Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Opwekking tot standvastigheid in geloof en gebed (5)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Opwekking tot standvastigheid in geloof en gebed (5)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Meditatie

Maar geliefden, bouwt gij uzelven op uw allerheiligst geloof, biddende in den Heiligen Geest. Judas: 20

Geliefde lezer, Thans willen we nader stilstaan wie de apostel opwekt tot standvastigheid in geloof en gebed, en hoe hij hen noemt. Hij noemt de personen aan wie hij schrijft ^eliefden. Wanneer hij hen zo noemt, dan heeft hij niet aan een zeker volk of gemeente gedacht, maar aan Gods Kerk in het algemeen en van alle tijden. Deze brief was dus niet alleen voor degenen die in de tijd van de apostel Judas leefden, maar voor al degenen die door genade inwendig geroepen worden tot zaligheid zolang de wereld staat. Daarom lezen we in het eerste vers van zijn zendbrief: JUDAS, een dienstknecht van JEZUS CHRISTUS, en broeder van Jakobus, aan de geroepenen, die door God de Vader geheiligd zijn, en door Jezus Christus bewaard. Hij richt zijn schrijven dus als een algemene zendbrief aan allen die door Christus' Geest en Woord inwendig geroepen zijn tot de geloofsgemeenschap met Christus. Opmerkelijk dat de apostel Judas net als de andere apostelen zijn brief richt tot de van God geroepenen! (Rom. 1:6; 1 Kor. 1:2). Ook de apostel Judas wijst erop dat Gods welbehagen in Christus de oorzaak is van degenen die inwendig geroepen worden. Hiermee geeft hij te kennen, dat in het zalig worden alle mensenwerk wordt uitgesloten. Wat een zuivere genade prediker is toch deze apostel Judas geweest! Daarom gevoelen we ons zo aan hem verbonden. Wanneer hij in onze tekstwoorden begint met: maar geliefden, dan geeft hij hiermee te kennen dat zij geroepen en wedergeboren zijn door Gods Woord en Geest, en tot de zaligheid bewaard worden door Christus' bloed en voorbede. Het grootste voorrecht zal zijn, wanneer wij tot deze geliefden mogen behoren. Tegenover liefde staat haat. Wanneer de apostel Johannes schrijft: Verwondert u niet, mijne broeders, zo u de wereld haat, dan laat hij er onmiddellijk op volgen: Wij weten, dat wij overgegaan zijn uit den dood in het leven, dewijl wij de broeders liefhebben (1 Joh. 3: 13, 14). Daarmee geeft hij aan, dat zolang de Heere deze liefde niet in ons hart stort, wij dit geheel missen.

Vrienden, ons hart is echter bedrieglijk, en wij mensen kunnen een verkeerd oordeel over onszelf vellen. Daarom is het nodig er zeker van te zijn of wij wel recht verstaan wat het is om liefde tot de broeders te hebben. Judas mocht dit weten, en daarom schrijft hij geliefden. Hij mocht gelovig weten dat hij overgegaan was uit de dood in het leven, en dat Christus zijn leven was. Hij had Christus vurig lief, en had zijn leven voor Hem over. Maar daarom had hij ook al degenen lief in wie Christus' beeld was verheerlijkt. Zoals er geloof is dat het echte niet is, niet met Christus verenigt, zo is er ook liefde tot Gods volk, dat de rechte liefde niet is. Laten we eerst onderzoeken wat de apostel Judas niet bedoeld, wanneer hij zegt: geliefden. Er is een natuurlijke liefde tot Gods volk. Mensen mogen hun familiebetrekkingen, vrienden en weldoeners liefhebben die tot Gods volk behoren, en dat zijzelf toch vreemdelingen zijn van de geestelijke liefde waar de apostel van spreekt. Achting en respect voor Gods volk is zeker aan te bevelen, maar toch is het wat anders om hen lief te hebben met die liefde die Gods volk tot elkaar heeft om Christus' werk. Zo had Orpa grote genegenheid tot Naomi. Al had zij dan achting voor het leven der genade, echter was dit niet zo sterk om haar gewillig te maken om met Ruth haar land en afgoden te verlaten. Natuurlijke genegenheid kan niet verder gaan dan een persoonlijke verbinding. Al mogen zij hen dan vanuit zulk een genegenheid liefhebben, toch hebben zij een afkeer van de dingen waar de ware broeders elkaar om liefhebben.

Er is vervolgens ook een gelegenheidsliefde tot Gods volk. Wanneer Gods kinderen op hun plaats mogen zijn, dan zijn zij goede voorbeelden in huis, straat en stad. Zij besteden hun tijd dan om goed voor hun naaste te zijn. Zeker, wanneer zij goedaardig van karakter, rustig, behulpzaam. en makkelijk in de omgang met mensen zijn, dan zijn er velen die hun gezelschap zoeken en hen niet tegenstaan. Wanneer er dan onder Gods volk zwak en oud zijn, dan zijn er die hen verzorgen en bijstaan uit liefde en achting om het werk Gods in hen. We moeten dan wel voorzichtig zijn, om niet te concluderen liefde tot hen te hebben vanuit het rechte beginsel uit God vandaan. We hebben reeds opgemerkt dat de rechte liefde tot de broeders er alleen is wanneer wij overgegaan zijn uit den dood in het leven (1 Joh. 3:14). Daarom behoren we voorzichtig te zijn om geen verkeerde conclusies te trekken vanwege de betrekking die wij tot Gods volk hebben.

We denken aan een Laban, die Jakob liefhad. Hij vond hem ijverig en betrouwbaar, en bemerkte dat de Heere hem om zijnentwil had gezegend. Echter toen hij zag dat het Jakob zeer voorspoedig ging, en dat hij hem op zich niet nodig had, was zijn liefde gauw opgedroogd. Saul wenste David het goede des Heeren toe, toen hij ten strijde trok tot Goliath: Ga heen en de HEERE zij met uil Sam. 17:37). Doch het bleek wel duidelijk dat hij de ware liefde tot David miste, want hij zocht hem naderhand te doden. De liefde sloeg om in haat, omdat hij de ware liefde tot God en daarom tot Zijn volk miste.

Hoe anders was de liefde die de apostel Judas had voor Gods volk, zodat hij hen geliefden noemt. U begrijpt dat dit een liefde is van bijzondere aard, en anders is dan de natuurlijke- en gelegenheidsliefde. Het beginsel van de ware liefde tot Gods volk is de liefde van God in Christus. Deze liefde veroorzaakt de begeerte om Gods geboden te gehoorzamen en Zijn volk lief te hebben: Hieraan kennen wij, dat wij de kinderen Gods liefhebben, wanneer wij God liefhebben en Zijn geboden bewaren (1 Joh. 5:2). De liefde van Gods volk tot elkaar is een geestelijke liefde, waardoor zij elkaar liefhebben om het werk Gods in de ziel. Joh. Groenewegen verwoordt het zo kostelijk in het bekende gedicht.

Zoete banden, die mij binden Aan des Heeren lieve volk. Wis, zij zijn mijn hartevrinden. Hunne taal mijn hartetolk; 't Zijn de kind'ren van mijn Vader En van 't zelfde huisgezin. Wij bestaan elkander nader. Dan de band van aardse min.

Meditatie vervolg

Zijn er dan geen verschillen onder Gods volk? Ofschoon zij verschil van mening kunnen hebben in zaken van minder belang, en verschillend van karakter zijn of een andere zienswijze hebben, stemmen zij toch allen in met de bijzondere liefde die zij tot hun Heere en hemelse Vader, en tot hun lieve Jezus en Zaligmaker toedragen. We weten wel, dat zolang zij op aarde zijn, satan niet stilzit om deze liefdesvereniging te verbreken. Oorblazers zijn oorzaak dat scheiding plaats vindt tussen de voornaamste vriend, zoals Ziba oorzaak was van de verwijdering tussen David en Mefiboseth.

Eigenliefde is oorzaak dat broeders van hetzelfde huis niet samenkomen. We hebben het vanzelf over Gods ware volk onderling, en niet over degenen die zich wanen daarbij te behoren. Zoals leven en dood niet samen kunnen gaan, gelijk Hagar met Sara niet in één tent, zo is het onmogelijk dat Gods volk zielenbanden heeft met de godsdienst.

De oudste zoon in de gelijkenis van de verloren zoon wilde niet in huis komen, daar hij zich veel beter achtte, echter lezen we niet dat de 'verloren' zoon niets met hem meer te maken wilde hebben. Maar het is zeker een feit, dat wanneer er meer gemeenschap met Christus, het Hoofd der Kerk zou zijn, er ook meer gemeenschap gezocht en beoefend zal worden met de leden onderling. Zij hebben elkaar lief, omdat zij allen verkoren zijn in Christus, gewassen in Zijn bloed, bedeeld met dezelfde genade, tegengestaan worden door dezelfde doodsvijanden, en gezamenlijk geleid worden door de Heilige Geest naar het hemelse Kanaan daarboven. Om die reden hebben zij elkaar lief met een zuiver hart. Dit is niet beperkt tot een bepaalde gemeente, een kerkelijke gemeenschap, een zeker land, en mensen met dezelfde huidskleur, of alleen die zij kennen, maar strekt zich uit tot al degenen in wie Christus' beeld is hersteld.

We willen deze meditatie besluiten met de vraag of wij de broeders om Christus oprecht liefhebben, want dat is een bewijs dat wij overgegaan zijn uit den dood in het leven.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 juni 2002

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Opwekking tot standvastigheid in geloof en gebed (5)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 juni 2002

De Wachter Sions | 8 Pagina's