Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Terzijde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Terzijde

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eeuwige straf

Het onderwerp waarover we ditmaal schrijven, mocht ons wel met vrees en beven vervullen. Niemand kan toch onberoerd blijven bij het horen over de eeuwige straf Omdat er geen mens is die zich de eeuwige dood niet waardig gemaakt heeft. En omdat de dood ons elk ogenblik kan overvallen. Waar zal dan onze plaats zijn, wanneer we geen toevlucht hebben gevonden in de enige arke der behoudenis?

Dat we over dit onderwerp schrijven, is omdat onlangs de eeuwige straf nog weer eens geloochend is. Ds. A.H. van Veluw, hervormd predikant te 's-Gravenzande promoveerde op een proefschrift over de verzoeningsleer. Een voetnoot in dat boek trok de aandacht. Daarin schreef hij, dat ongelovigen niet een eeuwige straf krijgen, maar vernietigd zullen worden. In de pers lichtte hij dit als volgt toe: 'Voor een leer van de eeuwige straf zijn de bijbelse gegevens ontoereikend; daarom moeten we daarover niet te veel willen zeggen. Openbaring 20 zegt dat de dood en het dodenrijk worden geworpen in de poel des vuurs; dat is de tweede dood. Zoals vroeger in Israël de afgodsbeelden en het afval werden verbrand in het dal van Hinnom. Die er waren er dan niet meer.' Dit wordt de leer van de annihilatie genoemd. Van Veluw vindt een eeuwige straf ook om morele redenen niet te rijmen met de bijbelse belijdenis van de goedheid van God.'

Het eerste wat we hierover willen opmerken, is dat deze gedachte zo begrijpelijk is. Voor ons gevoel strijdt de leer van de eeuwigdurendheid van de helse straf met de gedachte die wij hebben van de goedheid en de liefde Gods. Vroeger, ja, vroeger werd deze leer algemeen geloofd. Niemand onder de christenvolken twijfelde aan het bestaan van de hel. Maar de mensheid is humaner gaan denken. Gelijk in vele landen de doodstraf is afgeschaft, omdat men deze onmenselijk was gaan vinden, zo kon men zich ook niet meer indenken dat God Die de volmaakte liefde is, zulk een eeuwige straf zou kunnen toepassen. Zoals dr. Van Veluw het kortweg stelde: 'Het bestaat niet dat God mensen voor eeuwig laat branden in de hel.' Echter, niet ons gevoel beslist hier, maar alleen wat de Heere ons dienaangaande geopenbaard heeft in Zijn Woord.

Dr. Van Veluw en vele hedendaagse theologen met hem denken, dat de goddelozen zullen ophouden te bestaan. Dat kan volgens hen de eeuwige dood genoemd worden, omdat in die staat van vernietiging tot in eeuwigheid geen verandering meer komen zal. Gelijk het vuur in het dal van Hinnom altijd bleef branden (zie ook Jes. 34:10), zo kan de ernst van dit oordeel van de vernietiging in de Schrift ook daarmee uitgedrukt worden, dat het vuur dat de goddelozen vernietigt, het eeuwige vuur (Matth. 18:8; 25:41), een onuitblusselijk vuur (Matth. 3:12), een eeuwig verderf (2 Thess. 1:9) is. Eeuwig zal het blijven branden tot een eeuwige herinnering aan de vernietiging van de verdoemden die daar heeft plaatsgehad. Gods Woord gebruikt ten aanzien van het einde der goddelozen dikwijls woorden als verdelgen, verderven, ombrengen, uitroeien, vergaan. De voorstanders van de leer der annihilatie verstaan deze en dergelijke woorden ook in de zin van zulk een vernietiging.

Maar de Schrift leert ons er meer over. De dood kan zomaar niet gelijkgesteld worden met 'ophouden te bestaan'. Men zal nooit kunnen stellen, dat de goddelozen bij hun sterven vernietigd worden. Gods Woord leert immers onwedersprekelijk een opstanding ten jongsten dage van de rechtvaardigen én de goddelozen, dezen tot eeuwige afgrijzing, genen ten eeuwigen leven. Dan. 12:2. De ure komt, in welke allen die in de graven zijn, Zijn stem zullen horen en zullen uitgaan: die het goede gedaan hebben, tot de opstanding des levens, en die het kwade gedaan hebben, tot de opstanding der verdoemenis, Joh. 5:28, 29. Dr. Van Veluw brengt deze vernietiging dan ook in verband met de tweede dood. Wij lezen over de tweede dood in Openb. 2:11; 20:6, 14 en 21:8. De eerste dood is de tijdelijke dood, aan het einde van ons leven hier op aarde. De tweede dood is de eeuwige dood na de grote oordeelsdag. Maar ook die tweede dood is voor de goddelozen niet tot vernietiging, ook al zouden zij dat wel wensen. Wij lezen van een eeuwige pijn, Matth. 25:46, tegenover het eeuwige leven der rechtvaardigen, van een plaats in de buitenste duisternis, alwaar zal zijn wening en knersing der tanden, Matth. 22:13; 24:51; 25:30, waar hun worm (dat is hun wroegende consciëntie die als een worm altijd zal blijven knagen) niet sterft, Jes. 66:24, Mark. 9:44, 46, 48, een plaats van verdrukking en benauwdheid, Rom. 2:9. Uit al deze plaatsen blijkt, dat de tweede dood niet een ophouden van het bestaan inhoudt, maar dat de verdoemden blijven voortbestaan in een nimmer eindigend straftijden, dat bewust gevoeld en ondervonden wordt. Merk daarbij op, dat niemand in de Schrift vaker en ernstiger over de helse straf gesproken heeft dan de Zaligmaker Zelf.

En de rook van hun pijniging gaat op in alle eeuwigheid, en zij hebben geen rust dag en nacht, Openb. 14:11. En zij zullen gepijnigd worden dag en nacht in alle eeuwigheid, Openb. 20:10. Dat geldt niet alleen de duivel, het beest en de valse profeet, maar allen die geworpen zullen worden in de poel des vuurs, dat zijn allen wier namen niet geschreven zijn in het boek des levens, Openb. 19:20; 20:10, 14, 15; 21:8.

Verder moeten wij niet proberen ons daar met ons beperkte verstand een voorstelling van te maken. Middeleeuwse schilders hebben er schilderijen vol gruwelijke details van gemaakt. Van zulke zinnelijke fantasieën moeten wij ons verre houden. De Schrift gaat ons daarin voor, door de hel zowel een eeuwig vuur, als de buitenste duisternis te noemen. Voor ons is het voldoende te weten, dat het een onvoorstelbare plaats van pijn en smart zal zijn en een eeuwige gescheidenheid van de Heere.

Maar, zegt dr. Van Veluw, zulk een eeuwige straf is toch niet te rijmen met de bijbelse belijdenis van de goedheid Gods? In veel gemeenten zal komende rustdag Zondag 4 behandeld worden. 'Is dan God ook niet barmhartig? God is wel barmhartig, maar Hij is ook rechtvaardig; daarom zo eist Zijn gerechtigheid dat de zonde, welke tegen de allerhoogste majesteit Gods gedaan is, ook met de hoogste, dat is met de eeuwige straf aan lichaam en ziel gestraft worde.'

Men kan de Allerhoogste voor de vierschaar van de humaniteitsopvattingen van de moderne mens dagen en Hem veroordelen, gelijk het zo veelvuldig de laatste tijd gebeurt, maar in de dag des groten oordeels zal alle mond verstommen en de consciëntie zal Zijn vonnis moeten rechtvaardigen. Wat in overeenstemming is met Gods rechtvaardigheid, kan nooit in strijd zijn met Zijn goedheid, want indien iets rechtvaardig is, is het altijd tegelijk ook goed. Maar wanneer wij op hoge toon zouden spreken over Gods goedheid, maar wel ten koste van Zijn rechtvaardigheid, is dat geen echte goedheid meer. Wat men dan voor goedheid aanziet, is in werkelijkheid menselijke weekhartigheid.

Wat wij nodig hebben zijn rechte indrukken van het Goddelijk recht, maar ook van de vreselijke aard der zonde in haar Godonterendheid en doemwaardigheid. Dan zal men zijn Schepper recht en gerechtigheid toekennen. Maar dan zal men ook in staat zijn, de grootheid van de liefde Gods in het zenden van Zijn Zoon enigszins te kunnen vatten. Indien het niet was om Zijn Hefziba te redden van een eeuwig straflijden, zou de prijs van het bloed van de Zone Gods te duur geweest zijn.

Maar wij vrezen dat het daar nu precies bij dr. Van Veluw op vast zit. Zijn proefschrift gaat over de verzoeningsleer, maar met een duidelijke afwijking. Hij spreekt wel van verzoening door voldoening, maar niet om Gods toorn te stillen en zo de zondaar met God te verzoenen. Dat is volgens hem niet nodig, want God vergeeft onvoorwaardelijk. Christus' offer is volgens hem bedoeld als genoegdoening jegens de slachtoffers van de zonde. Voor al het onrecht in de wereld was de dood de enige beta-

melijke straf, maar God wilde dat de zondaar niet aandoen. Dus heeft Hij Zijn Zoon laten betalen, om zo de slachtoffers de genoegdoening te geven dat de daders van het onrecht zouden worden gestraft. Wij laten deze redenering maar rusten, want we hebben het boek niet gelezen en het lust ons ook niet om dat te doen. Met een variant zit dr. Van Veluw toch op het spoor van Wiersinga en Den Heyer, wat in oorsprong het spoor van Socinus is.

Wij hebben een onsterfelijke ziel. Ziel verloren, al verloren. Wie weet hoe spoedig wij gedagvaard zullen worden. De schrikkelijkheid van Gods toorn tegen de zonde en van de eeuwige straf belijden wij wel, omdat Gods Woord het ons leert, maar wij zullen het als een rechtvaardig oordeel moeten mijnen, opdat het ons gegeven mocht worden voor Hem in te vallen in de erkenning van Zijn heilig recht en er in die weg plaatsgemaakt mocht worden voor de bediening van Hem Die Zich gesteld heeft in de plaats van Zijn kerk om de helse straf te dragen en de Zijnen daarvan voor eeuwig te ontheffen. Zalig wie dat praktikaal mag verstaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 januari 2002

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Terzijde

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 januari 2002

De Wachter Sions | 8 Pagina's