Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Antwoord per brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Antwoord per brief

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geachte mevrouw N.N. te N.,

De tekst waarover ik nu op uw verzoek iets moet schrijven, acht ik ter plaatsing van een antwoord in dit blad zeer geschikt voor de adventtijd. Dit betekent dat u ook nog wel wat lang op antwoord zult moeten wachten. Maar er liggen op dit moment dat ik dit antwoord schrijf, heel wat antwoorden al klaar voor mensen die evenals u wat lang hebben moeten wachten. U hebt me gevraagd om iets te schrijven over Maleachi 4 : 5, waar we lezen: "Zie, Ik zend ulieden den profeet Elia, eer dat die grote en die vreselijke dag des HEEREN komen zal.”

U zult ongetwijfeld toch wel begrepen hebben dat met Elia Johannes de Doper wordt bedoeld. De teksten die bij deze tekst zijn geplaatst in onze Bijbel, wijzen ons naar het Nieuwe Testament heen en wel naar Mattheüs 11 : 14, waar we lezen dat de Heere Jezus Zelfheeft gezegd: En zo gij het wilt aannemen: Hij is de Elia die komen zal. Ook worden we gewezen naar Mattheüs 17 : 11, 12 en 13. Daar lezen we: Doch Jezus antwoordende zeide tot hen: Elia zal wel eerst komen en alles weder oprichten. Maar Ik zeg u, dat Elia nu gekomen is, en zij hebben hem niet gekend; doch zij hebben aan hem gedaan al wat zij hebben gewild; alzo zal ook de Zoon des mensen van hen lijden. Toen verstonden de discipelen, dat Hij hun van Johannes den Doper gesproken had. We worden ook gewezen naar Mark. 9: 11, 12 en 13 waar we hetzelfde beschreven vinden. Ook worden we gewezen op wat we beschreven vinden in Lukas 1 : 17, waar ons vermeld staat dat de engel Gabriel tot Zacharias gezegd heeft: En hij zal voor Hem heengaan in den geest en kracht van Elia, om te bekeren de harten der vaderen tot de kinderen, en de ongehoorzamen tot de voorzichtigheid der rechtvaardigen, om den Heere te bereiden een toegerust volk.

Duidelijker bewijzen kunnen we er niet van vinden dat Johannes de Doper wordt bedoeld die volgens Maleachi's profetie zou komen eer dat die grote en vreselijke dag des Heeren zou aanbreken. Het is te begrijpen dat de Joden niet hebben willen geloven dat met Elia Johannes de Doper is bedoeld. De discipelen hebben ook nog gevraagd waarom de Schriftgeleerden zeiden dat Johannes de Doper eerst komen moest. Tot op de huidige dag verwachten de Joden nog wel zulk een komst van Elia die vooraf zal gaan aan de komst van de Messias Die zij nog verwachten. Ze verwachten altijd nog een uitwendig koninkrijk met de komst van de Messias. En met hen zijn er ook nog wel genoeg zogenaamde christenen die zulk een heerlijk uitwendig koninkrijk verwachten.

Maar men verstaat de verborgen inhoud en betekenis van de tekst niet. En ik neem aan dat het uw bedoeling zal zijn dat ik daarover iets zal schrijven. Johannes de Doper is de wegbereider van Christus geweest. De naam Elia is hem gegeven omdat hij kwam in de geest en kracht van Elia. Hij droeg ook een harig kleed en een lederen gordel om zijn lendenen evenals Elia. Zijn optreden was ook wel zeer merkwaardig. Hij was de zoon van een priester en zo had hij eigenlijk zijn werk in Jeruzalem in de tempel te verrichten. Maar hij trad op buiten Jeruzalem en trok alzo het volk van Jeruzalem af. De dienst der schaduwen zou weldra een einde hebben genomen. Johannes gaf dan ook geheel zijn priesterlijke waardigheid prijs. Hij droeg dus geen priesterlijke kleding, maar een kemelsharen mantel. Ook at hij geen priesterlijke spijs, maar sprinkhanen en wilde honing. Hij was een boeteprediker evenals Elia. De vijandschap bleef onder zijn prediking dan ook niet uit. Hij kreeg met een goddeloze koning Herodes te doen evenals Elia met een goddeloze koning Achab. Johannes drong aan op boete en bekering. Nu, daar wil een mens die zich niet schuldig kent, niet van weten. Men zoekt een godsdienst naar het vlees en kent de zonde als zonde niet. Men verhardt zich in een zondige weg en maakt zich alzo rijp voor het rechtvaardig oordeel Gods.

Er wordt in de tekst over de grote en vreselijke dag des Heeren gesproken. Welke dag wordt met die grote en vreselijke dag des Heeren bedoeld? Men zou kunnen denken dat daar de dag van Christus' wederkomst wordt bedoeld. Maar nee, de dag van Christus' komst in het vlees wordt daarmee bedoeld. Dat was toch geen vreselijke dag? Nee, voor de herders in Efrata's velden is dat geen vreselijke dag geweest. Ook voor een Simeon en Anna niet. Maar toch heeft Christus gezegd: "Ik ben tot een oordeel in deze wereld gekomen, opdat degenen die niet zien, zien mogen, en die zien, blind worden." Dit had Johannes als Zijn heraut en voorloper ook te prediken. Hij heeft gezegd: "En de bijl ligt ook airede aan de wortel der bomen; alle boom dan, die geen goede vrucht voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen." Dat woord hield heel wat in! Maar dit woord zal ook eens tot onze ziel moeten ingaan. Dan zullen we de dag des doods niet verre meer van ons kunnen tellen. De bijl is al aan de wortel der bomen gelegd. En dan nooit goede vrucht te hebben voortgebracht! Dan wacht ons niet anders dan het onuitblusselijke vuur. Dat hebben die vrome Joden niet geloofd. Die hadden wel goede vruchten voortgebracht. De ware zielsontdekking doet ons weten dat we geen goede vruchten hebben voortgebracht. Ons wacht dan niet anders dan het eeuwig verderf Moest Johannes zo de weg voor Christus bereiden? Ja, want anders wordt de weg niet voor Hem bereid. Hij is niet gekomen om te roepen rechtvaardigen, maar zondaars tot bekering. Voor dezulken zal het alleen een gezegend Kerstfeest kunnen worden.

De Koning der Kerk heeft de wan in Zijn hand. Dat heeft Johannes gepredikt. "Wiens wan in Zijn hand is, en Hij zal Zijn dorsvloer doorzuiveren, en de tarwe zal Hij in Zijn schuur samenbrengen, maar het kaf zal Hij met onuitblusselijk vuur verbranden." Was dat nu Evangelie? Ja, want er volgt ook nog op die verschrikkelijke woorden: "Hij dan ook vele andere dingen vermanende, verkondigde het volk het Evangelie." Jesaja heeft van deze Johannes ook al geprofeteerd, zeggende: "Een stem des roependen in de woestijn: Bereidt den weg des HEEREN, maakt recht in de wildernis een baan voor onzen God." In de wildernis moest er een weg voor Christus bereid worden. Een wildernis is ons aller hart van nature. Zo zullen we ons hart moeten leren kennen. Dan kunnen we niet denken dat er zo een baan voor onze God bereid wordt. Dit is echter het Evangelie dat Johannes mocht verkondigen. Men kan dat niet denken als men zijn hart als een wildernis leert kennen. O, wat gaat men dan toch ellendig over de wereld heen! Men kan niet denken dat er één mens zo ellendig is als men zichzelf waarneemt. Maar voor zulke ellendigen heeft de ware dienaar van het Evangelie woorden van troost. Die ellendigen behoren tot die tarwe die Christus in Zijn schuur zal samenbrengen. Voor zulke ellendigen is Hij in de wereld gekomen. Ze kunnen zichzelf met deze troostwoorden niet •lelpen. Maar de Heere doet het ze ondervinden dat het zo is.

Johannes heeft dat ook gepredikt. Hij heeft niet alleen gezegd dat de bijl alreeds aan de wortel der bomen lag, maar hij heeft ook mogen zeggen: "Ik doop u wel met water tot bekering; maar Die na mij komt, is sterker dan ik, Wiens schoenen ik niet waardig ben Hem na te dragen; Die zal u met den Heiligen Geest en met vuur dopen." Wat de mens uit zichzelf niet geloven kan, zal Jezus de Zijnen doen ervaren en geloven. Johannes heeft het zelf mogen ervaren. Jezus kwam van Galiléa naar de Jordaan tot Johannes, om van hem gedoopt te worden. Doch Johannes weigerde Hem zeer, zeggende: Mij is nodig van U gedoopt te worden, en komt Gij tot mij? Maar Jezus antwoordende zeide tot hem: Laat nu af; want aldus betaamt ons alle gerechtigheid te vervullen. Toen liet hij van Hem af Dat was ook een Goddelijk werk. We zouden niet aflaten en van onszelf afzien en in Jezus een volle zaligheid vinden, als de openbaring van die gezegende Persoon niet van een Goddelijke kracht was. En toen zag Johannes de hemel opengaan en de Geest Gods zag hij op Jezus nederdalen en de stem des Vaders werd gehoord, zeggende: "Deze is Mijn Zoon, Mijn Geliefde, in Denwelken Ik Mijn welbehagen heb." O Goddelijke liefde die zich daarin openbaart! Hoe wordt de Kerk toch door een rechte weg zalig. Door een weg waarin de drie Goddelijke Personen samenstemmen. Zo gaat het werk van die drie Goddelijke Personen in het zaligen van de Kerk onwederstandelijk door. Maar zo valt de mens daar ook helemaal met al zijn eigen werk schoon buiten. Johannes moest aflaten. Christus liet hem weten dat Hij alle gerechtigheid moest vervullen. Toen liet Johannes van Hem af Daar moet door ons allen wat van gekend worden. Zo kan een dienende Jezus Zijn werk aan ons doen. En daar laat de Vader Zich ook niet in onbetuigd. Wat is dat bij die doop van Christus toch ook een zalig ogenblik voor Johannes geworden. Dit gaf Johannes ook te meer de zekerheid ervan dat hij de voorloper van de Messias was, want we horen hem later ter overtuiging van degenen die tot hem kwamen zeggen: "En ik kende Hem niet; maar Die mij gezonden heeft om te dopen met water, Die had gezegd: Op Welken gij den Geest zult zien nederdalen, en op Hem blijven, Deze is het, Die met den Heiligen Geest doopt. En ik heb gezien en heb getuigd, dat Deze de Zone Gods is." Zo zag hij ook de profetie van Jesaja in hem vervuld: "Een stem des roependen in de woestijn: Bereidt den weg des HEEREN, maakt recht in de wildernis een baan voor onzen God.”

Maleachi's profetie heeft ons dus wel heel wat te zeggen. De grote en vreselijke dag des Heeren was aangebroken. De tijd des Nieuwen Testaments was gekomen. De heidenen zouden nu ook gebracht worden tot de kennis der zaligheid. Maar zo zou toch van Sion de wet uitgaan en des Heeren Woord van Jeruzalem. Christus kwam tot Zijn Eigen volk. En ook Johannes had het woord tot zijn eigen volk te richten. Ik kan het nu ook niet laten om de volgende tekst uit Maleachi 4 er gelijk bij te nemen, als daar gezegd wordt: "En hij zal het hart der vaderen tot de kinderen wederbrengen, en het hart der kinderen tot hun vaders, opdat Ik niet kome, en de aarde met den ban sla." De Joden beroemden er zich zo graag op dat zij het zaad Abrahams waren. Maar ze misten het geloof van vader Abraham. Dat heeft Jezus ze ook onomwonden gezegd. Als ze Abrahams kinderen waren, zouden ze in Hem geloven, maar nu zochten ze Hem te doden. Maar als de prediking van Johannes haar werk mocht doen op een rechte wijze, dan zou het hart der vaderen tot de kinderen worden wedergebracht en van de kinderen tot de vaders.

Dat gaat altijd nog door. We beleven thans ook wel een zeer droeve tijd wat het geestelijke leven aangaat. Als men oud geworden is, moet men nog wel gedurig aan die oude Christenen terugdenken. Het jonge geslacht heeft die mensen niet gekend. En er ging van die mensen zulk een binding uit. Maar waar die nu gemist wordt, wordt men ook zo gemakkelijk meegevoerd met die verleiders die van de ware zielsbevinding niet willen weten. Men kent dat leven van die oude Christenen niet en men wil daar ook niet van weten. En zeker, de Heere werkt nog wel. Maar het is ook niet te verwachten dat degenen die nu nog de ervaring en de geestelijke kennis van die oude Christenen moeten missen, gelijk de plaats van deze oudjes kunnen innemen. Maar als het goed ligt, dan zullen ze er zich toch aan verbonden weten. Dan zoekt men ook de geschriften van de godzalige oude schrijvers op en wil men zich door hun onderwijzingen graag laten leiden. En de getuigenissen die de oude geoefende Christenen hebben nagelaten, raken dan toch ook het hart. Er wordt dan ook een nauwe verbinding daaraan gevoeld. En later denkt men ook altijd nog aan hun uitspraken terug. Men gaat die dan

ook nog weer beter verstaan. Zo wordt dus het hart der vaders tot de kinderen wedergebracht. Dat geestelijke leven dat die vaders mochten bezitten mag door de kinderen worden verstaan en de kinderen mogen dan die vaders daarin ook zo liefkrijgen. Het is toch altijd diezelfde Geest Die in de harten van die vaders Zijn werk heeft gedaan en die het nu ook doet in het hart der kinderen. Zovelen als er door die Geest geleid worden, die zijn kinderen Gods. Laten we het dan ook maar nooit ons wijs doen maken dat God nu Zijn volk anders bekeert dan vroeger.

Er is maar één weg tot de zaligheid. Die weg is in Hem geopend van Wie Johannes de Doper de wegbereider mocht zijn. Allen die zalig worden, zullen weten dat die Jezus Die door Zijn volk verworpen is, de Zaligmaker is geweest. De apostel is de Hebreeënbrief begonnen met te schrijven: "God voortijds veelmaals en op velerlei wijze tot de vaderen gesproken hebbende door de profeten, heeft in deze laatste dagen tot ons gesproken door den Zoon." Als Christus Zich nu nog aan de ziel Zijns volks openbaart, dan openbaart Hij Zich als die Jezus Die eenmaal in deze wereld is geweest en hier Zijn werk heeft gedaan en nu is verheerlijkt in de hemel. Daar blijft geen twijfel aan over dat Hij de ware Messias is. Hoe komt daarin dan toch ook openbaar dat het een Goddelijk werk is om de ziel de zaligheid der ziel in Hem te doen vinden. Zo kan men met de apostel zeggen, dat het Gode behaagd heeft Zijn Zoon in de ziel te openbaren. Het ware geloof sluit daarin ook alle twijfel uit. Als Christus door de ziel ter zaligheid gekend mag worden, is er dus geloof aanwezig in de ziel. En dat geloof zal dan ook door de liefde werkende zijn. Waarlijk, dit is een grote dag voor de ziel. Er wordt dus niet zonder reden in de tekst over een grote dag gesproken. Nooit is het moment te vergeten waarin die dierbare Persoon Zich door de ziel heeft doen kennen. Maar zo wordt dan toch ook het hart van de kinderen tot de vaders wedergebracht. Dan valt ook het licht over alles wat in het Oude Testament over die dierbare Persoon is te lezen. Met welk een blindheid is dan toch het Jodendom geslagen, als men het Oude Testament nog wel wil lezen en er de Christus niet in vindt. Zelf heb ik ook nog wel eens Joodse geschriften met geschiedverhalen van het Oude Testament onder het oog gehad, maar er dan ook de armoede van gezien, als men er van de Christus niets van wist te vermelden. De profetieën wijzen ons toch zo duidelijk naar Hem heen. Laten we alleen maar aan Jesaja 53 denken. Alles wat van Hem beschreven staat, is in Hem vervuld.

Maar o, welk een oordeel heeft dat volk dan toch over zichzelf gebracht! Een oordeel dat nog doorgaat tot op de huidige dag.

Het wil dan toch wat zeggen, als Meleachi's profetie wordt besloten met de woorden: "Opdat Ik niet kome, en de aarde met \ den ban sla." Die woorden zijn toch ook wel in het bijzonder in vervulling gegaan, als Jeruzalem door de Romeinen is verwoest en het ganse volk der Joden over de ganse aarde is verdreven. Dit was zeker ook een grote en vreselijke dag. De geschiedenis vermeldt er ons zeer veel van wat er toen is gebeurd. Geen tempel met schaduwachtige verrichtingen is er toen overgebleven. Tot op de huidige dag is er zulk een tempel nog niet. Er kunnen geen offers meer gelijk als onder het Oude Verbond worden gebracht.

Het grote Offer is gebracht. O, van welk een dierbare betekenis is dat voor de ware Kerk! Men behoeft niet meer te leven onder dat deksel van vele schaduwachtige verrichtingen. De Joden zijn als met de ban geslagen. Het eerste vers van dit teksthoofdstuk begint met te zeggen: "Want zie, die dag komt, brandende als een oven; dan zullen alle hoogmoedigen en al wie goddeloosheid doet, een stoppel zijn, en de toekomstige dag zal hen in vlam zetten, zegt de HEERE der heirscharen. Die hun noch wortel noch tak laten zal.”

Alles valt weg buiten het voldoenend werk van Christus. Dat zal de ziel ook niet onbekend blijven, als ze de verlossing van de dienstbaarheid der wet door Christus recht zal mogen leren verstaan. Dan zal ze mogen delen in de vrijheid der heerlijkheid der kinderen Gods. Geen verbanning blijft er dan meer voor haar over. Geen beschuldiging is er meer in te brengen tegen de uitverkorenen Gods. God is het Die rechtvaardig maakt. Wie is het dan nog die verdoemt? Christus is het Die voor de Zijnen gestorven is en nu aan de rechterhand Gods is, als de Voorspraak voor de Zijnen bij de Vader.

Ik wens u en de lezers toe dat het zo eens Kerstfeest voor de ziel zal mogen worden. Ook mocht de Heere Zich over dat oude bondsvolk nog willen ontfermen, daar er nu ook een dag van grote benauwdheid voor dat volk gekomen is. Maar wat dat volk overkomt, is ons tot lering en waarschuwing. O, dat we toch ook maar niet door mochten gaan in de verharding des harten! Als we daarin doorgaan, wacht ons straks een eeuwige ban. O welk een grote en vreselijke dag zal dan toch die dag der eeuwigheid voor ons zijn! Een dag waaraan nooit meer een einde komen zal. Dat we toch recht acht mochten geven op zulk een grote zaligheid die ons nu nog gepredikt wordt. Nu moet ik nodig hiermede mijn brief besluiten. De Heere heilige deze woorden nog ter zaligheid aan onze harten.

Hartelijk gegroet en Gode en Zijn genade bevolen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 december 2002

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Antwoord per brief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 december 2002

De Wachter Sions | 8 Pagina's