Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Bron (56)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Bron (56)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kwakkels en manna

”Mozes dan zeide tot hen: Dit is het brood, hetwelk de HEERE ulieden te eten gegeven heeft." Ex.l6:15.

De Israëlieten waren nu in de doornachtige woestijn Sin. Ongeveer dertig dagen geleden hadden ze Egjrpte verlaten en inmiddels was het eten op.

Maar wat had de Heere beloofd? Wat had Hij zelfs in Mara nog nadrukkelijk toegezegd?

Was het niet hetzelfde als wat het psalmvers zegt:

Vertrouw op Hem, o volk, in smart, Stort voor Hem uit uw ganse hart: God is een toevlucht t' allen tijde. (Ps. 62:5)

De Heere had beloofd altijd voor Zijn volk te zullen zorgen.

Hoe erg was het daarom, wat we van dit volk nu weer lezen. Toen ze zagen dat het voedsel op was, gingen ze boos naar Mozes en Aaron en zeiden: "Och, dat wij in Egypteland gestorven waren door de hand des HEEREN, toen wij bij de vleespotten zaten, toen wij tot verzadiging brood aten! Want gijlieden hebt ons uitgeleid in deze woestijn om deze ganse gemeente door den honger te doden!”

Met wat een vreselijke verwijten kwam het volk.

Ze zeiden: "Mozes, had ons maar gelaten waar we waren! Waarom hebt u ons bij de vleespotten van Egypte weggehaald? Moeten wij hier nu allen doodhongeren? ”

Dat spraken geen tien of geen honderd Israëlieten, maar in de Bijbel staat dat de hele vergadering van Israël tegen de beide knechten des Heeren murmereerde.

Toch was de Heere onuitsprekelijk goed en verdraagzaam. Door hun wangedrag hadden ze zich Zijn toorn waard gemaakt. Als de Heere niet meer naar hen om zou kijken, was dat dubbel en dwars verdiend.

Maar wat zei de Heere?

In Zijn onbegrepen goedheid sprak Hij tot Mozes: "Ik zal brood uit de hemel doen regenen. Elke morgen moet het volk dit verzamelen, iedere dag opnieuw, zes dagen lang. Niets mag bewaard blijven voor de andere dag. Alleen op de zesde dag moet het volk voor twee dagen rapen, want de zevende dag is de rustdag, de sabbatdag. Dan mag er niet geraapt worden!”

Hierna verliet Mozes zijn tent en sprak tot het volk:

"Bent u alweer vergeten, welke grote daden God aan ons gedaan heeft, toen Hij ons veilig uit Egypte leidde? Morgen zult u opnieuw zien, hoe groot en machtig de Heere is. Al klaagt en mort u tegen Hem, Hij blijft de Getrouwe om u te helpen. God zal u 's avonds vlees en 's morgens brood geven. Denk er om, uw klachten zijn niet tegen Aaron en mij gericht, maar tegen de Heere!"

Daarna moest Aaron op bevel van Mozes het volk vergaderen voor de vuur- en wolkkolom, waardoor de Heere Zijn heerlijkheid openbaarde.

Waarom moest dit gebeuren? In de Bijbel staat het antwoord. Aaron sprak: "Nadert voor het aangezicht des HEEREN, want Hij heeft uw murmereringen gehoord.”

Even later stond dat murmererende volk in de tegenwoordigheid van de Heere en toonde Hij Zijn heerlijkheid. De Heere wilde op deze manier aan het schuldige volk Zijn heiligheid en hun zonde tonen. Het volk moest goed weten, tegen Wie het telkens zondigde!

In een ogenblik zou de Heere het volk nu rechtvaardig hebben kunnen doden door vuur uit de hemel te laten regenen. Maar dat deed Hij niet. Integendeel, Hij deed iets heel anders. De Heere zou geen vuur, maar meelkorreltjes laten regenen.

Toen het volk de volgende morgen opstond, lag er dauw rondom het leger. Bij het hoger klimmen van de zon verdween de dauw en werden de meelkorreltjes, die verborgen onder de dauw gelegen hadden, zichtbaar. Zoiets had het volk nog nooit gezien en verwonderd riep het uit: "Manna!" Dat betekende in hun taal: "Wat is dat? "

Daarop antwoordde Mozes: "Dit is het brood, hetwelk de HEERE ulieden te eten gegeven heeft.”

Dit brood werd voortaan, ter herinnering aan hun uitroep, "manna" genoemd. De korreltjes waren wit van kleur, vet als olie en zoet als honing.

Hoe trouw zorgde de Heere.

Gisteravond had Hij voor de verbaasde ogen van het volk een zwerm kleine vogels - kwakkels - laten neerstrijken. Toen konden ze volop vlees eten en nu was er volop brood.

Het volk raapte de mooie, witte korrels op en bakte er koeken van, die smaakten als honing.

Toch hadden er ook nu weer verdrietige, zondige dingen plaats. De Heere had immers bevolen niets van het manna tot de volgende dag te bewaren. Zoiets mocht alleen op de zesde dag gebeuren. Maar wat deden veel Israëlieten? Tegen het gebod van de Heere in namen ze toch voor twee dagen tegelijk. Misschien twijfelden ze er wel aan of er de andere dag weer manna vallen zou. Daarom sloegen ze alvast een voorraadje in.

Maar wat gebeurde er? De volgende morgen was het manna bedorven en kropen de wormen eruit!

En toen de sabbat aanbrak, trokken sommige Israëlieten in de vroege morgen erop uit om manna te rapen.

Maar dit had de Heere verboden, want op de zevende dag behoorden zij te rusten

Bovendien was het ook niet nodig, want het manna van de vorige dag bleef goed en was niet bedorven.

De Heere zag dit en sprak: "Hoelang weigert gijlieden te houden Mijn geboden en Mijn wetten? ”

Aaron kreeg opdracht een kruik met manna te vullen.

Dit moest hij als een gedachtenis bewaren om aan de nakomelingen te laten zien, hoe wonderlijk de Heere Zijn volk in de woestijn gespijzigd had.

Bovenal wees het manna op de Heere Jezus. Toen Hij later op aarde verscheen, sprak Hij: "Ik ben het Brood des levens; die tot Mij komt, zal geenszins hongeren, en die in Mij gelooft zal nimmermeer dorsten.”

De Heere Jezus wilde daarmee zeggen, dat Hij door Zijn lijden en sterven het geestelijke en eeuwige leven voor Zijn kinderen verdiend had.

Als wij leren verlangen naar de Heere Jezus om van onze zonden bevrijd te worden, zal Hij ook ons vergeving van zonden schenken. Dan zullen we het eeuwige leven ontvangen en "verzadigd worden met het goede van Zijn huis". (Ps. 65:5)

Zij werden daag'lijks begenadigd: Met manna, hemels brood, verzadigd. Gods hand bracht, in dat dorre oord. Rivieren uit een steenrots voort. Hij dacht aan 't geen Hij aan Zijn knecht, Aan Abraham, had toegezegd. (Ps. 105:22)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 oktober 2002

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Uit de Bron (56)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 oktober 2002

De Wachter Sions | 8 Pagina's