Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Bron (15)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Bron (15)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Izak trouwt Rebekka

"En Izak bracht haar in de tent van zijn moeder Sara; en hij nam Rebekka en zij werd hem ter vrouw, en hij had haar lief."

Gen. 24:67

Abraham had een goede en godvrezende knecht die Eliëzer heette. Daar Abraham zich ouder voelde worden, riep hij hem op zekere keer tot zich voor een bijzondere opdracht: "Eliëzer", zo sprak hij, "zweer mij bij de God des hemels en leg uw hand op mijn heup ten teken dat u uw belofte houden zult". Verder sprak hij: "Ga naar mijn geboorteland en bezoek mijn familie daar. Kies uit de meisjes van mijn eigen volk een vrouw voor Izak, mijn enige zoon”.

Eliëzer dacht na en zei toen: "Als die jonge vrouw, die ik kies, nu eens niet met mij mee wil reizen naar dit vreemde land, wat dan? Is het dan niet beter, dat ik Izak naar haar toe zal brengen? ”

”Dat nooit", antwoordde Abraham. "God Zelf heeft mij eens bevolen: Ga uit uw land en trek naar het land, dat Ik u wijzen zal. Hij zal mij en mijn kinderen dit land Kanaan tot een erfdeel geven. Daarop vertrouw ik vast. God Zelf heeft het mij beloofd. Nee, Eliëzer, wees niet bang, dat uw reis tevergeefs zal zijn. De Heere zal u geleiden op de verre reis.”

Toen zwoer Eliëzer, dat hij doen zou, wat zijn heer Abraham hem opdroeg. Daarna maakte hij zich klaar voor de gevaarlijke reis.

Toen Eliëzer op reis ging, nam hij tien kamelen mee en Abraham gaf hem zoveel geld, dat hij ruim voldoende had. Bovendien werden heel wat geschenken voor de familie in dat verre land op de lastdieren gelegd. Zo vertrok de trouwe knecht naar Mesopotamië, waar Abrahams broer Nahor met zijn vrouw en familie woonde. Na een lange reis kwam hij behouden in de plaats van Abrahams broer aan. Het liep tegen de avond en Eliëzer zocht met zijn kamelen een waterput op. Rondom hem zag hij vrouwen en meisjes uit de tenten komen, met een waterkruik op het hoofd of op de schouder. Als gewoonlijk gingen zij water uit de put halen.

Eliëzer was moe en de kamelen hadden dorst. Toen knielde de godvrezende knecht bij de put neer, hief zijn handen op naar de hemel en sprak: "Heere, God van mijn heer Abraham! Wilt u mij wijzen, welk meisje de vrouw van mijn heer Izak worden zal? Heere, laat het zo mogen zijn: Ik zal een van deze waterputsters vragen om wat drinken voor mijzelf Geeft ze mij dan te drinken en zegt ze ook nog, dat ze mijn kamelen water zal geven, dan is dat het meisje, dat de vrouw van mijn heer Izak worden zal”.

Nog maar nauwelijks had Eliëzer dit gebed tot de Heere gedaan of daar kwam een meisje met haar kruik tot de waterput. Zij putte een volle kruik en wilde weggaan. Vlug liep Eliëzer naar haar toe en vroeg: "Laat mij toch een beetje water uit uw kruik drinken". Meteen kreeg Eliëzer wat hij vroeg en daarna sprak het meisje: "Zal ik ook uw kamelen laten drinken? " Vlug haastte zij zich naar de put en verzorgde al de dieren van water. Eliëzer bemerkte tot zijn grote verwondering, dat de Heere zijn gebed verhoord had.

Daarna vroeg Eliëzer aan haar hoe ze heette en of er plaats voor hem was om te overnachten. Toen antwoordde het behulpzame meisje: "Ik ben een dochter van Bethuël, een zoon van Nahor en ik heet Rebekka en wij hebben thuis genoeg plaats om te overnachten en ook is er voldoende voer en stro voor uw kamelen”.

Toen gaf Eliëzer haar prachtige geschenken.

Daarna aanbad hij de Heere en sprak "Geloofd zij de HEERE, de God van mijn heer Abraham, Die Zijn weldadigheid en waarheid niet nagelaten heeft van mijn heer; aangaande mij, de HEERE heeft mij op dezen weg geleid ten huize van mijns heren broeders."

Rebekka haastte zich naar huis en ver­ telde wat er bij de waterput gebeurd was. Toen Laban, haar broer, die mooie geschenken zag, liep hij vlug naar Eliëzer en sprak: "Kom in ons huis en wij zullen voor u en uw dieren zorgen". Behulpzaam leidde hij hem in de tent van Bethuël. Daar werd de vreemdeling hartelijk verwelkomd: de kamelen kregen stro en voer en Eliëzer en zijn knechten werden van al het nodige voorzien.

Toen vond Bethuël het tijd worden om te gaan eten.

Maar Eliëzer wilde eerst vertellen, waarom hij deze grote reis gemaakt had. Toen vertelde hij, waarom zijn heer Abraham hem op reis had gestuurd. Ook vertelde hij, hoe hij God om een teken had gebeden en dat Rebekka toen gekomen was en hem geholpen had.

Toen allen dit verhaal gehoord hadden, riepen ze in verwondering uit: "Van den HEERE is deze zaak voortgekomen!" Eliëzer kreeg meteen toestemming om met Rebekka naar Kanaan te trekken. Opnieuw boog de trouwe knecht zijn knieën en dankte de Heere Die alles zo goed en wijs bestuurde. Daarna gaf hij uit dankbaarheid weer allerlei geschenken aan Rebekka, aan haar ouders en aan Laban.

Toen gingen ze aan tafel voor de maaltijd. Eliëzer had daarna geen rust meer om lang te blijven. De andere dag wilde hij vroeg opstaan om te vertrekken.

”Mijn heer Abraham ziet met groot verlangen naar mijn terugkomst uit", zei hij. Laban en de moeder van Rebekka wilden echter, dat Rebekka nog een dag of tien zou wachten. Maar Eliëzer wilde daar niet van weten. "Houd me niet langer op, want de Heere heeft mijn weg voorspoedig gemaakt en ik wil nu zo gauw mogelijk weer terugkeren", antwoordde hij.

”Laten we aan Rebekka vragen, wat zij ervan vindt", stelde Laban voor.

”Wil je nu wel dadelijk met deze man op reis gaan? " vroegen ze aan Rebekka.

Beslist antwoordde de jonge vrouw: "Ik zal trekken".

Nu werd het goed gevonden en alles werd voor de reis gereed gemaakt. Rebekka

kreeg een paar slavinnen mee, waaronder haar eigen voedster Debora was, die altijd haar verzorgster was geweest.

Nadat de familie haar veel voorspoed toegewenst had, ging de karavaan op reis. De grote reis naar Kanaan was begonnen.

Het liep tegen de avond. Izak ging uit zijn tent en zocht in het eenzame veld een plaats om te bidden. Toen zag hij een karavaan naderen.

Dat moesten Eliëzer en zijn knechten wel zijn!

”Wie is die man daar in het veld? " vroeg Rebekka aan Eliëzer, terwijl ze afsteeg.

”Dat is mijn heer Izak”, antwoordde Eliëzer.

Vlug bedekte ze met haar lange sluier haar gezicht.

Daarna ontmoette Eliëzer Izak en de trouwe, godvrezende man vertelde hem, hoe voorspoedig de Heere de reis had doen verlopen.

Izak en Rebekka hielden meteen erg veel van elkaar. Hij had haar zo lief, dat hij haar in de tent van zijn moeder bracht, die drie jaar geleden overleden was.

Toen ze trouwden, was Izak veertig jaar oud.

Jaren later stierf ook de oude vader Abraham. Hij werd honderd vijf en zeventig jaar. Ook Ismaël kreeg hiervan bericht. De oude vader kreeg een plaats in de spelonk van Machpela, waar ook Sara begraven was.

Zo was er een einde gekomen aan het veelbewogen leven van Abraham, de "vader der gelovigen". Hij mocht bij de Heere in de hemel komen, want door genade "verwachtte hij de stad, die fundamenten heeft, welker Kunstenaar en Bouwmeester God is."

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 december 2000

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Uit de Bron (15)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 december 2000

De Wachter Sions | 8 Pagina's