In de leer bij een kruisdominee (33)

Over de sleutelen des hemelrijks

(Ds. E. Fransen)

ZONDAG 31

1. Moeten wij door het hemelrijk de triomferende Kerk in de hemel verstaan?

Neen, want aan de hemelstad worden de poorten niet gesloten, daar alle vijanden overwonnen zijn. Wij hebben hier onder te verstaan de strijdende gemeente van Gods Zoon op aarde. Openb. 21 : 25; Matth. 16 : 18.

2. Aan wie gaf Sions Koning onder het Oude Testament de sleutelen?

Aan de zonen van Zadok, de priester en Levieten. Zij moesten de poorten van de tempel dag en nacht bewaken, opdat geen onreine binnen zou worden gelaten. Ez. 44:23; Ps. 118, 134 en 135.

3. Werden zij in de besmettelijke plaag der melaatsheid tot een nauwkeurig onderzoek vermaand de tempel niet te laten ontheiligen?

Ja, als het hun niet duidelijk was, moesten zij de melaatsen zeven of veertien dagen opsluiten en door priemen onderzoeken. De gevoellozen waren ongeneeslijk, maar de gans melaatsen schreeuwden van pijn en werden genezen! Lev. 14.

4. Heeft de Zoon van God in het Nieuwe Testament Zijn sleutelen aan Zijn apostelen en daarna aan de leraars gegeven?

Ja, zij moeten met Gods wet de openbare goddelozen, de eigengerechtigen en de huichelaars, het eeuwige wee aankondigen. Matth. 16 : 19; 2 Thess. 1: 8, 9.

5. Voor wie en hoe moeten zij de Evangeliedeur openen?

Voor de treurende en strijdende Sionieten, die moeten ze door bijbelse kenmerken vertroosten, en het mensenwerk van het Godswerk onderscheidenlijk voorstellen. Jes. 40 : 1, 2.

6. Waartegen moet de sleutel van de christelijke ban of tucht scherpelijk gebruikt worden?

Tegen de dwalingen van de Nicolaïten of Antinomianen, en de Arminianen of Remonstranten. Deze zijn in de gemeente als een voortetende kanker. Openb. 2 : 15; Gal. 5 : 9-12; Tit. 3 : 10 en 2 Tim. 2 : 17.

7. Moeten ook de openbare zonden niet gestraft worden?

Ja, Gods Woord vermaant de christenen, dat zij zich met de zodanigen niet zullen vermengen, maar zich onttrekken aan hen die ongeregeld wandelen. 1 Kor. 5 : 11; 2 Thess. 3 : 6.

8. Hoe moet de kerkelijke tucht bediend worden?

Zeer voorzichtig, niet driftig of partijdig, niet lichtvaardig tot de tucht overgaan, veel minder tot afsnijding, want dan moeten zij voor heidenen en tollenaren gehouden worden. Matth. 18 : 17.

9. Wie moeten tegen zulke dwalingen en zonden waken?

Alle leden van de gemeente, gelijk Christus ons geleerd heeft; eerst alleen, daarna met een of twee getuigen, eindelijk aan de opzieners der gemeente, en hen, zo zij volharden in hun dwalingen en zonden, afsnijden. Matth. 18 : 15-19.

10. Maar als een broeder of zuster in de Heere struikelt, hoe moet daarmede gehandeld worden?

Als zij in hun zonden volharden, zijn ze nog meer strafbaar. Betonen zij echter boetvaardigheid, dan hebben zij zichzelf al onder de tucht geplaatst. 2 Sam. 12 : 13.

11. Door wie wordt de kerkelijke tucht gelasterd en tegengesproken?

Door allen die in hun zonden leven en volharden. Zij willen niet buigen onder het juk van Jezus Christus. Ned. Gel. Bel. Art. 28 en 29.

12. Is de toepassing van de kerkelijke tucht vangrote betekenis?

Ja, uit kracht van Christus' instelling: "Al wat gij op aarde binden zult, zal in de hemel gebonden zijn." Matth. 18 : 18.

13. Hebben de burgerlijke overheden geen macht in de kerk van Christus?

Neen, maar zij zijn voedsterheren en zoogvrouwen, om de geestelijke positie van de kerk met hun macht bij te staan.

Jes. 49 : 23; Rom. 13 : 14; Ned. Gel. Bel. Art. 36.

C.v.R.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen