Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Waarlijk opgestaan

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Waarlijk opgestaan

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Meditatie

De Heere is waarlijk opgestaan...

Lukas 24 : 34.

Goede Vrijdag - Pasen!

Goede Vrijdag: De Heere is waarlijk gestorven.

Pasen: De Heere is waarlijk opgestaan. Als de Heere niet waarlijk was gestorven, zou Zijn opstanding ook geen ware opstanding zijn geweest. We overdenken op Goede Vrijdag dat de Middelaar werkelijk de dood is ingegaan. Die dood was noodzakelijk, want die was als straf op de zonde bedreigd. Zijn sterven was dus geen schijndood, zoals oude en nieuwe verloochenaars van Gods woord het hebben voorgesteld. De Middelaar heeft met een grote stem roepende Zijn geest bevolen in de handen Zijns Vaders. En het hoofd buigende, heeft Hij de geest gegeven. Zijn zijde is doorstoken met een speer en daar kwam bloed en water uit. "En die het gezien heeft, die heeft het getuigd, en zijn getuigenis is waarachtig, en hij weet, dat hij zegt, hetgeen waar is, opdat ook gij geloven moogt." Joh. 19 : 35. Op de Goede Vrijdag die thans voor ons ligt, overdenken we dus allereerst die zoendood van Immanuël. Vanwege de gerechtigheid en waarheid Gods kon niet anders voor de zonden betaald worden, dan door de dood des Zoons Gods. (Zondag 16 H. Cat.). De kerk wordt eerlijk zalig. Sion wordt door recht verlost. Die dood predikt ons dus de rechtvaardigheid Gods, want de zonde kon met niet minder gestraft worden dan met de dood. Ook predikt die dood óns de waarheid van de Goddelijke bedreiging, want de Heere had gezegd: "Ten dage als gij daarvan eet, zult gij de dood sterven." Maar de dood van Christus predikt ons tegelijk ook de eeuwige liefde Gods en ook Zijn ondoorgrondelijke barmhartigheid. "God bevestigt Zijn liefde jegens ons, dat Christus voor ons gestorven is, als wij nog zon-daars waren." (Rom. 5 : 8). Wie zal het wonder kunnen vatten, dat de Zoon van God in de menselijke natuur de dood inging? Hoe diep heeft Hij Zich vernederd! En dat voor degenen die de eeuwige dood en verdoemenis verdiend hadden!

Mocht zo Goede Vrijdag eens rechte betekenis voor ons persoonlijk krijgen! We komen niet op Golgotha, als we nooit eens in het paradijs geweest zijn.

Velen brengen u thans direct naar Golgotha, maar ze gaan niet eerst met u naar het paradijs. God gaat wel met de zondaar eerst naar het paradijs. Op Golgotha zijn we het niet verloren wat we eens mochten bezitten. We zijn dat in het paradijs verloren. Op Golgotha is alleen weer terug te vinden wat we eenmaal in het paradijs verloren. De weg naar Golgotha loopt door het paradijs. De dood hebben we door de zonde verdiend. Een mens wiens schuld ontdekt wordt en die het krijgt te zien dat hij tegen God gezondigd heeft, gaat geloven dat hij sterven moet. Die vindt niet veel ruimte van leven meer. Maar hij vindt zeker geen ruimte van leven meer, als hij ziet hoe hij zich aan de verboden boom de dood gegeten heeft. O die vreselijke straf op de zonde! De ziel ligt gekneld in banden van de dood, daar d' angst der hel haar alle troost doet missen. Maar die ziel moet toch ook tot de erkenning komen, dat die dood de rechtvaardige straf op de zonde is. En God moet haar rechtvaardig tot in alle eeuwigheid straffen. Niet alleen de tijdelijke dood is men dus door de zonde onderworpen, maar ook de eeuwige dood. Dat is een eeuwig straflijden in de hel. En dat betekent een straf van gevoel en een straf van gemis. Eeuwig moet men Gods toorn dragen en eeuwig zal men Zijn gunst moeten missen. Hier vindt de ziel benauwdheid en droefenis.

Maar hier mag de schuldige zondaar ondervinden dat er bij de Heere nog uitkomsten zijn, ook tegen de dood. En dat omdat er Eén op Golgotha de dood inging, voor Wie er géén uitkomst was tegen de dood. Hij moest de dood sterven. De vervloekte dood! Het wordt door ons op Goede Vrijdag weer overdacht, hoe Hij aan het kruis gehangen heeft en met de misdadigers is gerekend. O die diepe vernedering toch van de Borg! O weergaloze liefde! De kerk zal het weten dat Hij haar Gode gekocht heeft met Zijn bloed. Eeuwig zal Hem dat door de verloste schare worden toegezongen. Die zalig worden, leren hier reeds in dit leven in een gekruiste Christus roemen. Wie op een andere grondslag bouwt dan de kruisdood van Immanuël, is de dwaze bouwer gelijk, wiens huis voor eeuwig zal bezwijken. Zulke bouwers zijn er wat, niet alleen onder een oppervlakkige godsdienst waarbij men de mond vol heeft over de gekruiste Christus, zonder ooit met Christus gekruist te zijn; maar ook onder al die gemoedsgodsdienst, waarbij men bekeerd is met allerlei bevindingen en gevoelstoestanden buiten recht en buiten een gekruiste Christus.

We hopen ook de opstanding van Christus te gaan overdenken. De Heere is waarlijk opgestaan. Dit werd door de discipelen tot de binnenkomende Emmaüsgangers gezegd. De Emmaüsgangers wisten er echter op dat moment meer van dan de discipelen, want zij hadden Hem gezien en de discipelen nog niet.

Toch heeft dit woord van de discipelen ons onnoemelijk veel te zeggen. We behoeven aan de waarheid van het feit van Christus' opstanding niet te twijfelen. Daarom hopen we ook dat feit weer te gaan overdenken. En dit feit is het waardig herdacht te worden, want het is van zeer grote betekenis. De apostel zegt in Rom. 8 : 34, dat Christus' opstanding meer is dan Zijn dood. Als Christus niet was opgestaan, was de voldoening die Hij in Zijn dood had aangebracht, zonder kracht gebleven voor de Zijnen. Niet alleen moest de schuld betaald worden, maar ook het leven verworven; de zaligheid moest niet alleen verdiend worden, maar ook toegepast. De opstanding van de Middelaar was dus ook noodzakelijk.

De discipelen hebben dus tot de binnenkomende Emmaüsgangers gezegd: "De Heere is waarlijk opgestaan." Ze hebben er ook nog aan toegevoegd, dat Hij van Simon was gezien. Markus verhaalt ons echter dat de discipelen erg ongelovig zijn geweest. We lezen immers in Markus 16: "En als Jezus opgestaan was des morgens vroeg op de eerste dag der week, verscheen Hij eerst aan Maria Magdaléna, uit welke Hij zeven duivelen uitgeworpen had. Deze henengaande, boodschapte het degenen, die met Hem geweest waren, welke treurden en weenden. En als deze hoorden, dat Hij leefde en van haar gezien was, geloofden zij het niet. En na dezen is Hij geopenbaard in een andere

Meditatie vervolg

gedaante aan twee van hen, daar zij wandelden en in het veld gingen. Deze ook heengaande, boodschapten het de anderen, maar zij geloofden ook die niet."

Hieruit blijkt, dat zij het wel hebben moeten geloven uit de getuigenissen die zij ontvingen van Maria Magdaléna en van de vrouwen en ook van de Emmaüsgangers, als zelfs ook nog van Petrus, dat Hij waarlijk opgestaan was, maar dat zij daar voor zichzelf niets mee konden beginnen. Jezus moest Zich ook aan hen openbaren. En Hij zou dit doen terwijl ze nu bij elkander waren. Zij zouden verschrikt en bevreesd worden, menende dat zij een geest zagen. Ook konden zij het van blijdschap nog niet geloven. Hij heeft echter hun verstand geopend, zodat zij de Schriften verstonden. Hij zeide tot hen: "Alzo is er geschreven, en alzo moest de Christus lijden, en van de doden opstaan ten derde dage, en in Zijnen Naam gepredikt worden bekering en vergeving der zonden onder alle volken, beginnende van Jeruzalem."

Christus moest dus sterven en Hij moest ook opstaan. Gods eeuwige raad moest volvoerd worden en de kerk moest zalig worden. Geen twijfel behoeft er dus te zijn aangaande de opstanding. De Heere is waarlijk opgestaan. De grondslag van de zaligheid van Gods kerk ligt eeuwig en onwrikbaar vast buiten de mens. Het leven is in een levende Jezus.

Paasfeest predikt echter nog meer. Zijn opstanding zegt ons, dat Hij niet alleen de tijdelijke, maar ook de geestelijke en eeuwige dood heeft overwonnen. Zo is ook de macht van het ongeloof door Hem overwonnen. De discipelen zouden het mogen en moeten geloven dat Hij waarlijk opgestaan was. Geestelijk dood te zijn, wil niet alleen zeggen onbekwaam en onmachtig te zijn om te doen wat de wet van ons eist, maar ook te hulpeloos om zich met het evangelie te kunnen helpen. Men kan uit zichzelf niet tot die fontein komen van dat verzoenende en reinigende Middelaarsbloed. Men heeft geen armen om een levende Jezus te omhelzen. Welk een arm Paasevangelie zal er in deze dagen op vele plaatsen worden verkondigd. Een Paasevangelie waarin men van geen hulpeloze en ongelovige zondaar weten wil. Het feit van de opstanding ligt er en wij moeten het immers maar geloven? Een openbaring van een levende Jezus aan de ziel en een Hem kennen in de kracht van Zijn opstanding acht men niet nodig. Maar dan verkondigt men toch het rechte en het volle Paasevangelie niet. Waar het rechte en volle Paasevangelie wordt verkondigd, wordt dat grote wonder voor de ziel verklaard, dat die onverbrekelijke banden van zonde en ongeloof door de kracht van Christus' opstanding worden verbroken. Dat doet een gebonden ziel in ruimte gaan. Dan wordt het waarlijk Paasfeest voor de ziel. Hier horen we een Maria zeggen: "Rabbouni!" en hier horen we een Thomas uitroepen: "Mijn Heere en mijn God!"

"Hij zal de dood verslinden tot overwinning, en de Heere HEERE zal de tranen van alle aangezichten afwissen, en Hij zal de smaadheid Zijns volks van de ganse aarde wegnemen: want de HEERE heeft het gesproken."

Mocht het zo eens Paasfeest voor ons worden! We kunnen allen weten dat Hij waarlijk is opgestaan, maar weten we dat nu ook bij bevinding? We kunnen het eerlijk met niet minder doen. Vreselijk zal het zijn om met de wetenschap van een levende Jezus uit de Schrift voor eeuwig verloren te gaan. Een levende Jezus wordt ons nog gepredikt en een levende Jezus wil Zich in dit leven tot zaligheid doen kennen. De wereld heeft Hem na Zijn opstanding niet gezien. Een duidelijk bewijs ervan dat Jezus niet tot zaligheid van alle mensen gestorven en opgestaan is. Maar Simon was er toch niet te goddeloos voor, al had hij op zulk een liefdeloze en trouweloze wijze zijn Meester verloochend, om zelfs een aparte openbaring van Hem te ontvangen. "En is van Simon gezien", zo werd door de discipelen gezegd. Jezus had voor deze Simon gebeden dat zijn geloof niet op zou houden. Zo mochten de andere discipelen het dus van hem weten dat de Heere waarlijk was opgestaan. Maar ze zouden het straks zelf ook mogen zien, dat de Heere waarlijk was opgestaan. Zijn ware volgelingen zullen Hem thans nog mogen aanschouwen als opgestaan uit de dood en dan mogen zeggen: "En dat Hij is van mij gezien!"

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 april 2001

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Waarlijk opgestaan

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 april 2001

De Wachter Sions | 8 Pagina's