Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Terzijde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Terzijde

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kameel (2)

De heer Jac. Boeder is 38 jaar lang medewerker van ons blad geweest, vanaf het begin in 1953 (en daarvoor al in de Goudse Kerkbode) totdat hij ons door de dood ontviel, nu tien jaar geleden. Hij was de eerste die in De Wachter over televisie schreef. In het blad van 24 september 1954 nam hij met instemming een stukje over uit het Amerikaanse kerkblad 'De Banier der Waarheid'. 'Een television behoort niet in de gezinnen van degenen die de waarheid belijden. Wij halen de wereld in ons huis en waar iets van de vrede Gods mag zijn, of waar nog beslag voor de waarheid is, daar zal geen plaats ingeruimd worden voor een television', schreef ds. WC. Lamain.

Maar anderen dachten daar anders over. Op 23 november 1956 schreef de heer Boeder: 'Naar in een zeker blad gemeld wordt, heeft vooral ds. Van der Zaal op de generale synode der Christelijke Gereformeerde Kerken het pleit gevoerd voor de televisie, enz. Hij zou daarbij gezegd hebben: 'Vele christelijke gereformeerde mensen gaan naar de bioscoop. Door dit steeds te verbieden hebben wij het terrein van de film verloren, en nu heeft de bioscoopbond de macht in handen. Laten wij deze fout bij de televisie niet maken.' Ook onder de andere predikanten en ouderlingen bleken er te zijn, die met ds. van der Zaal meenden de televisie te moeten stellen in de dienst van God tot bekering van zondaren.' Op 21 maart 1958 keerde de heer Boeder zich tegen dezelfde ds. Van der Zaal, toen deze geschreven had: 'De televisie is een gave van God, bij Zijn schepping geschonken aan de mens om Hem daarmee te dienen. Eenmaal zal men aan God moeten verantwoorden wat men met deze gave gedaan heeft.'

Het is vanuit deze gedachte dat de EO opgericht is, om een tegenwicht te bieden tegen de stroom van antichristelijke propaganda. De mensen van de EO erkennen dat wat de beeldbuis biedt, grotendeels goddeloos is, maar willen de gelegenheid te baat nemen om ook nog een 'woord voor de wereld' te laten horen. Ook willen zij de eigen achterban opvoeden tot 'verantwoord kijkgedrag', uitgaande van de gedachte dat de tv nu eenmaal niet buiten de deur kan worden gehouden. Dat laatste heeft tot nu toe nauwelijks gewerkt, zo heeft E O-directeur A. Knevel bij herhaling toegegeven. Intussen dringt de tv in de gereformeerde gezindte gestaag verder door. De komst van de EO heeft daaraan bijgedragen. En uit allerlei onderzoeken blijkt dat ook de EO-leden kijken naar allerlei wat de toets van Gods Woord niet kan doorstaan.

Meedoen met de EO of niet? En indien niet, waarom dan niet? Die vraag kwam in deze vijftig jaar telkens weer aan de orde. Wij herinneren ons nog goed, hoe in 1972 een vooraanstaand predikant van de Gereformeerde Gemeenten hierover in het RD schreef Aanleiding was dat enkele leden van de Gereformeerde Gemeenten zitting hadden genomen in het bestuur van de EO. Deze predikant keurde dat af Hij wees op de diep ingrijpende verwereldlijking als gevolg van de kijkkast. Hij wilde wel waardering opbrengen voor het streven van de EO om getuigend op te treden, maar het hele bestel waarin dit moet gebeuren, vond hij dermate bezwarend dat het zijns inziens onmogelijk was om daarin mee te doen. Echter, de tv als zodanig wees hij niet af Hij schreef in het RD van 24 mei 1972: 'Men heeft van de boekdrukkunst weleens gezegd, dat deze een stap ten hemel en een stap ter helle was. Hetzelfde kan gezegd worden van de uitvinding van de radio- en televisietechniek. Ook daarvan moeten we de zegenrijke kanten niet uit het oog verliezen. Wat een geweldige mogelijkheden zouden deze media niet kunnen bieden, zo deze onder het beslag van het Woord Gods waren en er werkelijk de bevordering van het Koninkrijk van Jezus Christus door gediend zou worden.' En nog eens in het RD van 21 juni 1972: 'Er is inderdaad een ideale situatie denkbaar, waarin de zegenrijke aanwending van radio en televisie zonder enige terughoudendheid geboden is. Helaas verkeren we in deze situatie niet.' Geboden... Indien er inderdaad een gebod zou liggen, moet men zich wel steeds afvragen of de argumenten waarom men zich toch afzijdig houdt, nog wel steekhoudend zijn. Maar moet de eerste vraag niet zijn of de Heere dit medium wel wil gebruiken in Zijn dienst?

Zelf schreven we toen in De Wachter van 24 januari 1974: 'Het kwaad zit hem niet alleen in het verkeerde gebruik, dat thans overwegend van de televisie gemaakt wordt. Het kwaad zit hem in de televisie zelf Gesteld eens, dat Nederland weer een land was, waarin het volk onder het beslag van Gods Woord zou liggen en waarin de overheid zich in haar beleid geheel zou richten naar Gods wet en dus alle spotternij met des Heeren inzettingen, alle onzedelijkheid en verdorvenheid uit het publieke leven zou weren. Zou dan - onder de ideaalste omstandigheden die maar denkbaar zijn - de televisie tot zegen kunnen zijn? Sommigen stellen zich daar wonderveel van voor. Kerkdiensten via de tv, principiële voorlichting in de politiek, schriftuurlijke benadering van onderwerpen als abortus of euthanasie, bijbels gefundeerde waarschuwingen tegen de gevaren van communisme, drugs, enz. Ik verwacht er niets van. Het middel televisie is nu eenmaal krachtens zijn aard niet geschikt voor 'principiële voorlichting', 'waarschuwingen', enz. In tv-kringen spreekt men over 'het opgestoken vingertje' (uit welke hoek dat ook komt), dat het nu eenmaal niet doet op de tv. Televisie werkt niet verdiepend, maar juist vervlakkend. Krachtens haar wezen is zij ongeschikt als communicatiemiddel - of het zou alleen moeten zijn voor oppervlakkige verstrooiing, en dat wijzen wij nu juist af Vooral om de beginselen die naar Gods Woord zijn, uit te dragen, is de tv ten enenmale onbruikbaar Het middel vervormt de boodschap. Onzes inziens kan men alleen zo de EO-mensen werkelijk en fundamenteel van antwoord dienen. Hun uitgangspunt is verkeerd.'

In De Saambinder is er onlangs gelukkig op andere wijze over geschreven dan in 1972 in het RD. Klaarblijkelijk in reactie op berichten dat ouderlingen van de Gereformeerde Gemeenten zich beschikbaar hadden gesteld om meditaties voor de EOradio uit te spreken, schreef ds. D. de Wit in De Saambinder van 24 augustus, dat bij het gebruik van door 'mensen verzonnen middelen, zoals radio, tv en internet' er geen sprake kan zijn van prediking en ook niet van roepen tot de zaligheid. Hij wees deze middelen dus niet af vanwege het overwegend slechte en goddeloze gebruik dat er in onze dagen van gemaakt wordt, neen, het middel is in zichzelf verkeerd. Ds. De Wit wees de redenering af, dat de mensen 'dan toch Gods Woord kunnen horen' en stelde: 'als het gaat over de roeping tot de zaligheid mogen wij alleen dat doen wat de Heere daartoe bevolen heeft.' 'We moeten eenvoudig vaststellen dat de Heere in Zijn Woord maar één middel tot werking van het geloof gegeven heeft.' Dat is de prediking, in de directe persoonlijke verhouding van de predikant tot zijn gehoor in de dienst des Woords. Dat geschiedt door Gods knechten, die Hij daartoe geroepen en ook naar een bepaalde plaats gezonden heeft. Tot zover uit het schrijven van ds. De Wit.

Inderdaad, alleen zo is er communicatie mogelijk. Massa-communicatie is een begrip dat innerlijk tegenstrijdig is. Communicatie komt slechts tot stand in een communie, een persoonlijke gemeenschap. Zij is feitelijk alleen mogelijk van mond tot mond en van hart tot hart. Door de luidsprekers in het kerkgebouw gaat daarom reeds vaak een deel van de communicatie tussen predikant en gemeente verloren. De techniek brengt altijd distantie met zich mee. Men kan wel een kerkdienst uitzenden, maar het gebed en de preek verliezen hun functie, omdat zij door gebrek aan communicatie niet meer wezenlijk over kunnen komen. De tv maakt van een echte kerkdienst een onechte. De verhouding van de hoorders op de prediker en het Woord ondergaat een fundamentele verandering.

Het is niet waar, dat de aanwending van de televisie als massa-communicatiemiddel, naast al het verderfelijke misbruik dat ervan gemaakt wordt, ook een stap naar de hemel genoemd zou mogen worden. Het medium als zodanig is voor de verkondiging van het Woord ongeschikt. Heel het spreken in de Naam des Heeren voor de tv wordt problematisch, omdat het medium zich niet leent voor proclamatie, maar alleen voor informatie. De boodschap op de tv mag daarom nooit een verkondiging van absolute zekerheden zijn. Wat dat betreft is het zg. postmoderne denken typisch een product van het televisietijdperk. Men make zich dan ook van de 'zegenrijke aanwending' geen illusies.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 oktober 2001

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Terzijde

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 oktober 2001

De Wachter Sions | 8 Pagina's