Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Antwoord per brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Antwoord per brief

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aan de wed. N.N. te N.,

Onder al de briefjes die ik met mijn verjaardag ontving, zeer vriendelijk van inhoud, was ook uw briefje. Ik kan het niet laten om uw briefje nu eerst te beantwoorden. Er liggen al veel brieven klaar voor mensen die al lange tijd op antwoord wachten, maar gezien uw leeftijd en de lichamelijke zwakheden, moeten anderen maar wat langer op antwoord wachten, hoewel ik me wel realiseer dat ze hoewel nog jonger en sterker naar lichaam en geest, toch eerder door de dood uit het leven kunnen worden weggenomen. Maar de inhoud van uw schrijven brengt me ertoe, als gevolg van mijn eigen omstandigheden, aan de uwe gelijk, om uw schrijven eerst te beantwoorden. U hebt me gevraagd om niemand te laten weten dat u me geschreven hebt. Ik moest maar boven de brief schrijven wat ik nu gedaan heb. In mijn antwoord wil ik nu maar kort samenvatten wat u als inhoud van geheel uw schrijven in een enkele Bijbelse naam hebt onderstreept. Het is de naam Eben-Haëzer.

Die naam heeft ons heel wat te zeggen. Op de geschiedenis aan die naam verbonden, ga ik nu niet in, want u zult er ook geen behoefte aan hebben dat ik daar nu een preek over ga schrijven. Deze benaming door Samuel aan de steen die hij tot een gedenkteken gesteld heeft tussen Mizpa en tussen Sen heeft de Kerk des Heeren door alle tijden heen al veel te zeggen gehad. Aan vele gebouwen, stichtingen, inrichtingen en verenigingen en wat al niet meer, heeft men die naam verbonden. Maar hoewel die naam in vele gevallen daar wel aan verbonden kon worden, zo vrees ik ook dat het niet zal ontbreken aan zulke gevallen waarin men meer zichzelf geholpen zal hebben dan dat men door de Heere geholpen is. Om waarlijk zich door de Heere geholpen te weten, zal men wel eerst geheel hulpeloos geworden moeten zijn. Hoewel ik geen preek wil gaan schrijven over deze benaming, zo kan ik er toch niet omheen dat Samuels naam hieraan verbonden, ons toch ook wel wat te zeggen heeft. Het eerste boek van Samuel vermeldt ons dat eerst de Filistijnen zich daar gelegerd hadden. Israël werd toen door de Filistijnen verslagen. Maar hoewel het dezelfde plaats was als waar Samuel die steen heeft opgericht, wisten de Filistijnen van de betekenis van die naam toch niets af. Israël is wel door de Filistijnen ver­ slagen, zelfs tot tweemaal toe, eerst zonder de ark en toen met de ark. Het scheen toen wel alsof God met de Filistijnen was, want de ark is zelfs in de handen van de Filistijnen gevallen. Maar hoewel de Heere toen ook wel tegen Israël was, daar Hij het oordeel bracht over Eli's huis, de ark mocht toch niet in het land der Filistijnen blijven. Er was een Samuel door God als laatste richter over Israël verkoren. En die Samuel was op Gods hoog bevel biddend voor zijn volk. Als de ark op een wonderlijke wijze naar het land van Israël was teruggekeerd, heeft hij het volk doen weten, dat men de vreemde goden weg moest doen en de Heere alleen moest dienen. En toen kon Samuel ook pas recht zijn gebed opzenden tot de Heere voor het volk. Maar toen heeft hij ook een melklam geofferd aan de Heere. En de Heere heeft toen met een grote donder gedonderd over de Filistijnen. De Filistijnen werden dus nu door Israël verslagen. Ze zijn zelfs niet meer in het land van Israël gekomen, al de dagen van Samuel. Ze werden daarna in Samuels dagen steeds door Israël verslagen.

Maar de geschiedenis die ik nu toch wel even bij de naam Eben- Haëzer moet betrekken, heeft ons wel heel wat te zeggen. De Heere werkt over de schuld nooit heen. En het lam dat Samuël heeft geslacht, heeft toch wel heel duidelijk heengewezen naar het Lam dat eenmaal voor de zonden zou geslacht worden. Voor dat Lam is er geen plaats buiten schuld om en zolang we de vreemde goden nog een plaats in ons huis geven. We kunnen dan nooit recht zeggen: Eben-Haëzer: Tot hiertoe heeft de HEERE ons geholpen. We moeten altijd maar van eigen hulp en schepselenhulp worden afgebracht, eerdat de Heere ons helpt. En we moeten altijd toch maar weer aan Gods kant terecht komen. En dat als een gans schuldige, ja als een goddeloze en als een vijand die het uit zichzelf nooit met God eens kan zijn. U weet bij ervaring wat het is, als de nauwe band des huwelijks door de dood verbroken wordt. Ik weet het ook bij ervaring. Maar ik was het daar zomaar niet mee eens. En daar heb ik later ook wel weer wat in te zien gekregen, want dan heb ik wel mensen ontmoet die het in zo'n geval gelijk al met de Heere eens waren. Nu werkt de Heere altijd wel niet eender en het ene geval is het andere niet, maar het gaf me toch wel wat te denken als men het zo dadelijk met de Heere eens was. Er zijn ook altijd mensen die het niet met de Heere eens gemaakt behoeven te worden. Maar er zit een man aan u te schrijven, die het wel altijd maar weer nodig heeft dat hij het met de Heere eens gemaakt wordt. Vroeger als kind op school kon hij soms zo boos worden op dat volk Israels als de juffrouw of de meester vertelde dat men altijd zo tegen de Heere murmureerde. Maar later is hij wel steeds meer gaan zien dat de geschiedenis van de woestijnreis van Israël het Israël van alle tijden heel wat te zeggen heeft. Op onze pelgrimstocht kunnen we gedurig niet boven dat opstandige Israël uitkomen. U schreef me dat u ook maar een onwillige kruisdraagster bent. En dat ook nog met een zwak

zenuwgestel. En dat weet de duivel ook. Nu, in dat alles kan de man die u nu antwoorden moet, u wel verstaan. Maar het wonder wordt dan toch ook weer te groter, als men mag zeggen: Tot hiertoe heeft ons de HEERE geholpen. De Heere verandert niet. Hij weet ook wat maaksel dat wij zijn, gedachtig zijnde, dat wij stof zijn. Maar Hij wil ook dat wij goed zullen weten wie we zijn. En we komen daar altijd nog maar een stipje van aan de weet. De Heere weet beter wie wij zijn dan dat wij dat zelf weten. En de duivel weet het ook nog beter dan dat wij het zelf weten. Hij kent precies onze zwakke plekken. En zo weet hij ons ook tot murmureren en tot opstand te brengen. Maar het is toch zo gelukkig dat God daar boven staat. Die weet er wel voor te zorgen dat genade waarlijk genade voor ons zal zijn. We worden niet als vrienden, maar als vijanden gezaligd. Dat moeten we weten. Zo zorgt God getrouw voor Zijn eer.

En zo zal de steen der hulp steeds meer betekenis voor ons krijgen. Samuel wist die steen wel de juiste naam te geven. Tot hiertoe heeft ons de HEERE geholpen. Maar dan hebben we in Samuel ook een voorbeeld van de grote Hogepriester over het huis Gods te zien. Hij heeft voor het volk gebeden. We lezen in het 5e vers van 1 Samuel 7: "Verder zeide Samuel: Vergadert het ganse Israël naar Mizpa, en ik zal den HEERE voor u bidden". En hoe heeft Samuel voor het volk gebeden? Dat lezen we in het 9e vers. Daar wordt ons gezegd: "Toen nam Samuel een melklam en hij offerde het geheel den HEERE ten brandoffer; en Samuel riep tot den HEERE voor Israël, en de HEERE verhoorde hem". Samuel heeft dus niet gebeden buiten een offer om. Maar zou ons dat niet wijzen op Christus Wiens voorbede steunt op het door Hem gebrachte offer? Zo kon de Heere alleen verlossing aan Israël schenken. Daar wisten de Filistijnen niet van. Juist dan als Samuel dat offer bracht en voor Israël bad, kwamen de Filistijnen op ten strijde tegen Israël. Maar de Heere donderde te dien dage met een grote donder over de Filistijnen. O, voor dat volbrachte Middelaarswerk van Christus zal de vijand het toch altijd moeten verliezen!

Daar heeft de vijand boog en schild En vuur'ge pijlen op verspild.

De Kerk wordt eerlijk zalig. En wat de zaligheid voor de Kerk is, dat betekent een eeuwige donder van God voor de vijanden, want God dondert eeuwig tegen het aanranden van het werk van Sions eeuwige Koning in Zijn offerande en voorbede. De Kerk komt overwinnend uit de strijd. Niet op grond van eigen waardigheid of verdiensten, maar alleen door die Steen der hulp. Die door de bouwlieden veracht is, maar door God tot een Hoofd des hoeks gelegd." Dit is van den HEERE geschied, en het is wonderlijk in onze ogen". Nu mag de Kerk met diezelfde dichter instemmen: "Alle heidenen hadden mij omringd; het is in den Naam des HEEREN, dat ik hen verbouwen heb. Zij hadden mij omringd, ja zij hadden mij omringd; het is in den Naam des HEEREN, dat ik hen verbouwen heb. Zij hadden mij omringd als bijen, zij zijn uitgeblust als een doornenvuur; het is in den Naam des HEEREN, dat ik hen verbouwen heb".

Eben-Haëzer: Tot hiertoe heeft ons de HEERE geholpen. De Kerk komt zeker en gewis tot de zaligheid. Maar men kan iedere keer weer niet verder kijken dan tot hiertoe. Tot hiertoe heeft ons de HEERE geholpen. Echter doet de Heere Zijn Kerk niet alleen terug zien, maar ook vooruit zien. De apostel mocht zeggen: "Die ons uit zo grote dood verlost heeft en nog verlost; op Welken wij hopen, dat Hij ons ook nog verlossen zal". De gedenksteen Eben-Haëzer diende tot herinnering aan de hulp die God geboden had, maar dan ook opdat er een vertrouwen zou zijn dat die God een God der hulp voor Zijn Kerk zal blijven. Maar de moeilijke omstandigheden blijven daar dan toch ook aan verbonden. De Heere wil steeds wel weer ons doen geloven dat Hij een uit- en doorhelpend God voor ons zal zijn. En dan krijgen we ook weer moed en kracht om verder te gaan, want dan wordt het toch ook zo'n wonder als Hij ons weer eens doet geloven dat Hij met ons is. Menigmaal kunnen we dat ook weer niet bekijken. Dan kan het ons zo bang worden, als het schijnt alsof alles tegen ons is, ja alsof de moeilijke omstandigheden waarin we ons bevinden, van Gods ongenoegen en gramschap tegen ons getuigen.

Dan peinst de ziel: Is 't waar? Zou God Ook weten van mijn droevig lot?

Zou d' Allerhoogste van mijn klagen En bitt're rampen kennis dragen ?

Maar daarom wordt het ook wel weer zo groot, als de Heere soms zo onverwacht en ongedacht ons doet weten dat Hij met ons is in de weg die we te gaan hebben. Het is me zelf ook nog niet zolang geleden gebeurd, dat mijn krachten zo uitgeput waren dat ik niet meer verder kon, en dat de Heere toen ineens zo liefderijk tot mijn ziel sprak:

De HEERE zal u steeds gadeslaan, Opdat Hij in gevaar Uw ziel voor ramp bewaar';

De HEERE, 't zij g' in of uit moogt gaan. En waar g' u heen moogt spoeden. Zal eeuwig u behoeden.

O dat wonder, als men weer eens geloven mag, dat de Heere met hem is. Echter kreeg ik er ook al weer spoedig erg in, dat elke belofte een lichte kant heeft, maar ook een donkere kant. Dat heeft de ervaring wel geleerd. Het versje spreekt over gevaar en over ramp. Dan moet men gelijk weer denken: waar zal het nu nog doorheen gaan met me? Och, we kunnen toch maar niet verder komen dan: Tot hiertoe heeft ons de HEERE geholpen. Het is echter toch het voornaamste als de Heere ons weer eens doet geloven dat Hij met ons is. Onder alle moeilijke omstandigheden is dit toch wel het ergste voor de ziel, als men er bang voor is dat men de Heere ook tegen zich heeft. We kunnen uit onszelf ook maar niet goed van God denken. Het wordt echter zo anders als we nog weer eens goede gedachten van de Heere mogen krijgen. En dat door het woord dat Hij Zelf zo liefderijk tot onze ziel spreekt.

Dat geeft dan toch weer moed en kracht om verder te gaan, ook in zulk een tijd als waarin wij nu leven. U hebt me in uw klachten daar ook wel wat van geschreven. Als men niet zo jong meer is, dan heeft men toch een betere tijd gekend. Er zijn er zovelen van dat echte volk van God weggevallen, waaraan men zich vroeger zo nauw verbonden wist. Het is wat dat betreft toch ook donker in Gods Kerk geworden. En dan zien we een zo ontsporende jeugd om ons heen. Het is al ijdelheid die men najaagt. Men is in een tijd van weelde en welvaart opgegroeid, met al wat die uitwendige voorspoed met zich medebrengt. Maar de oordelen dreigen ook en zijn er al. De toekomst belooft ons niets goeds. Met medelijden moeten we op onze kinderen en kleinkinderen zien, als we denken aan wat hen ongetwijfeld te wachten staat. Dan gaan de verzuchtingen toch ook dagelijks voor hen op. Maar dan mag men toch ook nog wel weer eens zien dat de Heere dit geslacht nog niet geheel verlaten heeft. Het is toch ook zo groot, als we mogen denken dat Hij onder ons geslacht Zijn werk nog wil doen.

Eben-Haëzer geeft ons dus toch nog wel wat te overdenken. David mocht zeggen: "De HEERE, Die mij van de hand des leeuws gered heeft en uit de hand des beers. Die zal mij redden uit de hand van dezen Filistijn". Maar uiteindelijk gaat het toch ook op de dood aan. O die donkere vallei des doods kan ons toch ook zoveel vrees en schrik aanjagen! Maar ook in de doodsjordaan liggen gedenkstenen. Die moest Jozua oprichten als hij het volk door de Jordaan geleid had. En die gedenkstenen hebben het geestelijk Israël van alle tijden toch ook nog wel wat te zeggen, want de Heere heeft gezegd: "Wanneer uw kinderen morgen vragen zullen, zeggende: Wat zijn u deze stenen? Zo zult gij tot hen zeggen: Omdat de wateren van de Jordaan zijn afgesneden geweest voor de ark des verbonds des HEEREN; als zij toog door de Jordaan, werden de wateren van de Jordaan afgesneden; zo zullen deze stenen den kinderen Israels ter gedachtenis zijn tot in eeuwigheid".

Christus is als de meerdere Verbondsark de Kerk voorgegaan in de Jordaan des doods. En Hij is in de dood niet gebleven, maar heeft de dood voor Zijn Kerk teniet gedaan.

Het heeft me onlangs nog wat gedaan, als ik uit een preek van mezelf mocht horen lezen, dat Jakob aan de hals van Jozef mocht zeggen: "Dat ik nu sterve, nadat ik uw aangezicht gezien heb, dat gij nog leeft". Aan de hals van de meerdere Jozef vallen de verschrikkingen van de dood weg. Het zal wat zijn, om eeuwig bij Hem te mogen zijn. Nu moet ik nodig eindigen. En ik doe dit met de hartelijke groeten, u Gode en Zijn genade bevelend.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 juni 2001

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Antwoord per brief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 juni 2001

De Wachter Sions | 8 Pagina's