitleggers uit de Schriftgegevens af, dat hij naast schriftgeleerde een taak had aan het hof, als vertegenwoordiger van de Joodse godsdienst.

Allebei krijgen zij de opdracht van de koning om de leiding op zich te nemen van het Joodse volk in Jeruzalem en Juda. Nehemia wordt benoemd tot landvoogd van Juda. De functie van Ezra wordt niet genoemd, maar die moet wel vergelijkbaar zijn geweest. Uit de lastbrief die hij meekrijgt, blijkt immers dat hij vergaande bevoegdheden krijgt voor wat betreft de aanstelling van regeerders en rechters, alsook volmacht om degenen die zich niet aan zijn leiding zouden onderwerpen, zwaar te straffen (Ezra 7:25, 26). Uit alles blijkt, dat Ezra maar niet als particulier persoon met toestemming van de koning naar Juda gaat, maar in 's konings dienst, met een ambtelijke opdracht. Hij wordt uitgezonden door de koning en zijn zeven raadsheren (Ezra 7:14), het hoogste college dat het Perzische rijk kende.

Beide vertrekken dan ook met lastbrieven, die tot doel hadden, de Perzische militairen en ambtenaren in het gebied 'aan gene zijde der rivier' (vanuit Perzië bezien aan de overkant van de Eufraat) te instrueren, dat zij Ezra en Nehemia van dienst moesten zijn, omdat zij de leiding hadden gekregen over de Joden in Juda, in opdracht van koning Arthahsasta. De lastbrief van Ezra staat volledig uitgeschreven in Ezra 7:12 - 26. Die brief had de status van een wet van Meden en Perzen, zoals kan blijken uit het laatste vers. Beiden genoten in dit alles, zoals wij uit de historie kunnen opmaken, het volle vertrouwen van de koning.

Waarom deed koning Arthahsasta dat allemaal? Dat zal niet uit genegenheid voor het Joodse volk en nog minder uit oprechte liefde voor de dienst des Heeren geweest zijn. Het paste goed in de Perzische politiek om de baas te kunnen blijven over de vele onderworpen volken. In die tijd dreigde oorlog tussen Perzië en Egypte en de koning had er dus direct belang bij, dat de Joden in Juda geen gemene zaak met de vijand zouden maken. Maar hoe 's konings overwegingen ook geweest mogen zijn, in dit alles volvoerde God Zijn raad. Zo moest de Perzische koning dienstbaar zijn ten nutte van het bondsvolk.

Ezra en Nehemia werden allebei ook goed voorzien van financiële middelen om hun werk in Juda naar behoren te kunnen doen. Wij lezen zelfs, dat Ezra 650 talenten zilver en 100 talenten goud mee mocht nemen, waarvan een groot deel een persoonlijke gift was van de koning en zijn raadsheren (Ezra 7:15 en 16; 8:25 en volgende). Een talent was ruim 34 kilo. Het sprak vanzelf, dat wanneer een hoge Perzische ambtenaar met zijn ondergeschikten werd uitgezonden voor een dergelijke belangrijke taak, hij kon rekenen op een militair escorte, zeker als hij dan ook nog eens zoveel goud en zilver en andere schatten bij zich had. Zo lezen we het dan ook in Neh. 2:9 aangaande Nehemia: En de koning had oversten des heirs en ruiters met mij gezonden. Daar hoefde hij niet eens om te vragen.

Maar dan krijgen we het wonderlijke verschil: Ezra kreeg die militaire begeleiding niet. Waarom niet? Dat weten wij niet. Is koning Arthahsasta het vergeten? Dat kunnen wij ons nauwelijks voorstellen. Men bedenke met hoeveel schatten Ezra op weg zou gaan, en hoeveel geld van de koning zelf daarbij was. Heeft de koning het wellicht opzettelijk nagelaten, om Ezra op de proef te stellen? Nehemia kende hij als zijn schenker goed. Met hem had hij blijkens Nehemia 2 een hartelijke verhouding. Ezra zal hij minder goed gekend hebben. Wellicht was de koning wel wat bang van die strenge Joodse schriftgeleerde. Heeft hij eens willen proberen, wat de godsdienst van die zwaren in de praktijk betekende? Ezra had toch gezegd, toen hij de opdracht van de koning gekregen had: De hand onzes Gods is ten goede over allen die Hem zoeken, maar Zijn sterkte en Zijn toorn over allen die Hem verlaten? Ongetwijfeld zal de koning beseft hebben, dat Ezra met dat laatste ook hem op het oog had, hoe bewogen en liefdevol wellicht ook uitgesproken. Ik wil weleens zien, hoe groot het geloof van die man in werkelijkheid is, kan de koning wel gedacht hebben.

In elk geval heeft Ezra het zo aangevoeld. En daarom wilde hij van de koning geen militair geleide vragen. Hij zag dat nu als een verloochening van zijn God en een aantasting van Diens eer, als zou Hij Zijn volk niet kunnen beschermen. Had de koning het escorte gegeven, Ezra zou er geen bezwaar tegen hebben gemaakt, evenmin als Nehemia dat deed. Waarom zouden zij? Ze hadden toch ook hun militaire bewaking later, op de muren van Jeruzalem? Het middel was op zichzelf volkomen geoorloofd. Dat het heidense soldaten waren, behoefde ook geen bezwaar te zijn. Had David ook niet zijn Krethi en Plethi? Maar voor Ezra gold het nu de ere Gods om geen soldaten te vragen. Alzo vastten wij en verzochten zulks (namelijk een veilige reis) van onze God, en Hij liet Zich van ons verbidden. En de hand onzes Gods was over ons en redde ons van de hand des vijands (Ezra 8:23, 31).

Duidelijk moge het nu zijn, dat er geen sprake van is geweest, dat Nehemia wat vrijmoediger was dan Ezra en het wat gemakkelijker nam, en dat dat ons ten voorbeeld kan zijn om middelen, die door sommigen van Gods volk principieel afgewezen worden, toch maar te gebruiken, net als Nehemia deed. Het ging hier om een middel dat volkomen geoorloofd was, maar waarvan Ezra in een bijzondere situatie heeft afgezien om een reden die nu genoegzaam in het licht is gesteld.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 november 2000

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Terzijde

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 november 2000

De Wachter Sions | 8 Pagina's