Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Bron (18)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Bron (18)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De eerstgeboortezegen

"Ook zal hij gezegend wezen"

Gen. 27:33.

Toen vader Izak oud werd, kon hij bijna niets meer zien. Hij was zo goed als blind.

Zelfs kon hij zijn beide jongens niet meer onderscheiden. Als hij wilde weten, wie van de twee bij hem was, streek hij met de hand over de hand van zijn zoon. Die van Jakob was glad, maar die van Ezau harig en ruw.

Ook hun stemmen waren verschillend, en als ze spraken kon Izak dus horen of het Ezau of Jakob was.

Op een keer riep Izak zijn oudste jongen Ezau en sprak: "Ezau, ik wil jou de eerstgeboortezegen geven, want ik voel, dat ik oud ben en misschien duurt het niet zo lang meer, dat ik op aarde ben. Ga nog eens een fijn stuk wild voor mij schieten.

Braad het op de manier, zoals ik het graag heb en kom dan bij mij. Daarna zal ik jou de eerstgeboortezegen geven."

Rebekka hoorde dit gesprek.

Wat hoorde ze nu? Zou Ezau dan toch de eerstgeboortezegen ontvangen?

Maar dat mocht toch niet! Al voor de geboorte had de Heere gezegd, dat Jakob de eerstgeboortezegen ontvangen zou. De Heere wilde de God van Abraham, Izak en Jakob zijn. Ook Izak, haar man, wist dit en toch wilde hij nu, tegen Gods wil in, zijn oudste jongen die grote zegen schenken. Hij wilde hebben, dat de Heere de God van Abraham, Izak en Ezau worden zou.

Toen nam Rebekka haar toevlucht tot een list. Vlug riep ze Jakob en zei: "Jakob, ga vlug naar de wei. Haal twee jonge geitjes en slacht die. Ik zal ze zo klaar maken, datje vader niet proeft, dat het geen wildbraad is. Heeft hij smakelijk gegeten, dan krijg jij de zegen, die hij Ezau beloofd heeft. Kom, laten we nu vlug werken, anders loopt het met de zaak van de Heere helemaal verkeerd af!"

"Maar moeder", sprak Jakob, "als vader mij aanraakt, voelt hij, dat ik niet Ezau ben! En dan zou ik, in plaats van een zegen, een vloek over mij halen!"

Toen antwoordde Rebekka: "Jongen, doe nu vlug, wat ik gezegd heb en bekommer je niet over die vloek, want de straf daarvan zal ik dragen."

Jakob sprak nu niet meer tegen. Vlug bracht hij alles in orde en al gauw was het zogenaamde "wildbraad" klaar. Kijk, daar kwam zijn moeder al met Ezaus mooiste kleren aandragen. Vlug trok Jakob die aan, terwijl zijn moeder ook nog de vellen van de geitenbokjes over zijn handen en hals legde. O, wat had haar jongen Jakob nu veel van Ezau weg. Toen gaf zij het gebraad en het brood aan hem en stuurde hem naar zijn oude, blinde vader. "Vader!"

"Wie is daar? ", vroeg Izak.

"Ik ben Ezau, uw eerstgeborene. Ik breng het wildbraad, dat u verlangt, vader!" loog Jakob.

"Ben je nu al terug van de jacht? " vroeg Izak.

"Ja vader. God is met mij geweest en heeft mij het wild heel vlug doen vinden". Izak strekte de hand uit.

"Kom toch eens dicht bij me, mijn jongen. Ben je Ezau wel? "

Hij betastte Jakob en zei toen weifelend: "De stem is Jakobs stem, maar de handen zijn Ezaus handen. Ben je werkelijk Ezau? "

"Ja, vader", hield Jakob vol.

Toen nam Izak het gebraad en at er van. Jakob bracht ook wijn aan zijn vader, om die er bij te drinken.

Daarna sprak Izak: "Kom nu dichter bij, mijn zoon".

Toen Jakob dit deed, omhelsde Izak hem en sprak: "Nu ruik ik aan je kleren, datje Ezau bent. Kom, nu zal ik je in de Naam des Heeren de eerstgeboortezegen geven".

Plechtig legde de oude man zijn bevende handen op Jakobs gebogen hoofd en sprak: "Volken zullen u dienen en natiën zullen zich voor u nederbuigen; wees heer over uw broeders, en de zonen uwer moeder zullen zich voor u nederbuigen. Vervloekt moet hij zijn, zo wie u vervloekt; en zo wie u zegent, zij gezegend".

(vervolg blz. 158)

(Vervolg Uit de Bron)

De woorden van deze zegen kwamen overeen met wat lang geleden de Heere tot Abraham sprak, toen hij door de Heere gezegend werd. Ook Izak was deze verbondszegen toegezegd.

En nu ontving Jakob deze grote profetische verbondszegen.

De Heere zou voor Jakob en zijn talrijke nakomelingen zorgen. Zij zouden Kanaan be-erven en uit zijn geslacht zou de Heere Jezus geboren worden. In dit Zaad, de Heere Jezus, zouden Gods kinderen uit de hele wereld gezegend worden. Die gelovigen zouden de echte kinderen van Jakob zijn!

De Heere wilde de God van Abraham, Izak, Jakob en hun geestelijke kinderen - de gelovigen - voor tijd en eeuwigheid zijn.

Net was Jakob uit Izaks tent vertrokken of Ezau kwam thuis van de jacht.

Hij haastte zich om het wild, dat hij geschoten had, te braden en aan zijn vader te brengen.

"Hier is uw wildbraad, vader. Geef mij nu de zegen, die u me beloofd hebt", sprak hij.

"Wie ben je? " vroeg Izak.

"Ik ben Ezau, vader, uw eerstgeborene!" antwoordde hij.

Toen verschrok Izak ontzettend. In de Bijbel staat: "Toen verschrikte Izak met zeer grote verschrikking".

Nu drong het tot hem door, wat er ge­ beurd was. Nu doorzag hij, hoe de Heere Zijn raad dwars door het bedrog van Jakob heen, volvoerd had. De Heere wilde de God van Abraham, Izak en Jakob zijn. Eeuwen later zou de Heere het nogeens duidelijk laten zeggen door de laatste profeet van het Oude Testament: "Jakob heb Ik lief gehad, en Ezau heb Ik gehaat!"

"Jongen", antwoordde Izak, "wie is dan zo-even hier geweest en heeft mij het wildbraad gebracht? Hem heb ik gezegend, ook zal hij gezegend wezen".

Toen schreeuwde Ezau met een grotere en bittere schreeuw en riep tot zijn vader: "Zegen mij, ook mij, mijn vader."

Maar Izak antwoordde, dat Jakob de eerstgeboortezegen weggenomen had.

Toen werd Ezau boos en zei: "Het is niet voor niets, dat hij Jakob, dat is "bedrieger", heet. Eerst heeft hij mijn eerstgeboorterecht genomen en nu heeft hij ook nog eens met list de eerstgeboorte-zegen genomen!"

Ezau sprak echter onwaarheid. Hij had immers voor een schotel linzenmoes zelf zijn eerstgeboorterecht aan Jakob verkocht. Spottend had hij gesproken: "Zie, ik ga sterven; en waartoe mij dan de eerstgeboorte? " Als een onheilige had hij zich gedragen. Daarom had hij de schuld bij zichzelf moeten zoeken. Hij had het eerstgeboorterecht verkocht en daaraan was onlosmakelijk de eerstgeboortezegen verbonden. Geen wonder, dat die zegen hem nu ontgaan was, want die had hij voor een schotel linzenmoes verkocht!

Toch wilde hij nu die zegen wel hebben.

Hij wist, dat de eerstgeboortezegen ook aardse voordelen bevatte. Wie die zegen ontving, zou heersen over zijn broeders en een dubbel deel van de erfenis van zijn vader ontvangen! Daar had Ezau wel zin in en daarom schreeuwde hij nu van boosheid, daar die tijdelijke voordelen hem nu voorbij gingen.

"Vader", riep hij opnieuw, "hebt u dan maar deze ene zegen? Zegen mij, ook mij, mijn vader!" En hij huilde van woede en teleurstelling.

Toen zei Izak, dat hij rijk en een groot krijgsman zou worden, maar dat Jakob en zijn nakomelingen over hem zouden heersen.

Ezau begreep goed, dat de eerstgeboortezegen met alle voordelen hem ontgaan was. Daarom sprak hij boos: "Wacht maar, als vader er straks niet meer is, zal ik die Jakob wel krijgen. Als de rouwtijd voorbij is, sla ik hem dood!"

Zoals eens Kaïn zijn broer Abel haatte, zo haatte Ezau nu zijn broer Jakob.

Uiteindelijk was het de haat tegen de Heere en Zijn werk, dat Hij in het leven van Abel en Jakob verheerlijkt had.

Al wat Hij Izak heeft gezworen. Heeft Hij ook aan Zijn uitverkoren', Aan Jakob, tot een wet gesteld. Van al 't beloofde heil verzeld. En aan gans Isrel toegezeid Tot Zijn verbond in eeuwigheid. (Ps. 105:6)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 januari 2001

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Uit de Bron (18)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 januari 2001

De Wachter Sions | 8 Pagina's