Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Bron (51a)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Bron (51a)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Laat Mijn volk trekken (4)

”Mozes nu zeide: Gij hebt recht gesproken: ik zal niet meer uw aangezicht zien.”

(Ex. 10:29)

Hoe langer de koning zich verzette, hoe vreselijker de plagen werden die de Heere zond. Heel Egypte zuchtte onder de plagen en oordelen van de Heere. Het bleek duidelijk, dat Farao er liever alles aan waagde dan dat hij wilde luisteren naar de stem des Heeren. Met sprekende daden riep hij het telkens uit: "Wie is de Heere, Wiens stem ik gehoorzamen zou om Israël te laten trekken? " Hij weigerde te bukken voor de hoge God.

Nu kwam de negende plaag, want de Heere sprak tot Mozes: "Strek uw hand uit naar den hemel en er zal duisternis komen over Egypteland, dat men de duisternis tasten zal.”

Toen Mozes dit op Gods bevel deed, kwam er een grote, tastbare duisternis in het land. Zo zwaar was deze duisternis, dat er in de Bijbel staat: "Zij zagen de een den ander niet; er stond ook niemand op van zijn plaats, in drie dagen; maar bij al de kinderen Israels was het licht in hun woningen.”

Heel Egypteland leek in rouw gedompeld te zijn. Een diepe duisternis heerste er en deze plaag was de ergste tot nog toe. We weten, hoe de Heere op de eerste dag het licht schiep, maar nu nam de Heere het licht in deze negende plaag weg. Wat had de koning nu aan zijn paleis? Zijn mooie zaal was veranderd in een donkere gevangenis. Alle blijdschap en vrolijkheid waren met het licht verdwenen. Het mooie Egypte was in een duistere spelonk veranderd! Wat was het verschil met de Israëlieten groot. Daar was het licht!

Hoe duidelijk bleek, dat deze plaag een heenwijzing was naar de dag van de dood. Het was alsof de Heere wilde zeggen:

”Farao, als u doorgaat in uw verharding tegen Mij, dan zult u straks moeten sterven. Deze duisternis is een voorbode van uw dood en van uw eeuwige ondergang. Denk daar toch om! Luister naar Mijn stem!”

Luisterde Farao nu? Zag hij nu in, dat hij het van de Heere moest verliezen? Gaf hij het Hem gewonnen?

”U kunt gaan", zo sprak hij tegen Mozes en Aaron, "U mag uw vrouwen en kinderen meenemen, alleen het vee moet achter blijven."

”Nee, " zei Mozes, "u zult ons het vee moeten meegeven, want dat hebben wij nodig voor onze offers!”

Dat wilde de koning niet toestaan en boos voer hij tegen Mozes uit: "Waag het niet meer om onder mijn ogen te komen. Als u nog eenmaal terugkeert, laat ik u op staande voet doden. De eerste de beste dag wanneer u mij ziet, zult u sterven!”

Hierop antwoordde Mozes veelbetekenend: "Inderdaad, zo zal het zijn. Ik zal uw aangezicht nooit meer zien.”

Verder sprak Mozes tot de koning: "Zo heeft de HEERE gezegd: Omtrent middernacht zal Ik uitgaan door het midden van Egypte; En alle eerstgeborenen in Egypteland zullen sterven, van Farao's eerstgeborene af die op zijn troon zitten zou, tot den eerstgeborene der dienstmaagd die achter de molen is, en alle eerstgeborenen van het vee. En er zal een groot geschrei zijn in het ganse Egypteland, desgelijks nooit geweest is en desgelijks niet meer wezen zal. Maar bij alle kinderen Israels zal niet een hond zijn tong verroeren, van de mensen af tot de beesten toe; opdat gijlieden weet, dat de HEERE tussen de Egyptenaars en tussen de Israëlieten een afzondering maakt. Dan zullen al deze knechten tot mij afkomen en zich voor mij neigen, zeggende: Trekt uit, gij en al het volk, dat uw voetstappen volgt; en daarna zal ik uitgaan.”

Hierop keerde Mozes boos de koning de rug toe en ging met Aaron heen. Het was hun laatste bezoek aan de koning geweest.

Farao had moeten beseffen, hoe vreselijk die laatste woorden van Mozes waren. De dood van alle eerstgeborenen was hem aangezegd! Er zou in Egypte gehuild worden, zoals nooit eerder gebeurd was en zoals later nooit meer gebeuren zou! Nog kon Farao terugkeren van zijn boze, goddeloze weg en dit komende onheil afwenden! Maar hij deed het niet. Ondanks de waarschuwende woorden van Mozes, verhardde de koning ook deze keer zijn hart en liet het volk van Israël niet trekken.

In de verharding van Farao zien wij ons eigen zondig beeld. Hoe vaak vermaant de Heere ons om de brede weg te verlaten! Hij geeft ons de verkondiging van Zijn Woord in de kerk en op school. Steeds klinkt het tot ons: "Bekeer je en vraag om een nieuw hart, eer het te laat is!”

De Heere zegent ons met veel weldaden. Hij geeft ons eten, drinken, kleren, gezondheid en vrede. Ook komt Hij met Zijn waarschuwingen in ziekte, verdriet en dood tot ons. Het zijn allemaal ontelbare roepstemmen van de Heere, waardoor Hij ons toeroept niet verder te gaan op onze zondeweg.

Hoe erg, als we al Zijn roepstemmen naast ons neerleggen en onbekeerd verder leven. Dan zeggen we net als Farao: "Wie is de Heere, Wiens stem ik gehoorzamen zou? " Negen plagen waren over Yigypte als grote oordelen des Heeren gegaan en de tiende plaag was aanstaande. Al die roepstemmen werkten echter bij Farao niets uit, daar hij zijn hart verhardde en weigerde voor de Heere te bukken!

Maar zijn wij beter dan Farao? Hoe vaak heeft de Heere al niet tot ons gesproken? Wat heeft het bij ons uitgewerkt? Hebben we leren roepen:

Keer eind'lijk, HEER', toch weder; Mijn ziel buigt zich terneder. Ai, red haar van 't verderf; Sla mijn ellende gade. Tot roem van Uw genade. En help mij, eer ik sterf (Ps. 6:4)

(Vervolg op blz. 358)

(Vervolg ”Uit de Bron”)

Als we dit nog niet gedaan hebben, wordt het hoog tijd dit te gaan doen! Er komt een einde aan Zijn geduld en lankmoedigheid.

Voor Farao kwam nu de tiende plaag aan. Het zou de laatste plaag en de laatste slag worden. God ging met de ongehoorzame koning afrekenen! Laten we bedenken, dat ook wij van nature een boos, opstandig hart hebben. Ook wij gaan door in de zonde en verharden elke dag ons hart door onbekeerd verder te leven.

Daarom zal ook onze laatste dag spoedig aanbreken. Dan zal de Heere ook met ons gaan afrekenen!

De Heere krijgt het laatste woord!

Dat zou Farao nu heel gauw gaan ondervinden en dat zullen al Zijn vijanden eens tot hun grote schrik en eeuwige schande moeten ondervinden.

Zo gij Zijn stem dan heden hoort. Gelooft Zijn heil- en troostrijk Woord; Verhardt u niet, maar laat u leiden. (Ps. 95:4)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 juli 2002

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Uit de Bron (51a)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 juli 2002

De Wachter Sions | 8 Pagina's